Gebruikershandleiding

firefly disclaimer

Bedankt dat u voor firefly hebt gekozen. firefly is een slimme elektrische auto die is ontworpen om uw milieuvriendelijke mobiliteit te verbeteren met een naadloze en doordachte gebruikerservaring.

Alvorens u uw reis met de firefly begint, adviseren wij u de "Gebruikershandleiding" op het middendisplay door te nemen en alle nodige informatie over het gebruik van de auto te begrijpen.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming kopieën maken of wijzigingen aanbrengen in de inhoud (geheel of gedeeltelijk) van deze handleiding.

  • Niemand mag zonder wettelijke en geldige toestemming onderdelen van het voertuig ombouwen, afstellen of demonteren, dit om functionele storingen of persoonlijk letsel te voorkomen.

  • De gebruikte labels, tekens en afbeeldingen en ook de inhoud zelf van deze handleiding zijn slechts bedoeld ter illustratie.

De werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto kunnen afwijken van de beschrijvingen en afbeeldingen in deze handleiding. Ze kunnen worden geüpgraded als er een nieuwe softwareversie in uw auto wordt geïnstalleerd. Zie de werkelijke uitrusting, configuratie, functies, enz. van uw auto. Voor alle duidelijkheid: firefly behoudt zich het recht voor om te beslissen of en wanneer er een upgrade van de uitrusting, configuratie, functies en bijbehorende software voor de auto wordt geleverd, waarbij rekening wordt gehouden met veiligheidsaspecten, naleving van wet- en regelgeving en eventuele andere overwegingen.

Informatieaanwijzingen

Om de inhoud van deze handleiding volledig te begrijpen, dient u de "waarschuwingen", "voorzorgsmaatregelen" en "instructies" in de handleiding te kennen en op te volgen.

  • Waarschuwing: Deze inhoud heeft nauw betrekking op persoonlijke veiligheid. Neem deze altijd in acht! Als u dit niet doet, kan dat leiden tot letsel of een ernstig ongeval!

  • Let op: Dit is bedoeld om u te adviseren hoe u mogelijke schade aan de auto of verlies van eigendommen kunt vermijden.

  • Opmerking: Dit biedt u suggesties voor een beter gebruik van uw auto.

Houd u strikt aan de waarschuwingen die in deze handleiding worden vermeld. Dit zal u helpen de auto veiliger te gebruiken. Let ook goed op andere waarschuwingsinformatie die u van firefly krijgt. Voordat u de auto gebruikt, zorgt u ervoor dat u de meest recente versie van deze handleiding leest en vertrouwd bent met de functies van de auto. Als de auto niet correct wordt bediend, kan dit leiden tot letsel bij u of anderen, of tot schade aan de auto of materiële schade. In een dergelijk geval aanvaardt firefly geen verantwoordelijkheid.

Als u vragen hebt over deze handleiding, belt u het servicecentrum van firefly op 800-999-6699, of bezoekt u de officiële website van firefly voor de meest recente Gebruikershandleiding van firefly.

Bel in geval van nood het servicecentrum van firefly op 800-999-6699.

Informatie over de auto

Voertuigidentificatielabel

Het identificatieplaatje van de auto bevindt zich aan de rechterkant onderaan de B-stijl.

GUM253545

Het merklogo van de auto is te vinden op de volgende plaatsen:

GUM253546

Het voertuigidentificatienummer (VIN) staat in reliëf op de vloerplaat onder de voorpassagiersstoel.

GUM253547

De overige VIN's staan op de volgende plaatsen:

GUM253548
  1. B-stijl aan de rechterkant van de carrosserie

  2. Veertoren rechts

  3. Spatbord rechtsvoor

  4. Binnenkant van de kap van de bagageruimte voorin

  5. Onder de linkerhoek van de voorruit

  6. Boven het vloerpaneel achterin

  7. Aan de rechterkant van de achterklep

U kunt het VIN ook aflezen met een compatibel diagnoseapparaat (NIO Diagnostisch systeem Generatie II (BD2)):
  1. Sluit het diagnoseapparaat aan op de diagnosepoort van de auto en schakel het in.

    GUM253549
  2. Start het diagnoseapparaat en log in op de hoofdinterface van het apparaat.

  3. Het diagnoseapparaat leest automatisch het VIN en toont het nummer op de huidige interface van het apparaat.

Microgolfvenster

Er zit een microgolfvenster achter de achteruitkijkspiegel op de voorruit.

Uw tolgeldbetaalapparaat kan op deze locatie worden aangebracht.

GUM253550

Identificatielabel van de aandrijfmotor

Het identificatielabel van de achterste aandrijfmotor bevindt zich onder de motor.

GUM253551

Overzicht exterieur

GUM253552

1. DC/AC-laadpoort

5. Sleepoogklep

2. Verborgen portierhendel

6. Koplampen

3. Zijspiegel

7. Achterreflector

4. Achteruitrijcamera op de zijkant

8. Achterlicht

Overzicht interieur

GUM253553

1. Portierhendel aan de binnenkant

7. Transmissiehendel

2. Bedieningspaneel ruiten

8. eCall en leeslampen

3. Schakelaars op de linkerkant van het stuurwiel

9. Middendisplay

4. Multifunctionele bedieningshendel (verlichting en ruitenwissers)

10. Vak voor draadloos laden

5. Digitaal instrumentenpaneel

11. Gaspedaal

6. Schakelaars aan de rechterkant van het stuurwiel

12. Rempedaal

Display in het midden van de auto

Middendisplay voorin

Wanneer u of een gemachtigde gebruiker inlogt, heeft het middendisplay naadloos toegang tot rijke en aangepaste inhoud, zoals muziek, navigatie, radio, enz. U kunt ook uw favoriete inhoud personaliseren en opslaan in uw account. De volgende keer dat u inlogt, wordt de opgeslagen inhoud automatisch geladen. Wanneer u wisselt tussen verschillende accounts, geeft de auto de gepersonaliseerde inhoud weer, die in de overeenkomstige account is opgeslagen.

U hebt via de hoofdinterface toegang tot de gewenste functies (bijvoorbeeld media, navigatie). De volgende functies worden aangeboden op het middendisplay:

GUM253554
  1. Infobalk

    Toont alarmmeldingen, waarschuwingsmeldingen en -pictogrammen, enz.

    U kunt Bluetooth, netwerk, draadloos opladen en slimme apparaten eenvoudig beheren op de infobalk.

  2. Dynamische informatiestroom

    Geeft basisinformatie weer, zoals de tijd.

  3. Scenario-gebaseerde componenten

    Veeg om te wisselen tussen mediabesturingselementen, navigatiecomponenten en meer.

  4. Omgevingsring

    Veeg om te wisselen tussen functionele componenten, zoals Navigatie en Mijn auto.

  5. Interface voor airco en comfortfuncties

    Voor snel instellen van de airco, stoelen en comfortfuncties.

  6. Voorruit ontdooien en ontwasemen

    Tik om te activeren en mist aan de binnenkant of vorst aan de buitenkant van de voorruit te verwijderen.

  7. Navigatie

    Tik op om naar de Navigatie-app te gaan.

  8. Instellingen van de auto

    Configureer de instellingen van veelgebruikte functies.

    U kunt ook omlaag vegen vanaf de bovenrand van het middendisplay om de interface Snelle toegang te openen, waar u veelgebruikte functies kunt selecteren en snelkoppelingen kunt aanpassen.

  9. Applicatiecentrum

    U kunt hier verschillende apps selecteren.

Weergave-instellingen

Om de machtigingen voor apps van derden te beheren en tevens om opslagruimte voor zowel het systeem als de apps te bekijken en leeg te maken, kunt u op het middendisplay met GUM253555 naar de interface Instellingen gaan en op Algemeen > Systeem > App-beheer tikken.

U kunt de schermhelderheid, desktop en lettertypen van het middendisplay of het instrumentenpaneel beheren door op het middendisplay met GUM253557 naar de interface Instellingen te gaan en op Display te tikken.

Bedienen met behulp van gebaren

Systeemgebaren

Beschrijving van het gebaar

Met één vinger omlaag vegen

Omlaag vegen vanaf de bovenrand van het scherm: de interface Snelle instellingen wordt geopend.

Met één vinger naar rechts vegen

Naar rechts vegen vanaf de linkerrand van het scherm: het omgevingssimulatiescherm wordt geopend.

Met twee vingers omhoog en omlaag vegen

Omhoog en omlaag vegen vanaf de linkerkant van het scherm: de temperatuur van de airco kan worden ingesteld.

Omhoog en omlaag vegen vanaf de rechterkant van het scherm: het volume kan worden ingesteld.

Met twee vingers naar rechts en links vegen

Naar rechts en links vegen vanuit het midden van het scherm: de luchtsnelheid van de airco kan worden ingesteld.

Instrumentenpaneeldisplay

Energieweergave op het instrumentenpaneel

GUM253558
  1. Realtime vermogenswaarde

    Geeft het huidige uitgangsvermogen of de vermogenswaarde van regeneratief remmen weer.

  2. Aanduiding van de rijmodus

    Geeft de huidige rijmodus weer. Zie voor meer informatie het tekstdeel "Rijmodus".

  3. Weergavebalk van het vermogen

    GUM253559
    • Het gele deel van de weergavebalk geeft het huidige uitgangsvermogen aan.

    GUM253560
    • Het gearceerde deel van de weergavebalk van het vermogen geeft aan dat het huidige uitgangsvermogen wordt beperkt.

    GUM253561
    • Het paarse deel van de weergavebalk geeft het huidige regeneratief remmen aan.

    GUM253562
    • Het grijze deel van de weergavebalk geeft de huidige rembekrachtiger aan.

    GUM253563
    • Het gearceerde deel van de weergavebalk van het vermogen geeft aan dat het huidige regeneratief remmen wordt beperkt.

Controlelampjes op het instrumentenpaneel

Als de volgende controlelampjes niet gaan branden of niet uitgaan zoals u normaal zou verwachten, neemt u voor hulp onmiddellijk contact op met het servicecentrum van firefly.

Symbool op het instrumentenpaneel

Beschrijving

GUM253564

Controlelampje voor de regeling van het automatisch grootlicht en dimlicht

GUM253565

Controlelampje voor het grootlicht

GUM253566

Controlelampje voor de automatisch parkeerrem

GUM253567

Controlelampje voor de positieverlichting

GUM253568

Controlelampje voor het dimlicht

GUM253569

Controlelampje voor AUTO regeneratief remmen

GUM253570

Controlelampje voor 'auto is gebruiksklaar'

GUM253571

Controlelampje voor de richtingaanwijzers links

GUM253572

Controlelampje voor de richtingaanwijzers rechts

GUM253573

Controlelampje voor ingeschakeld parkeerlicht

GUM253574

Controlelampje voor de beveiliging van de transmissiestand

GUM253575

Controlelampje voor normale hoogspanningsaccu

GUM253576

Controlelampje voor stand-by van de modus met één pedaal

GUM253577

Controlelampje voor ingeschakelde modus met één pedaal

GUM253578

Controlelampje voor ingeschakelde rijstrookassistent voor noodgevallen

GUM253579

Controlelampje voor de mistlampen achter

GUM253580

Controlelampje voor uitgeschakeld geluidssignaal van de voetgangerswaarschuwing

GUM253581

Controlelampje voor een storing in de parkeerstand/regeneratief remmen

GUM253582

Controlelampje voor een storing in autohold

GUM253583

Controlelampje voor ingeschakeld/storing in het elektronisch stabiliteitscontrolesysteem

GUM253584

Controlelampje voor uitgeschakeld elektronisch stabiliteitsregelsysteem

GUM253585

Controlelampje voor hoogspanningsaccu bijna leeg

GUM253586

Controlelampje voor een storing in de slimme koplampen

GUM253587

Controlelampje voor storing in / start zelfinspectie van waarschuwing voor slaperigheid en afleiding

GUM253588

Controlelampje voor waarschuwing voor slaperigheid en afleiding als geen gezicht is gedetecteerd

GUM253589

Controlelampje voor de slaapstand van waarschuwing voor slaperigheid en afleiding

GUM253590

Controlelampje voor uitgeschakelde waarschuwing rijstrookbewaking

GUM253591

Controlelampje voor uitgeschakelde rijstrookassistent voor noodgevallen

GUM253592

Controlelampje voor een storing in het elektrische-stuurbekrachtigingssysteem

GUM253593

Controlelampje voor een storing in de extra ALC

GUM253594

Controlelampje voor per ongeluk uitschakelen van de acceleratiebewaking

GUM253595

Waarschuwingslampje voor de vermogenslimiet

GUM253596

Waarschuwingslampje voor een storing in het antiblokkeerremsysteem

GUM253597

Waarschuwingslampje voor het bandenspanningbewakingssysteem (TPMS)

GUM253598

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

GUM253599

Waarschuwingslampje voor storing in en uitgeschakeld autonome-noodstopsysteem

GUM253600

Waarschuwingslampje voor storing in en uitgeschakelde waarschuwing aanrijding bij achteruitrijden van autonome-noodstopsysteem

GUM253601

Waarschuwingslampje voor storing in en uitgeschakelde waarschuwing aanrijding bij achteruitrijden

GUM253602

Controlelampje voor de status van de herinnering voor handenvrij

GUM253603

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

GUM253604

Controlelampje voor de elektrische parkeerrem

GUM253605

Controlelampje voor de status van de waarschuwing voor slaperigheid en afleiding

GUM253606

Waarschuwingslampje voor een storing in het e-aandrijflijnsysteem

GUM253607

Waarschuwingslampje voor een storing in het remsysteem

GUM253608

Waarschuwingslampje voor de herinnering van niet-bevestigde veiligheidsgordel voorstoel

GUM253609

Waarschuwingslampje voor de herinnering van niet-bevestigde veiligheidsgordel achterstoel

GUM253610

Waarschuwingslampje voor een storing in de airbags

GUM253611

Waarschuwingslampje voor een storing in de aandrijfmotor

GUM253612

Waarschuwingslampje voor oververhitting van de aandrijfmotor

GUM253613

Waarschuwingslampje voor een storing in het systeem van de laagspanningsaccu

GUM253614

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

GUM253615

Waarschuwingslampje voor oververhitting van de hoogspanningsaccu

GUM253616

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijstrookbewaking en -assistent

GUM253617

Waarschuwingslampje voor een beperking van de rijstrookassistent voor noodgevallen

GUM253618

Waarschuwingslampje voor een storing in de adaptieve cruisecontrol

GUM253619

Waarschuwingslampje voor een storing in de rijhulpfunctie

GUM253620

Waarschuwingslampje voor een storing in het elektrische-stuurbekrachtigingssysteem

GUM253621

Waarschuwingslampje voor een storing in de acceleratiebewaking

GUM253622

Waarschuwingslampje voor een storing in de intelligente snelheidsassistent

Instellingen van de auto

My Car

Met deze interface kunt u de basisinformatie van uw auto bekijken en tevens functies instellen voor bijvoorbeeld opladen, reparatie en onderhoud.

Bediening

Met deze interface kunt u functies instellen voor bijvoorbeeld de stoelen, het stuurwiel, de achterklep, de ruiten en de zijspiegels.

Rijmodus

Met deze interface kunt u functies instellen voor bijvoorbeeld de rijmodus en de neutraalstand (N).

Rijhulp

Met deze interface kunt u functies instellen voor bijvoorbeeld gemakkelijk rijden, de veiligheid in uw rijstrook en het vermijden van aanrijdingen.

Verlichting

Met deze interface kunt u de binnen- en buitenverlichting bekijken en instellen.

Display

Met deze interface kunt u de schermmodus, schermhelderheid en lettergrootte instellen en aanpassen.

Geluid

Deze interface kan worden gebruikt voor het instellen en aanpassen van functies voor het volume (mediavolume, spraak- en navigatievolume, belvolume), geluidseffecten van het geluidsprofielen en hoorbare feedback (systeemgeluid, akoestisch voertuigalarm buiten de auto, geluid vergrendelingsbevestiging enz.).

Algemeen

Deze interface kan worden gebruikt voor het updaten van het systeem, het instellen van het tijdformaat, het veranderen van de taal, de privacy en beveiliging, verbindingsfuncties enz.

Systeemupdate

Uw auto is uitgerust met een systeem voor upgraden op afstand. Wanneer de auto verbonden is met het internet, kunt u de software van het boordsysteem handmatig upgraden door op het middendisplay met GUM253624 naar de interface Instellingen te gaan en op Algemeen > Systeem te tikken. U kunt ook de firefly-app gebruiken om te upgraden op afstand om de functies van uw auto up-to-date te houden.

Als een systeemupdate beschikbaar is voor uw auto, ontvangt u op tijd een melding.

Tijdens het upgraden geeft het middendisplay de voortgang van deze upgrade weer alsmede de geschatte tijd die het zal duren (dit afhangt af van de grootte van het upgradepakket).

Opgelet FY_FOTA升级
  • De systeemupdatefunctie is alleen beschikbaar in het eigenaarsaccount.

  • Verlaat de slimme modi zoals "Huisdiermodus" en "Neutraalstand (N)" af voordat u een upgrade van het systeem uitvoert.

  • Sluit geen externe apparaten aan op de OBD-diagnosepoort voordat u een upgrade van het systeem uitvoert.

  • De systeemupdate moet worden uitgevoerd terwijl de auto in de parkeerstand (P) staat en is verbonden met het netwerk.

  • Het systeemupdateproces verbruikt een bepaalde hoeveelheid energie. Zorg er daarom voor dat het accuniveau van de auto hoger is dan 20% en plan uw trip dienovereenkomstig voordat u de update start.

  • De systeemupdate kan bepaalde functies toevoegen of bijwerken, of de manier wijzigen waarop u deze doorgaans gebruikt. Na het voltooien van de systeemupdate, leest u de instructies zorgvuldig door om de nieuwe functies te begrijpen. Als u niet bekend bent met de bijgewerkte functies, dient u voorzichtig te zijn en verkeerd gebruik of onbedoelde bedieningen te vermijden die letsel of schade aan eigendommen kunnen veroorzaken.

  • Als de systeemupdate niet start of niet lukt, neemt u onmiddellijk contact op met het servicecentrum van firefly.

  • Breng zelf geen wijzigingen aan in onderdelen of software van de auto, om te voorkomen dat systeemupdates mislukken, wat kan leiden tot letsel of schade aan eigendommen.

Alle instellingen resetten

Voordat u uw auto verkoopt of afvoert, moet u alle instellingen resetten en de gegevens over uw auto wissen.

U kunt op het middendisplay met GUM253625 naar de interface Instellingen gaan en op Algemeen > Systeem > Alle instellingen resetten tikken om de lokale gegevens van de auto te wissen en de standaardwaarden te herstellen. De auto keert vervolgens terug naar de situatie om hem te activeren (d.w.z. de interface voor het selecteren van de taal).

Na het resetten van alle instellingen blijven uw cloudgegevens, systeemversie en de meest recente offline pakketten voor elke app in de auto behouden en werkt de sleutel normaal.

De lokale gegevens die zullen worden verwijderd zijn onder andere: Accountinformatie (avatar, naam, wachtwoord enz. van de account), instellingen van de auto (zoals de stand van de bestuurdersstoel en de zijspiegels, airco enz.), rij-instellingen (zoals de rijmodus enz.), systeeminstellingen (zoals de tijd, datum enz.), spraakherkenningsinformatie, navigatie-instellingen, media-informatie enz.

Opgelet FY_恢复出厂设置
  • Alle instellingen resetten is alleen toegankelijk voor de hoofdgebruiker en moet worden uitgevoerd terwijl de auto niet in beweging is (in de parkeerstand (P)) en het laad-/ontlaadpistool niet is aangesloten.

  • Tijdens het resetten worden instrumentenpaneel en middendisplay donker en knipperen ze. Rijd op dit moment niet met de auto omdat dit onverwachte gevolgen kan hebben.

  • Na de reset wordt de auto teruggezet in de inactieve status en moet hij opnieuw worden ingeschakeld voordat hij kan worden gebruikt.

  • Alle instellingen en toepassingsgegevens worden bij een reset gereset. Alle video's die in de auto zijn opgeslagen, worden verwijderd.

  • Alle instellingen resetten verwijdert niet de persoonlijke cloudgegevens van de gebruiker, zoals: voorkeuren voor het rijden, vaak gekozen bestemmingen in de Navigatie, muziekafspeellijsten, enz.

De sleutel aan de account koppelen

Wanneer de auto voor het eerst wordt ingeschakeld en de verificatieprocedure doorloopt, wordt de sleutel standaard gebonden aan de eigenaarsaccount. Wanneer u vervolgens de sleutel gebruikt om de auto te ontgrendelen, worden automatisch de gegevens van het eigenaarsaccount geladen.

De eigenaar kan in de firefly-app de interface voor sleutelbeheer gebruiken om de sleutel te binden aan gemachtigde accounts. Het gevolg is dat wanneer gemachtigde gebruikers hun bijbehorende sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen, de content van de gebonden account automatisch wordt geladen. De eigenaar kan de informatie over gebonden accounts bekijken in de firefly-app en de accounts ontbinden. Zowel de eigenaar als de gebruiker van de gebonden account ontvangen sms-berichten en meldingen in de firefly-app wanneer hun account met succes is gebonden of ontbonden.

Opgelet 钥匙与账户绑定
  • De koppeling van de sleutel aan de account kan alleen worden gewijzigd door de eigenaar van de auto. Voordat ze aan de sleutel kunnen worden gekoppeld, moeten eerst aanvullende firefly-accounts worden gemachtigd.

  • De koppeling tussen de gemachtigde gebruiker en de sleutel wordt automatisch opgeheven op het moment dat de eigenaar de machtiging intrekt.

  • De Gastmodus is alleen beschikbaar voor een sleutel die is gekoppeld aan de eigenaarsaccount.

Van account wisselen

U, een medegebruiker of een gemachtigde gebruiker kan op het middendisplay van account wisselen om de betreffende persoonlijke instellingen te laden.

U, een medegebruiker of een gemachtigde gebruiker kan als volgt van account wisselen:
  • Wanneer de auto verbonden is met het internet of eerder werd aangemeld maar momenteel offline is, ga dan naar de interface Instellingen viaGUM253626op het middendisplay, tik op Mijn auto > Profielavatar, dan verschijnt er een lijst met alle geldige accounts (incl. accounts van eigenaar, medegebruikers en gemachtigde gebruikers). Tik gewoon op de bijbehorende avatar of bijnaam om van account te wisselen. Een account moet worden geverifieerd (QR-code scannen op middendisplay via Firefly-app of verificatiecode invoeren) voordat u kunt inloggen; u kunt ook omlaag vegen vanaf de bovenkant van het middendisplay om naar de snelle pagina te gaan en op de Profielavatar tikken om van account te wisselen.

Opgelet 只有在非驾驶状态可以进行切换账户的操作。FY
  • Wisselen tussen accounts kan alleen worden gedaan wanneer de auto geparkeerd staat.

  • In de gastmodus slaat de auto de ingestelde aangepaste opties niet op.

Gemachtigde ontgrendeling

Voordat u uw auto aan anderen uitleent, kunt u geregistreerde Firefly-app-gebruikers machtigen om uw auto te openen en te gebruiken. Gemachtigde gebruikers kunnen de auto binnen het machtigingsbereik gebruiken met behulp van een telefoonsleutel, die via de Firefly-app wordt geverifieerd.

Machtigen door eigenaar

U kunt de machtiging beheren in de Instellingen "Mijn Voertuig" van de Firefly-app.

U kunt het geregistreerde mobiele nummer van uw medegebruiker of gemachtigde gebruiker toevoegen als gemachtigd account en de bijbehorende rechten instellen. U kunt één medegebruiker en maximaal negen gemachtigde gebruikers toevoegen. Na het instellen van de machtiging van de gebruiker, tikt u op de profielfoto of de gebruikersnaam van de gemachtigde gebruiker om gedetailleerde informatie over de gebruiker en de functies die een machtiging vereisen te bekijken. Als de huidige machtiging actief is, kunt u ook het bereik van de gemachtigde toegang beweren en de machtiging van de gebruiker uitschakelen. Een gemachtigde gebruiker heeft alleen toegang tot functies die een machtiging vereisen en kan geen machtigingen beheren of de Gastmodus instellen.

Opgelet 如已无授权需要,还请及时解除授权,否则授权账户功能将一直生效。FY
  • Als een machtiging niet langer nodig is, annuleert u de machtiging onmiddellijk. Anders blijven de functies van de gemachtigde accounts actief.

  • Als de gemachtigde gebruiker rijdt, wordt om veiligheidsredenen de machtiging pas geannuleerd nadat de gebruiker de auto heeft geparkeerd en vergrendeld.

  • Nadat de auto is vergrendeld, gebruik u de NFC-kaart om de auto te ontgrendelen en in te stappen. De auto wordt automatisch opnieuw aangemeld bij de eigenaarsaccount.

Opmerking 被授权用户需要为 firefly萤火虫app 注册账户,添加授权过程完成后授权即时生效。

Gemachtigde gebruikers moeten zich registreren voor de firefly-app en de machtiging wordt direct van kracht nadat het machtigingsproces is voltooid.

Ontgrendelen door een gemachtigde gebruiker

Gemachtigde gebruikers kunnen de auto ontgrendelen met behulp van hun NFC-sleutel of Firefly-app. Om de accountinformatie en de functies die een machtiging vereisen van een gemachtigde gebruiker te bekijken, tikt u op het middendisplay op zijn/haar profiel-avatar.

  • Ontgrendeling via NFC-sleutel: Plaats de NFC-sleutel in de buurt van het NFC-detectiegebied op de buitenspiegel aan de bestuurderskant.

  • Ontgrendeling op afstand via Firefly-app: Tik in de Firefly-app op de knop Portiervergrendeling in de interface "Mijn Voertuig".

Gast modus

Als u uw auto uitleent, kunt u op het middendisplay op de avatar van u profiel tikken om de Gastmodus in te stellen ter bescherming van uw privacy (zoals navigatiegeschiedenis enz.).

In de Gastmodus kunnen alleen standaardfuncties van de auto, zoals airco, weer en navigatie, worden gebruikt, zonder toegang tot persoonlijke informatie, zoals geschiedenisrecords en favorieten.

Om de Gastmodus te verlaten, moet u op het middendisplay het wachtwoordgebaar invoeren.

Opgelet 仅在非驾驶状态可设置访客模式。
  • De gastmodus kan alleen worden ingesteld wanneer het voertuig niet in beweging is.

  • De eigenaar, medegebruikers en gemachtigde gebruikers kunnen de accountmodus omschakelen naar de Gastmodus wanneer ze aangemeld zijn.

Servicemachtiging

U, medegebruikers of gemachtigde gebruikers kunnen via de firefly-app serviceverzoeken indienen bij het servicecentrum van firefly. Het servicecentrum geeft servicepersoneel tijdelijk de benodigde machtigingen om specifieke services te verlenen. Zodra de service is voltooid, trekt het servicecentrum van firefly de toegekende machtigingen in.

Na machtiging kan servicepersoneel binnen het opgegeven tijdsbestek en het gemachtigde functiebereik met de NFC-sleutel op de telefoon de auto ontgrendelen.

Het gemachtigde servicepersoneel mag geen machtigingen beheren, sleutels binden en andere handelingen uitvoeren.

Opgelet 服务期间,可能无法在 firefly萤火虫app 查看车辆状态。

Het is mogelijk dat u de status van de auto niet kunt bekijken in de firefly-app tijdens het onderhoud.

NFC-kaartsleutel

U of een geautoriseerde gebruiker kan het voertuig ontgrendelen, vergrendelen en starten met de NFC-kaartsleutel.

Opgelet NT2 NFC 卡片
  • Bewaar uw NFC-kaartsleutel op een veilige plaats om verlies te voorkomen.

  • Voorkom stoten of buigen van de NFC-kaartsleutel, en laat hem niet achter op een plaats met een hoge temperatuur of luchtvochtigheid of sterke trillingen.

Ontgrendelen en vergrendelen

Houd de NFC-kaartsleutel ongeveer 10 mm boven het NFC-detectiegebied van de buitenspiegel aan de bestuurderskant en wacht even. De auto wordt automatisch ontgrendeld of vergrendeld.

GUM253628
Opgelet NT2.5/NT3/FY__NFC注意事项
  • Wrijf bij het ontgrendelen of vergrendelen niet over de behuizing van de zijspiegel om beschadiging te voorkomen van de lak op het oppervlak van de behuizing.

  • Dek de NFC-kaart of de NFC-kaartlezer van de auto niet af met metalen materialen, zoals een metalen kaarthouder, metalen autohoes, metaalachtige vinylfolie of metalen decoratieve onderdelen omdat hierdoor de NFC-detectiefunctie kan worden verstoord.

De auto starten

Nadat u de auto hebt ontgrendeld met de NFC-functie, start u de auto binnen 3 minuten door in te stappen, het portier te sluiten, de rem in te trappen en vervolgens de transmissiehendel in de gewenste stand te zetten. Als u langer dan 3 minuten buiten bent geweest, moet u de NFC-sleutel opnieuw activeren door deze dicht bij de NFC-kaartlezer op de buitenspiegel aan de bestuurderskant te houden of door deze op het opbergvak in de middenconsole te leggen om de auto te kunnen starten.

GUM253629

Telefoonsleutel

U kunt de Bluetooth-telefoonsleutel en NFC-telefoonsleutel inschakelen via de Firefly-app.

Bluetooth-telefoonsleutel

Zodra de Bluetooth-telefoonsleutel op uw telefoon is geactiveerd, kunt u de auto ontgrendelen, vergrendelen en starten met alleen uw telefoon.

U kunt een Bluetooth-telefoonsleutel aanmaken in het gedeelte "Sleutelbeheer" van de Firefly-app.

  1. Schakel de Bluetooth-functie van uw telefoon in, blijf in de buurt van de ontgrendelde auto, ga naar de Firefly-app Mijn Voertuig > Sleutelbeheer > Mijn sleutel;

  2. Koppel de Bluetooth van de auto met de Bluetooth van de telefoon volgens de instructies in de handleiding, haal dan de Bluetooth-telefoonsleutel op en activeer deze;

  3. Na een succesvolle activering kunt u de Bluetooth-telefoonsleutel normaal gebruiken. Als u de auto nadert met een eerder gekoppelde Bluetooth-telefoonsleutel, maakt de app automatisch verbinding met de auto.

Opmerking FY_蓝牙钥匙获取求助

Als u problemen hebt met de toegang tot uw Bluetooth-telefoonsleutel of andere problemen ondervindt, kunt u contact opnemen met het servicecentrum van firefly voor hulp.

U kunt op de pagina "Mijn Voertuig" in de Firefly-app controleren of de Bluetooth-telefoonsleutel is verbonden met de auto, of u kunt de Bluetooth-telefoonsleutel beheren via de interface "Sleutelbeheer".

Wanneer de auto geparkeerd staat, schakelt u de Bluetooth van uw telefoon in en blijft u binnen het bereik van de Bluetooth-verbinding van de auto (ca. 30-70 meter, naar gelang de Bluetooth-signaalsterkte). De Bluetooth-telefoonsleutel ondersteunt:

  • Functies van de Firefly-app: Auto ontgrendelen en vergrendelen in de interface "Mijn Voertuig".

  • Near Field Operation: bijv. sleutelloos ontgrendelen, vergrendelen bij verlaten enz.

Nadat u de auto hebt ontgrendeld met de Bluetooth-telefoonsleutel, bent ingestapt, het portier hebt gesloten, de rem hebt ingetrapt en de transmissiehendel in de gewenste stand hebt gezet, kunt u de auto starten.

Opgelet FY__手机蓝牙钥匙
  • Het duurt even voordat de Bluetooth-telefoonsleutel start. Schakel van tevoren Bluetooth op u telefoon in.

  • Als het vergrendelen of ontgrendelen mislukt als gevolg van een probleem met de Bluetooth-verbinding, maakt u opnieuw verbinding via Bluetooth en probeert u het opnieuw.

  • Wanneer u de Bluetooth-telefoonsleutel gebruikt om de auto te starten en de Bluetooth-verbinding mislukt, maakt u opnieuw verbinding via Bluetooth en probeert u het opnieuw.

  • Als een gebruiker zich actief afmeldt bij de account op het huidige apparaat of zich aanmeldt bij een ander apparaat, wordt om veiligheidsredenen de Bluetooth-telefoonsleutel op het oorspronkelijke apparaat automatisch verwijderd. Nadat u zich opnieuw hebt aangemeld bij de account, moet de Bluetooth-telefoonsleutel opnieuw worden geactiveerd.

  • De activeringsstatus van de Bluetooth-sleutel wordt opgeslagen in uw telefoon. Als u een nieuwe telefoon in gebruik neemt, moet u een nieuwe Bluetooth-telefoonsleutel aanmaken nadat u zich hebt aangemeld bij uw account, en wordt de Bluetooth-telefoonsleutel op de oude telefoon automatisch uitgeschakeld.

  • Als u van plan bent uw oude telefoon te blijven gebruiken nadat u deze hebt vervangen door een nieuwe, negeert u handmatig de gekoppelde telefoonsleutel in uw oude telefoon onder Instelling > Bluetooth.

  • Zowel de eigenaar als gemachtigde gebruikers kunnen een Bluetooth-telefoonsleutel aanmaken, maar het aantal gekoppelde Bluetooth-telefoonsleutels voor een auto is beperkt.

  • Als er nog passagiers aanwezig zijn in de auto op het moment dat u deze vergrendelt, kunt u de vergrendelbediening uitvoeren, waarna de passagiers in de auto nog steeds de portieren van binnenuit kunnen openen, maar het antidiefstalsysteem wel geactiveerd zal zijn.

NFC-sleutel telefoon

U of een geautoriseerde gebruiker kan het voertuig ontgrendelen, vergrendelen en starten met een via NFC geactiveerde telefoon.

U kunt de NFC-sleutel van uw telefoon activeren in de interface "Sleutelbeheer" van de Firefly-app.

  1. Ga in de Firefly-app naar Mijn Voertuig > Sleutelbeheer > Mijn sleutels om de NFC-sleutel van uw telefoon te verkrijgen volgens de instructies in de handleiding;

  2. Schakel de NFC-functie van uw telefoon in en stel de Firefly-app in als standaard betaalapp.

Opgelet FY__手机NFC钥匙
  • Elke account kan slechts aan één mobiele NFC-sleutel worden gekoppeld. Als u een nieuwe telefoon in gebruik neemt, moet u een nieuwe mobiele NFC-sleutel aanmaken, en wordt de mobiele NFC-sleutel op de oude telefoon automatisch uitgeschakeld.

  • Als u de mobiele NFC-sleutel gebruikt, moet u ervoor zorgen dat uw telefoon is ingeschakeld en bij sommige modellen moet u ook eerst het scherm wekken.

  • Als u geen geldige NFC-sleutel kunt krijgen, logt u opnieuw in op de firefly-app om hem te downloaden.

  • Als er geen geldige NFC-sleutel wordt gedetecteerd, controleer dan of de auto is gekoppeld aan de huidige account, schakel de NFC-sleutelfunctie opnieuw in en ontgrendel uw telefoon.

  • Omdat Apple geen toestemming geeft voor NFC op dit model, wordt het iOS-systeem momenteel helaas niet ondersteund. Ook is het mogelijk dat vanwege bepaalde systeemeigenschappen enkele andere apparaten de NFC-functionaliteit niet normaal kunnen gebruiken.

Zodra de NFC-telefoonsleutel is geactiveerd, kunt u of een gemachtigde gebruiker deze gebruiken om de auto te ontgrendelen, te vergrendelen en te starten.

  • Ontgrendelen en vergrendelen: Houd de NFC-sleutel van uw telefoon ongeveer 10 mm boven het NFC-sensorgebied op de buitenspiegel aan de bestuurderskant en auto wordt automatisch ontgrendeld of vergrendeld.

  • De auto starten: Nadat u de auto hebt ontgrendeld met de NFC-telefoonsleutel, start u de auto binnen 3 minuten door in te stappen, het portier te sluiten, de rem in te trappen en vervolgens de transmissiehendel in de gewenste stand te zetten. Als u langer dan 3 minuten buiten bent geweest, moet u de NFC-sleutel opnieuw activeren door deze dicht bij de NFC-kaartlezer op de buitenspiegel aan de bestuurderskant te houden of door deze op het opbergvak in de middenconsole te leggen om de auto te kunnen starten.

Machtiging voor telefoonsleutel

Autobezitters kunnen in de Firefly-app andere gebruikers voor hun telefoonsleutel machtigen:

  1. Tik op het Voertuig-pictogram rechtsboven op de pagina Mijn auto om naar de pagina Voertuigstatus te gaan, tik vervolgens op het tandwiel rechtsboven op de pagina Voertuigstatus om naar de pagina Instellingen te gaan.

  2. Tik op "Machtiging voertuig" in het gedeelte "Instellingen".

  3. Tik op de markering Toevoegen in het gedeelte "Algemene machtiging".

  4. Typ de naam van het doelaccount en tik op het juiste resultaat.

  5. Pas het machtigingsbereik aan en tik op "Bestuurder toevoegen" om te bevestigen.

  6. Het gemachtigde account staat op de lijst onder "Algemene machtiging". De machtiging kan tijdelijk worden uitgeschakeld en weer ingeschakeld door de schakelaar ernaast om te zetten.

De algemene stappen om via een gemachtigd account de telefoonsleutel te verkrijgen, zijn als volgt:

  1. De gemachtigde gebruiker kan direct na machtiging overschakelen naar de gemachtigde auto in de autolijst linksboven op de pagina Mijn auto.

  2. Door op het tandwiel rechtsboven op de pagina Mijn auto te tikken, kan de gebruiker naar de pagina Instellingen en naar de pagina "Sleutelbeheer" gaan door op "Sleutels" te tikken in het gedeelte "Instellingen".

  3. Door op "Verkrijg een nieuwe sleutel" te klikken, kan de gemachtigde gebruiker de keuzemenu's vinden om de Bluetooth-telefoonsleutel en de NFC-telefoonsleutel te verkrijgen.

Telefoonsleutel intrekken

  • Autobezitter: Andere gebruikers intrekken.

    De eigenaar van de auto kan de sleutelmachtiging van de gemachtigde gebruiker intrekken door de gemachtigde gebruiker te selecteren op de pagina "Machtiging auto", op de knop Verwijderen rechtsboven op de gebruikerspagina te tikken en te bevestigen. De gemachtigde gebruiker wordt onmiddellijk daarna van de lijst verwijderd.

  • Gemachtigd account: Telefoonsleutel verwijderen.

    De gemachtigde gebruiker kan de gemachtigde sleutel onmiddellijk verwijderen door op "Verwijderen" te klikken op de sleutelkaart. Na bevestiging wordt de sleutelkaart uit de lijst verwijderd.

Find My Car

Bekijk de voertuiglocatie

Zowel u als gemachtigde gebruikers kunnen de Firefly-app gebruiken om de geparkeerde auto terug te vinden.

U kunt naar de interface Instellingen gaan vanafGUM253630 op het middendisplay en vervolgens klikken op Algemeen > Privacy & beveiliging > Systeemtoestemming om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer de functie is ingeschakeld en de auto is verbonden met het netwerk, kunt u nadat u de geparkeerde auto hebt verlaten, op GUM253631 klikken op de kaarttab in de interface "Mijn auto" van de Firefly-app om de huidige voertuiglocatie te bekijken.

Door op de huidige locatie te tikken, kunt u de exacte geografische voertuigpositie en de afstand tot uw mobiele apparaat op de kaart bekijken.

Find My Car-waarschuwing

GUM253632

Als uw telefoon is verbonden met de auto binnen een bereik van 30-70 meter (kan variëren naar gelang signaalsterkte), kunt u op de knop GUM253633tikken in de interface "Mijn auto" van de Firefly-app om uw auto te vinden. Vervolgens geeft de auto geluids- en lichtsignalen om u te helpen de exacte voertuiglocatie te vinden. Druk nogmaals op de bijbehorende knop om de waarschuwing te annuleren, anders wordt de functie na 10 seconden automatisch uitgeschakeld.

Portieren

Opgelet FY__开启车门前请注意

Controleer voordat u het portier opent de omgeving van de auto om er zeker van te zijn dat het veilig is en om ongelukken te voorkomen.

Portier van buitenaf openen

GUM253634
  • Nadat u de auto hebt ontgrendeld met een geldige sleutel zoals NFC, drukt u met uw duim op de voorkant van de portiergreep om deze omhoog te tillen, vervolgens trekt u eraan om het portier te openen.

  • Nadat u de auto met een geldige Bluetooth-telefoonsleutel hebt benaderd, trekt u eenmaal aan de buitengreep van het bestuurdersportier om het portier te ontgrendelen en te openen.

Opgelet FY_外把手破冰

Als bij koud weer een portierhendel op de buitenkant van de auto bevroren is en als gevolg van ijsvorming niet opengeklapt kan worden, tikt u gematigd op de portierhendel op de buitenkant van de auto en het omringende portierpaneel. Nadat de ijslaag is gebroken, trekt u aan de portierhendel op de buitenkant van de auto om het portier te openen. Als de portierhendel op de buitenkant van de auto volledig bevroren is, breekt u het ijs niet met grote kracht om beschadiging van het portier of de portierhendel op de buitenkant van de auto te voorkomen. In dat geval kunt u proberen andere portieren te openen of contact op te nemen met het servicecentrum van firefly voor hulp.

Portier van binnenuit openen

GUM253635

U kunt aan de binnenhandgreep van het portier trekken om het portier te ontgrendelen of te openen. Eenmaal trekken in ontgrendelde stand en tweemaal in vergrendelde stand. Nadat het portier iets open springt, duwt u het portier naar buiten om het te openen.

Handbediende achterklep

Waarschuwing FY_尾门警告信息总
  • Controleer dat de achterklep dicht is voordat u wegrijdt.

  • Voordat u de achterklep opent of sluit, controleert u of zich geen obstakels (mensen of voorwerpen) in de buurt van het pad van de achterklep bevinden om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

Opgelet NT3_尾门注意

Verwijder voordat u de achterklep opent alle materialen die erop zitten (zoals sneeuw en ijs) om te voorkomen dat de achterklep abrupt dichtklapt.

Achterklep openen met een knop

GUM253636

Wanneer de auto ontgrendeld is of de Bluetooth-telefoonsleutel wordt gedetecteerd, drukt u op de mechanische knop op het ruitenwisservlak achter, waarna de achterklep open springt; vervolgens kunt u de achterklep tot de gewenste hoogte omhoog trekken vanaf de rand waar de klep opent.

Achterklep openen met de Firefly-app

Als de auto stilstaat, kunt u in de Firefly-app naar de interface "Mijn Voertuig" gaan en op GUM253637 tikken om de achterklep te openen. Vervolgens kunt u de achterklep tot de gewenste hoogte omhoog trekken vanaf de rand waar de klep opent.

Opmerking FY__手动尾门开启异常提醒_app操作

Als de achterklep niet normaal kan worden ontgrendeld als gevolg van een obstructie en u de achterklep toch op deze manier probeert te openen, informeren het middendisplay en de firefly-app u dat de achterklep niet kan worden geopend.

Achterklep openen via het middendisplay

Nadat de auto in PARK (P) is gezet, kunt u naar de interface Instellingen gaan viaGUM253638op het middendisplay, druk lang op de knop Bediening > Portieren & ruiten > Druk lang op de knop Ontgrendelen om de achterklep te openen. Vervolgens kunt u de achterklep tot de gewenste hoogte omhoog trekken vanaf de rand waar de klep opent.

Opmerking FY_手动尾门开启异常提醒_ICS操作

Als u de achterklep zo opent, maar de achterklep niet normaal kan worden ontgrendeld wegens een blokkade, dan informeert het middendisplay u dat de achterklep niet kan worden geopend.

Achterklep handmatig sluiten

Nadat de achterklep is geopend, kunt u aan de binnengreep van de achterklep trekken om de achterklep soepel te sluiten.

GUM253639
Opgelet NT3_手动开关尾门

Open of sluit de achterklep niet te krachtig of te snel, aangezien hierdoor onderdelen beschadigd kunnen raken.

Elektrische achterklep

Waarschuwing NT3_尾门总
  • Controleer dat de achterklep dicht is voordat u wegrijdt.

  • Voordat u de achterklep opent of sluit, controleert u of zich geen obstakels (mensen of voorwerpen) in de buurt van het pad van de achterklep bevinden om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

Opgelet NT3_尾门注意

Verwijder voordat u de achterklep opent alle materialen die erop zitten (zoals sneeuw en ijs) om te voorkomen dat de achterklep abrupt dichtklapt.

De achterklep openen en sluiten door op de knop te drukken

Knop voor het openen van de achterklep:

GUM253640

Wanneer de auto is ontgrendeld of de Bluetooth-telefoonsleutel wordt gedetecteerd, drukt u lang op de knop voor het openen van de achterklep op de voet van de achterruitenwisser, waarna de achterklep automatisch opengaat.

Druk tijdens het openen van de achterklep kort op de knop voor het openen van de achterklep om de achterklep geopend te laten staan op de hoogte van dat moment. Druk nogmaals kort op de knop om de achterklep te sluiten.

Knop voor het sluiten van de achterklep:

GUM253641

Als de achterklep open staat, drukt u lichtjes op de knop voor het sluiten van de achterklep op het binnenpaneel van de achterklep om de achterklep automatisch te sluiten en te vergrendelen.

Druk tijdens het sluiten van de achterklep kort op de knop voor het sluiten van de achterklep om de achterklep geopend te laten staan op de hoogte van dat moment. Druk nogmaals kort op de knop om de achterklep weer te openen.

De achterklep openen en sluiten op het middendisplay

Nadat de auto is geparkeerd, kunt u op het middendisplay met GUM253642 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Portieren en ruiten tikken, en op deze interface de achterklep openen en sluiten.

  • Openen: Als de achterklep is gesloten, drukt u gedurende ongeveer 1 seconde op de knop Lang drukken om te ontgrendelen en laat u deze los, waarna de achterklep automatisch opengaat.

  • Sluiten: Nadat de achterklep is geopend, drukt u gedurende ongeveer 1 seconde op de knop Geopend en laat u deze los, waarna de achterklep automatisch sluit.

  • Pauzeren: Tik tijdens het openen of sluiten van de achterklep op de knop Openen/Sluiten om de beweging van de achterklep te pauzeren.

De achterklep openen en sluiten in de firefly-app

Als de auto stilstaat, kunt u in de firefly-app naar de interface "Mijn auto" gaan en op GUM253643 tikken om de achterklep te openen of te sluiten.

Opmerking FY__手动尾门开启异常提醒_app操作

Als de achterklep niet normaal kan worden ontgrendeld als gevolg van een obstructie en u de achterklep toch op deze manier probeert te openen, informeren het middendisplay en de firefly-app u dat de achterklep niet kan worden geopend.

De achterklep handmatig openen en sluiten

Als de achterklep niet goed wordt geopend of gesloten, kunt u deze handmatig langzaam en soepel openen of sluiten.

Waarschuwing 避免大力快速开闭电动尾门,否则可能会导致组件损坏。

Open of sluit de achterklep niet te krachtig of te snel, aangezien hierdoor onderdelen beschadigd kunnen raken.

Instellen van de openingshoogte van de achterklep

U kunt de openingshoogte van de achterklep op twee manieren instellen (van 30% tot 100%) en in het geheugen opslaan:

  • U kunt op het middendisplay met GUM253644 naar de interface Instellingen gaan, op Bediening > Portieren en ruiten > Geheugen openingshoogte achterklep tikken en de instelbalk verschuiven om de openingshoogte van de achterklep in te stellen.

  • Nadat u de achterklep handmatig op de gewenste openingshoogte hebt gebracht en hebt gepauzeerd, drukt u gedurende 3 seconden op de knop voor het sluiten van de achterklep om de huidige openingshoogte van de achterklep in het geheugen op te slaan. Nadat de openingshoogte van de achterklep met succes is ingesteld, knipperen alle richtingaanwijzers twee keer om aan te geven dat de instelling is voltooid.

Antibots-/antiklembeveiliging van de achterklep

De achterklep heeft antibots- en antiklembeveiligingsfuncties.

  • Antibotsfunctie: Als de achterklep tijdens het elektrisch openen tegen een obstakel komt, stopt het openen van de achterklep onmiddellijk.

  • Antiklembeveiligingsfunctie: Als de achterklep tijdens het elektrisch sluiten tegen een obstakel komt, stopt hij onmiddellijk en gaat hij een bepaalde afstand terug omhoog.

Waarschuwing 尾门防夹警告_通用
  • Probeer de antiklemfunctie niet uit omdat er door externe factoren een defect kan optreden dat letsel kan veroorzaken.

  • De antiklemfunctie van de achterklep reduceert alleen verwondingen in gevaarlijke situaties, maar kan niet alle beknellingen voorkomen. Bij het sluiten van de achterklep zonder aandacht of controle, kan in bepaalde extreme plaatsen (bijvoorbeeld langs de bovenrand van de achterklep) nog steeds per ongeluk beknelling optreden.

  • Steek bij het sluiten van de achterklep geen lichaamsdelen of andere voorwerpen naar binnen of naar buiten.

  • Bij het sluiten van de achterklep is de antiklemfunctie niet actief tijdens het laatste stukje soft close. Gebruik daarom geen lichaamsdelen of andere voorwerpen om de soft close te hinderen. Druk in een noodgeval op de knop voor het openen van de achterklep om de soft close te stoppen.

Kap van de bagageruimte voorin

Opgelet FY__前舱盖注意事项
  • Controleer tijdens het rijden of de kap van de bagageruimte voorin gesloten is.

  • Voordat u de kap van de bagageruimte voorin opent of sluit, controleert u of zich geen obstakels (mensen of voorwerpen) in de buurt van het pad van de achterklep bevinden om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

  • Om schade aan de kap van de bagageruimte voorin of de ruitenwissers van de voorruit te voorkomen, verzekert u zich ervan dat de ruitenwissers van de voorruit niet omhoog zijn gezet voordat u de kap van de bagageruimte voorin opent.

  • Klim niet in de bagageruimte voorin. Sluit de kap van de bagageruimte voorin niet als er kinderen of huisdieren in de bagageruimte voorin zitten.

  1. Trek twee keer aan de hendel onder de bestuurderskant van het dashboard om de kap van de bagageruimte voorin te ontgrendelen.

    GUM253645
  2. Til de kap van de bagageruimte voorin op en zorg ervoor dat hij goed wordt ondersteund.

    GUM253646

Als u de kap van de bagageruimte voorin sluit, laat u hem eerst voorzichtig zakken terwijl u hem met uw hand vasthoudt en drukt u hem vervolgens op het middelste deel van de voorrand omlaag om er zeker van te zijn dat hij volledig gesloten is.

Opgelet FY__前舱盖关闭注意事项
  • Controleer voordat u de kap van de bagageruimte voorin sluit of het gebied waarin de kap van de bagageruimte voorin wordt gesloten vrij is.

  • Sluit de kap van de bagageruimte voorin niet te hard en laat hem niet vrij vallen.

Ruiten

Waarschuwing 请勿将头手深出窗外

Steek voor uw eigen veiligheid nooit uw hoofd of handen buiten een rijdende auto.

Ruitschakelaars

De armsteun van het bestuurdersportier is uitgerust met een schakelaargroep om alle vier ruiten te bedienen, zodat de bestuurder alle ruiten gemakkelijk kan regelen.

GUM253647
  1. Ruit van bestuurder

  2. Ruit van voorpassagier

  3. Ruit rechtsachter

  4. Ruit linksachter

De armsteun van elk van de andere drie portieren heeft een bijbehorende ruitschakelaar, waarmee de passagiers hun ruit kunnen bedienen.

GUM253648
De ruitschakelaars hebben een tweetraps bediening, zodat u de ruiten als volgt kunt bedienen:
  • Handmatig omhoog: Trek de schakelaar omhoog of druk hem omlaag naar de eerste stand om de beweging van de ruit te regelen. Als u de schakelaar loslaat, stopt de ruit op de huidige hoogte.

  • Automatisch omhoog: Trek de schakelaar omhoog of druk hem omlaag naar de tweede stand om de ruit volledig automatisch te openen of te sluiten. Trek de schakelaar nogmaals omhoog of druk hem nogmaals omlaag tijdens de beweging van de ruit om de huidige actie te onderbreken.

Opgelet EU_远程操控车窗

Voordat u de ruiten bedient, controleert u of geen lichaamsdelen van de passagiers (met name kinderen) uit de ruiten steken aangezien dit ernstig letsel kan veroorzaken.

Ventilatie-/Kiermodus

Als u op de bestuurdersstoel zit, kunt u met spraakopdrachten de ruiten instellen op de Ventilatie- of Kiermodus. Voorbeeld: "Hallo lumo, zet de ruiten in de Ventilatie-/Kiermodus".
  • Ventilatiemodus: Indien ingeschakeld op een snelheid lager dan 60 km/u, gaan alle ruiten volledig open, maar op of boven deze snelheid gaan ze 20% open.

  • Kiermodus: De ruiten linksvoor en rechtsachter worden ongeveer 12% geopend.

Opgelet FY__车窗语音控制
  • Alleen met spraakopdrachten vanaf de bestuurdersstoel kunnen de ruiten worden versteld.

  • Wanneer de ruitvergrendeling achter geactiveerd is, kunt u de achterruiten niet verstellen met behulp van spraakopdrachten.

Ruiten automatisch sluiten bij vergrendelen

Om het vergrendelen te vereenvoudigen kunt u terwijl u geparkeerd staat, op het middendisplay met GUM253649 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Portieren en ruiten > Ruiten automatisch sluiten bij vergrendelen tikken om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten automatisch gesloten wanneer u de auto vergrendelt met behulp van een externe vergrendelingsmethode (bijvoorbeeld NFC-sleutel of firefly-app). Als u, terwijl de ruit wordt gesloten, in de firefly-app op de interface "Mijn auto" op de knop Ontgrendelen/Vergrendelen drukt, wordt de beweging van de ruit gepauzeerd in de huidige stand.

Opgelet FY_锁车自动关窗
  • Zorg ervoor dat de auto goed is vergrendeld voordat u automatisch sluiten bij vergrendelen activeert.

  • Als de auto wordt vergrendeld terwijl de ruiten worden gesloten, stoppen de ruiten met sluiten. In dat geval kunt u de auto eerst ontgrendelen en vervolgens weer vergrendelen om automatisch sluiten bij vergrendelen in te schakelen.

Ruiten automatisch sluiten bij regen

U kunt op het middendisplay met GUM253650 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Portieren en ruiten > Ruiten automatisch sluiten bij regen tikken om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden alle ruiten automatisch gesloten wanneer u de auto uitschakelt en het systeem regen detecteert.

Opgelet FY__下雨自动关窗

Zelfs als u het automatisch sluiten van de ruiten bij regen hebt geactiveerd, moet u voor de veiligheid van de auto controleren om er zeker van te zijn dat de ruiten volledig gesloten zijn wanneer u de auto verlaat.

Ruiten achter vergrendelen

U kunt op het middendisplay met GUM253651 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Portieren en ruiten > Ruiten achter vergrendelen tikken om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer de functie Ruiten achter vergrendelen is ingeschakeld, wordt de ruitschakelaar op de armsteun van de achterportieren uitgeschakeld en kunt u de ruiten links- en rechtsachter alleen bedienen met de ruitschakelaars op het bestuurdersportier.

Opmerking FY__后车窗锁说明

Nadat de ruitvergrendeling achter is ingeschakeld, wordt alleen de schakelaarbediening van de zijruiten achter uitgeschakeld en heeft dit geen invloed op de bediening van de zijruiten achter in andere modi (zoals automatisch sluiten bij vergrendelen, automatisch sluiten van de ruiten bij regen, huisdiermodus enz.).

Antiklembeveiliging van ruiten

De vier ruiten hebben een antiklembeveiliging. Als een vreemd voorwerp het sluiten van de ruit blokkeert, stopt de ruit en gaat deze gedeeltelijk weer open.

De veiligheidszone van de antiklemfunctie van de ruit wordt in de onderstaande afbeelding weergegeven:

GUM253652
Waarschuwing 车窗防夹警告
  • Steek bij het sluiten van de ruiten geen lichaamsdelen of andere voorwerpen naar binnen of naar buiten.

  • Hoewel de ruiten zijn uitgerust met een antiklembeveiliging, kan door onoplettend of ongecontroleerd sluiten van de ruiten toch per ongeluk letsel worden veroorzaakt.

  • Probeer de antiklemfunctie niet uit omdat er door externe factoren een defect kan optreden dat letsel kan veroorzaken.

  • Laat mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen (zoals kinderen) niet de ruiten bedienen om persoonlijk letsel of materiële schade te voorkomen.

In de volgende gevallen worden de antiklemfunctie en de functie voor het automatisch sluiten van de ruit tijdelijk uitgeschakeld en na 10 seconden automatisch weer hersteld:
  • Wanneer de ruit bevriest en het sluiten wordt onderbroken.

  • Het sluiten van de ruit werd gestopt toen de antiklembeveiliging kort na de eerste activering twee keer achter elkaar werd geactiveerd.

Als een van de volgende scenario's zich voordoet tijdens het gebruik van de auto:
  • De antiklembeveiliging en de functie voor het automatisch sluiten van de ruit werken niet (bijvoorbeeld na opnieuw opstarten nadat de 12V-accu is losgekoppeld).

  • De firefly-app geeft aan dat de ruit moet worden gekalibreerd.

Initialiseer de ruit als volgt:
  1. Trek de betreffende ruitschakelaar omhoog om de ruit volledig te sluiten.

  2. Druk de schakelaar omlaag om de ruit een klein stukje te openen.

  3. Trek nogmaals de schakelaar omhoog om de ruit volledig te sluiten.

  4. Druk de schakelaar omlaag om de ruit zo ver mogelijk te openen.

Instellingen voor vergrendelen

VOERTUIG ONTGRENDELMODUS

U kunt de ontgrendelingsmodus van de auto instellen op het middendisplay.

U kunt op het middendisplay met GUM253653 naar de interface Instellingen gaan, op Bediening > Portieren en ruiten > Ontgrendelen tikken en het volgende selecteren:
  • Bestuurdersportier: Alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld wanneer de auto van buitenaf wordt ontgrendeld.

  • Alle deuren: Alle portieren worden tegelijkertijd ontgrendeld wanneer de auto van buitenaf wordt ontgrendeld.

Opmerking NT3_车辆解锁模式

Bij automatisch ontgrendelen in de parkeerstand (P) en ontgrendelen via het middendisplay wordt de volledige auto ontgrendeld, en deze functies worden niet beïnvloed door de modi Auto ontgrendelen.

Automatisch ontgrendelen in de parkeerstand (P)

Na het parkeren en het selecteren van de parkeerstand (P), wordt de auto automatisch ontgrendeld zonder dat u handmatig op de knop op het middendisplay hoeft te drukken.

U kunt op het middendisplay met GUM253654 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Portieren en ruiten > Automatisch ontgrendelen in de parkeerstand (P) tikken om deze functie in of uit te schakelen.

Vergrendelen bij weglopen

De auto wordt automatisch vergrendeld wanneer hij geparkeerd staat en detecteert dat u de auto hebt verlaten en met een gekoppelde Bluetooth-telefoonsleutel meer 8 meter bent weggelopen.

U kunt op het middendisplay met GUM253655 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Portieren en ruiten > Vergrendelen bij weglopen tikken om deze functie in of uit te schakelen.

Wij adviseren u de functie automatisch vergrendelen bij weglopen te gebruiken in een vertrouwde en veilige parkeeromgeving, en om de status van de auto te bevestigen in de firefly-app nadat u bent weggelopen van de auto.

Nadat de auto met succes is vergrendeld, brengt het systeem het geluid vergrendelingsbevestiging voort en knipperen de richtingaanwijzers synchroon. De zijspiegels worden automatisch ingeklapt in het geval de functie voor automatisch inklappen van de zijspiegels is ingeschakeld.

Opgelet FY__离开车辆时请确认车辆已成功自动上锁
  • Wanneer Vergrendelen bij verlaten is ingeschakeld, verzekert u zich voordat u wegloopt ervan dat er geen kinderen of huisdieren in de auto achterblijven, om ongevallen te voorkomen.

  • Bij het verlaten van de auto kunt u controleren of de auto automatisch vergrendeld is en uw eigendommen beschermd zijn aan de hand van de terugkoppeling of door de status van de auto visueel te controleren (via de koplampen, zijspiegels of firefly-app).

  • Als zich een geldige telefoonsleutel in de auto bevindt of als er niet wordt voldaan aan andere vergrendelingsvoorwaarden (zoals geopende portieren, kap van de bagageruimte voorin, achterklep enz.), wordt Vergrendelen bij verlaten uitgeschakeld.

  • DC-laders, hoogspanningsverdeelstations en andere apparatuur met sterke magnetische velden produceren sterke interferentie die het signaal van de telefoonsleutel beïnvloedt. In sommige gevallen kan dit onverwachte vergrendeling of geweigerde vergrendeling veroorzaken.

Geluid vergrendelingsbevestiging

U kunt het geluid voor het bevestigen van de vergrendeling van de auto instellen op het middendisplay.

U kunt op het middendisplay met GUM253656 naar de interface Instellingen gaan en opGeluid > Geluid vergrendelingsbevestiging tikken om deze functie in of uit te schakelen.

Ontgrendelen en vergrendelen in de firefly-app

De firefly-app kan via Bluetooth of op afstand verbinding maken met de auto. Als u ver weg bent van de auto, kunt u in de firefly-app naar de interface "Mijn auto" gaan en op Portiersloten tikken om de portieren vanaf afstand te ontgrendelen of te vergrendelen.

Om de auto in de firefly-app te ontgrendelen of te vergrendelen, moet gelijktijdig aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
  • De auto staat in parkeerstand (P) en alle portieren zijn gesloten.

  • De mobiele telefoon en de auto moeten verbonden zijn met het internet, en de firefly-app en de auto moeten de authenticatie van de verbinding op afstand of via Bluetooth hebben voltooid.

Opmerking FY__如用户无法使用手机App执行解锁操作

Als het niet lukt om uw auto te ontgrendelen via de firefly-app, of als u andere problemen ondervindt, kunt u contact opnemen met het servicecentrum van firefly voor hulp.

Ontgrendelen en vergrendelen op de middenconsole

U kunt de auto ontgrendelen of vergrendelen met de vergrendelknop op de middenconsole. De vergrendelknop bevindt zich op de armsteun in het bestuurdersportier.

GUM253657

Wanneer de auto volledig ontgrendeld is en alle portieren gesloten zijn, drukt u op de vergrendelknop op de middenconsole om de auto van binnenuit te vergrendelen, waarna het lampje van de knop rood wordt.

Wanneer de auto volledig vergrendeld is (niet van buitenaf) of alleen het bestuurdersportier ontgrendeld is, wordt de auto ontgrendeld door op de vergrendelknop op de middenconsole te drukken als de snelheid lager dan 5 km/u is. Het controlelampje van de knop dooft.

Wanneer de auto volledig vergrendeld is (niet van buitenaf), trekt u eenmaal aan de binnengreep van het portier om het te ontgrendelen, waarna de vergrendelknop op de middenconsole in de ontgrendelde stand staat. De andere portieren blijven echter vergrendeld.

Opgelet 中控解锁上锁

Rijd voorzichtig bij het ontgrendelen van een voertuig dat in beweging is en let op obstakels aan de zijkanten van de auto.

Opmerking FY_中控上锁尾门外部开启禁用

Nadat het middendisplay is vergrendeld, kan de achterklep niet meer van buitenaf met behulp van de achterklepknop worden geopend. Ontgrendel eerst de auto om de achterklep te kunnen openen.

Sleutelloos ontgrendelen

Ontgrendelen met de portierhendel op de buitenkant van de auto

Als u een geldige Bluetooth-telefoonsleutel in de buurt van de auto hebt:

  • Door één keer aan de bestuurdersportierhendel op de buitenkant van de auto te trekken, ontgrendelt de auto het bestuurdersportier of alle portieren, afhankelijk van de huidige instelling van de modus Auto ontgrendelen.

  • Door één keer aan de voorpassagiersportierhendel op de buitenkant van de auto te trekken, ontgrendelt de auto alle portieren.

GUM253658

Zodra de auto is ontgrendeld en een van beide portieren niet binnen 30 seconden wordt geopend, worden de portieren automatisch opnieuw vergrendeld.

Opgelet FY_无钥匙解锁

Gebruik geen buitensporige kracht om de portierhendels op de buitenkant van de auto in te drukken omdat dit kan leiden tot beschadiging van de onderdelen.

Bluetooth-antenne

Locatie van de interne Bluetooth-antennes:

GUM253659
  1. Zijspiegel links

  2. Binnenin de centrale computerclustermodule aan de achterkant van het instrumentenpaneel

  3. Zijspiegel rechts

  4. Boven de achterbumpersteun (linkerkant)

Waarschuwing 为避免心脏起搏器和无钥匙解锁系统的天线相互干扰,体内植入心脏起搏器的人员应确保与车内天线保持 22 厘米以上的距离。

Mensen met een geïmplanteerde pacemaker moeten ten minste 22 centimeter uit de buurt blijven van de Bluetooth-antenne binnenin de auto om interferentie tussen het sleutelloze ontgrendelingssysteem en de functionaliteit van hun pacemaker te voorkomen.

Wegrijvergrendeling

Wanneer de auto ontgrendeld is en alle portieren, de kap van de bagageruimte voorin en de achterklep goed gesloten zijn, wordt de auto automatisch vergrendeld wanneer deze een snelheid van 8 km/u of hoger bereikt.

Opmerking 车辆由静止到行驶的过程中,只能触发一次自动上锁功能。

Als u gaat rijden nadat de auto heeft stilgestaan, wordt de automatische vergrendeling slechts één keer geactiveerd.

Antidiefstalsysteem van de auto

Automatisch opnieuw vergrendelen

Als u na het ontgrendelen van de auto van buitenaf met een NFC-sleutel enz. niet binnen 30 seconden een portier opent of een andere bediening van de auto uitvoert, wordt de auto voor de veiligheid automatisch opnieuw vergrendeld.

Antidiefstalsysteem

Wanneer de auto (inclusief kap van de bagageruimte voorin en de achterklep) van buitenaf met de sleutel wordt vergrendeld, wordt het antidiefstalsysteem automatisch geactiveerd.

Als iemand een portier van de auto (inclusief kap van de bagageruimte voorin en de achterklep) probeert te openen zonder geldige smart key of machtiging, zal de auto automatisch het antidiefstalalarm activeren en een hoorbare en zichtbare waarschuwing geven via de claxon en richtingaanwijzers. U kunt het diefstalalarm uitschakelen door de auto van buitenaf te ontgrendelen met bijvoorbeeld een NFC-sleutel.

Opgelet 为确保车辆安全

Het alarmsysteem zal een alarm activeren wanneer een portier illegaal wordt geopend. Om de veiligheid van de auto te garanderen, parkeer u op een veilige plaats en verwijder u waardevolle spullen voordat u de auto verlaat.

USB-poort

Er zitten 2 USB Type-C poorten in de auto.

Locatie: Armsteunvak voor
GUM252277
  1. Type C-poort (18 W): Voor opladen van mobiele apparaten.

  2. Type C-poort (60 W): Om USB-audiobron aan te sluiten en mobiele apparaten op te laden.

12V-voeding

12V-voeding in de bagageruimte achterin

De achterbak is voorzien van een 12V-stopcontact met een maximaal vermogen van ongeveer 180 W.

GUM253663
Waarschuwing 请勿将手指或异物插入电源接口,以免造成意外伤害

Steek geen vingers of voorwerpen in de stopcontacten, om onbedoeld letsel te voorkomen.

Opgelet 不使用12V 电源时,请务必盖上保护盖,防止液体或杂物进入电源接口。

Dek het 12V-stopcontact altijd af als het niet in gebruik is, om te voorkomen dat vloeistoffen of vuil het stopcontact binnendringen.

Voertuig opladen

U kunt de auto zowel aan een thuislader als aan een openbare laadpaal opladen en er zijn twee manieren om de auto op te laden:
  • Opladen met een AC-lader: Langzaam opladen kan door een AC-lader aan te sluiten op een laadpoort voor langzaam opladen, zoals een thuislader of een eigen laadpunt bij een parkeerplaats. Langzaam opladen kan ook door een AC-lader aan te sluiten op een laadpoort voor langzaam opladen op openbare plaatsen, zoals openbare parkeerterreinen, grote supermarkten en laadstations.

  • Opladen met een DC-lader: Snelladen kan worden gedaan door een DC-lader aan te sluiten op een laadpoort voor snelladen. DC-laders staan doorgaans op openbare parkeerterreinen, bij supermarkten, laadstations en andere openbare plaatsen.

AC-oplaadproces

  1. Nadat de auto is ontgrendeld, drukt u op de volgende plek op de afdekking van de laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort handmatig kan worden geopend.

    GUM253666
  2. Controleer of de laadpoort en de laadapparatuur in goede staat verkeren, lijn de laadstekker uit met de laadpoort van de auto, waarna de laadstekker en de laadpoort op elkaar worden afgestemd:
    • Als het controlelampje van de laadpoort niet brandt, betekent dit dat het laadpistool niet correct is aangebracht. Controleer het laadpistool of breng hem opnieuw aan.

    • Als het controlelampje van de laadpoort geel en wit pulseert, betekent dit dat het laadpistool correct is aangebracht, maar de accu niet wordt opgeladen.

    • Als het lampje van de laadpoort groen pulseert, betekent dit dat het oplaadproces van de auto is gestart.

    GUM253667
  3. Nadat het oplaadproces is gestart, kunt u op het middendisplay met GUM253668 naar de interface Instellingen gaan en op Mijn auto > Oplaadbeheer tikken, of de huidige status van het oplaadproces controleren in de firefly-app.

  4. Nadat het opladen is voltooid, ontgrendelt u de hele auto en drukt u op de ontgrendelknop voor de laadstekker voordat u de laadstekker loskoppelt.

    Als u het opladen handmatig moet stoppen, gaat u op het middendisplay met GUM253669 naar de interface Instellingen en tikt u vervolgens op Mijn auto > Oplaadbeheer > Stop opladen, of tikt u in de firefly-app op Stop opladen voordat u de laadstekker loskoppelt. Zodra het controlelampje van de laadpoort geel en wit pulseert, trekt u het laadpistool eruit.

    Na het ontgrendelen van de hele auto, drukt u rechtstreeks op de knop voor het handmatig stoppen van bidirectioneel opladen om het opladen te stoppen en koppelt u de laadstekker los.
    GUM253670
    Opgelet 充电-FY
    • Koppel de laadstekker niet los voordat de hele auto is ontgrendeld.

    • Wij adviseren bij het aansluiten van de laadkabel deze volledig in de laadaansluiting te steken en vervolgens 2 seconden met uw hand vast te houden voordat u hem loslaat. Als de laadindicator rood knippert, probeert u nog 1 of 2 keer op te laden met de laadkabel door de bovenstaande stappen te volgen. Als het opladen nog steeds mislukt, vervangt u de laadkabel.

    • Bij het aansluiten of loskoppelen van de laadstekker, moet u recht voor de laadpoort staan. Als de laadkabel vast zit, probeert u deze iets op te tillen. Schud de laadkabel niet met kracht tijdens het aansluiten of loskoppelen om te voorkomen dat de laadkabel of de laadpoort wordt beschadigd.

    • Trek tijdens het opladen niet met kracht de laadstekker rechtstreeks eruit omdat hierdoor de laadpoort kan worden beschadigd en in extreme gevallen dit uw persoonlijke veiligheid in gevaar kan brengen.

    • Als het controlelampje van de laadpoort tijdens het opladen rood knippert, gaat u naar een andere laadstation en probeert u het daar opnieuw. Als het controlelampje rood blijft knipperen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

    • Nadat het opladen is voltooid, wacht u 3 seconden voordat u de laadkabel loskoppelt, om te voorkomen dat u hem te snel eruit trekt, waardoor een vlamboog kan ontstaan met persoonlijk letsel tot gevolg.

    • Na het opladen is het belangrijk de stofdop terug te plaatsen op de laadpoort om het binnendringen van water en stof te voorkomen. Sluit de afdekking niet voordat de stofdop is teruggeplaatst omdat hierdoor de kabel van de stofdop kan worden beschadigd, of het vergrendelingsmechanisme van de afdekking van de laadpoort kan vastlopen.

  5. Nadat u de laadstekker hebt losgekoppeld, bergt u de laadkabel correct op en drukt u handmatig op het afdekking van de laadpoort om deze te sluiten.

DC-oplaadproces

  1. Nadat de auto is ontgrendeld, drukt u op de volgende plek op de afdekking van de laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort handmatig kan worden geopend.

    GUM253671
  2. Verwijder de stopdop vanaf de DC-laadpoort, controleer of de laadpoort en laadapparatuur in goede staat verkeren, lijn de laadstekker uit met de laadpoort van de auto, waarna de laadstekker en de laadpoort op elkaar worden afgestemd:
    • Als het controlelampje van de laadpoort niet brandt, betekent dit dat het laadpistool niet correct is aangebracht. Controleer het laadpistool of breng hem opnieuw aan.

    • Als het controlelampje van de laadpoort geel en wit pulseert, betekent dit dat het laadpistool correct is aangebracht, maar de accu niet wordt opgeladen.

    • Als het lampje van de laadpoort groen pulseert, betekent dit dat het oplaadproces van de auto is gestart.

    GUM253672
  3. Zodra het opladen beging, kunt u op het middendisplay met GUM253673 naar de interface Instellingen gaan en op Mijn auto > Oplaadbeheer tikken, of in de firefly-app de huidige status van het opladen controleren.

  4. Nadat het opladen is voltooid, ontgrendelt u de hele auto en drukt u op de ontgrendelknop voor de laadstekker voordat u de laadstekker loskoppelt.

    Als u het opladen handmatig moet stoppen, gaat u op het middendisplay met GUM253674 naar de interface Instellingen en tikt u vervolgens op Mijn auto > Oplaadbeheer > Stop opladen, of tikt u in de firefly-app op Stop opladen voordat u de laadstekker loskoppelt.

    Na het ontgrendelen van de hele auto, drukt u rechtstreeks op de knop voor het handmatig stoppen van bidirectioneel opladen om het opladen te stoppen en koppelt u de laadstekker los.
    GUM253675
    Opgelet 充电-FY
    • Koppel de laadstekker niet los voordat de hele auto is ontgrendeld.

    • Wij adviseren bij het aansluiten van de laadkabel deze volledig in de laadaansluiting te steken en vervolgens 2 seconden met uw hand vast te houden voordat u hem loslaat. Als de laadindicator rood knippert, probeert u nog 1 of 2 keer op te laden met de laadkabel door de bovenstaande stappen te volgen. Als het opladen nog steeds mislukt, vervangt u de laadkabel.

    • Bij het aansluiten of loskoppelen van de laadstekker, moet u recht voor de laadpoort staan. Als de laadkabel vast zit, probeert u deze iets op te tillen. Schud de laadkabel niet met kracht tijdens het aansluiten of loskoppelen om te voorkomen dat de laadkabel of de laadpoort wordt beschadigd.

    • Trek tijdens het opladen niet met kracht de laadstekker rechtstreeks eruit omdat hierdoor de laadpoort kan worden beschadigd en in extreme gevallen dit uw persoonlijke veiligheid in gevaar kan brengen.

    • Als het controlelampje van de laadpoort tijdens het opladen rood knippert, gaat u naar een andere laadstation en probeert u het daar opnieuw. Als het controlelampje rood blijft knipperen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

    • Nadat het opladen is voltooid, wacht u 3 seconden voordat u de laadkabel loskoppelt, om te voorkomen dat u hem te snel eruit trekt, waardoor een vlamboog kan ontstaan met persoonlijk letsel tot gevolg.

    • Na het opladen is het belangrijk de stofdop terug te plaatsen op de laadpoort om het binnendringen van water en stof te voorkomen. Sluit de afdekking niet voordat de stofdop is teruggeplaatst omdat hierdoor de kabel van de stofdop kan worden beschadigd, of het vergrendelingsmechanisme van de afdekking van de laadpoort kan vastlopen.

  5. Nadat u de laadstekker hebt losgekoppeld, bergt u de laadkabel correct op en drukt u handmatig op het afdekking van de laadpoort om deze te sluiten.

Controlelampje voor opladen

Status van het controlelampje

Beschrijving

Geel en witte pulserend

Aangesloten, maar laadt niet op

Aangesloten en gepland opladen is bezig

Opladen is handmatig gestopt

Groen pulserend

Opladen is bezig

Groen continu

Opladen is voltooid

Rood continu

Storing tijdens opladen

Status van de verlichte logo's

Beschrijving

Wit pulserend

Opladen is bezig

Wit continu

Opladen is voltooid

Auto ontladen

U kunt de AC-laadpoort van de auto en een ontlader gebruiken om de acculading te benutten door middel van ontladen, wat diverse mogelijkheden bij kamperen biedt.

Ontlaadproces

  1. Nadat de auto is ontgrendeld, drukt u op de volgende plek op de afdekking van de laadpoort, waarna de afdekking van de laadpoort handmatig kan worden geopend.

    GUM253684
  2. Controleer of de ontlader intact is en sluit de ontlader aan op de laadpoort voor langzaam opladen van de auto.

  3. U kunt het begin van het ontladen controleren door op het middendisplay met GUM253685 naar de interface Instellingen te gaan en op Mijn auto > Oplaadbeheer te tikken, of door de firefly-app te gebruiken. Controleer vervolgens de huidige status van het ontladen en stel op de interface Oplaadbeheer de ontlaadlimiet in.

  4. Nadat het ontladen voltooid is, ontgrendelt u de auto voordat u de ontlader loskoppelt.

    Tijdens het ontlaadproces kunt u het ontladen handmatig stoppen met behulp van de volgende methoden voordat u de ontlader loskoppelt.

    • Druk rechtstreeks op de knop voor het handmatig stoppen van bidirectioneel opladen.

    • Tik van het middendisplay in de interface Instellingen op de knop Ontladen stoppen.

    • Gebruik de firefly-app om het ontladen te stoppen.

  5. Nadat u de ontlader hebt losgekoppeld, bergt u het ontlaadapparaat correct op en drukt u handmatig op de afdekking van de laadpoort om deze te sluiten.

Opgelet 放电-FY
  • Voor externe ontlading van voertuigen is een speciale ontlader vereist, die externe ontlading met een maximumuitgangsvermogen van 3,3 kW mogelijk maakt en geschikt is voor buitengebruik van elektrische uitrusting.

  • Wanneer de auto extern wordt ontladen, mag u geen apparaten gebruiken die het maximumontladingsvermogen overschrijden.

  • Controleer vóór het ontladen of het resterende accuvermogen van de auto meer is dan 20%, anders is de ontladingsfunctie niet beschikbaar.

  • Zorg ervoor dat de ontlader schoon en droog is voordat u hem aansluit.

Waarschuwing 严禁带电操作,操作时注意安全检查。
  • Raak het ontladingsapparaat en de laadpoort niet rechtstreeks aan nadat de ontladingsfunctie is ingeschakeld om persoonlijk letsel of zelfs overlijden te voorkomen.

  • Bedien nooit een elektrisch apparaat terwijl dit is ingeschakeld en let op de veiligheidsinspectie.

  • Bedien het nooit met natte handen.

Controlelampje voor ontladen

Status van het controlelampje

Beschrijving

Geel en witte pulserend

Aangesloten, maar ontlaadt niet

Ontladen is handmatig gestopt

Groen pulserend

Ontladen is bezig

Groen continu

Ontladen is voltooid

Rood continu

Storing tijdens ontladen

Status van de verlichte logo's

Beschrijving

Wit pulserend

Ontladen is bezig

Wit continu

Ontladen is voltooid

Noodontgrendeling van de laadstekker

Als de laadstekker zelfs na het ontgrendelen van de hele auto niet kan worden losgekoppeld, volgt u deze stappen om de laadstekker te ontgrendelen:

  1. Stop het bidirectioneel opladen nogmaals op het middendisplay met behulp van de Knop voor het handmatige stoppen van bidirectioneel opladen, of in de firefly-app, om de laadstekker te ontgrendelen.

  2. Steek de laadstekker opnieuw stevig in de laadpoort om er zeker van te zijn dat de ontgrendelknop van de laadstekker omhoog komt. Houd vervolgens de ontgrendelknop van de laadstekker 1 tot 2 seconden ingedrukt voordat u probeert de laadstekker los te koppelen.

  3. Gebruik de noodontgrendelingskabel voor de laadpoort om de laadstekker te ontgrendelen: U kunt de verwijderingshaak in het noodgereedschapsset voor onderweg gebruiken om de betreffende afdekking in de bagageruimte achterin te verwijderen, aan de noodontgrendelingskabel voor de laadpoort te trekken en vervolgens te proberen de laadstekker los te koppelen.

    GUM253686
    Opgelet 使用充电底座紧急解锁拉索解锁充电枪仅适用于紧急情况,频繁使用可能会损坏紧急解锁拉索或充电设备。

    Gebruik alleen de noodontgrendelingskabel voor de laadpoort om de laadstekker in noodgevallen te ontgrendelen. Door veelvuldig gebruik kan de noodontgrendelingskabel of het oplaadapparaat worden beschadigd.

  4. Als u de laadstekker nog steeds niet kunt loskoppelen, stopt u onmiddellijk met opladen en neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

Autoaccu en oplaadweergave

Instellingen voor opladen op het middendisplay

U kunt op het middendisplay met GUM253687 naar de interface Instellingen gaan en op Mijn auto > Oplaadbeheer tikken om de huidige status van het opladen te bekijken en de laadinstellingen te configureren:

  • Resterende oplaadduur

  • Resterend rijbereik

  • Opladen starten en stoppen

  • Oplaadlimiet

    U kunt uw gewenste instellingen voor het laden voordat u gaat laden of na het parkeren op het middendisplay instellen. Wanneer de ingestelde maximale oplaadlimiet is bereikt, stopt het opladen automatisch en wordt dit gemeld op het digitale instrumentenpaneel.

    Standaard is de oplaadlimiet ingesteld op 100%, maar u kunt dit aanpassen met behulp van een schuifregelaar binnen het bereik van 40%-100%.

    Opgelet 请定期使用充电设备为车辆充电至 100% (建议每周至少一次满充),以便实现车辆更精准的续航里程。

    Gebruik regelmatig de laadapparatuur om de hoogspanningsaccu tot 100% op te laden (het wordt aanbevolen om minstens eenmaal per week volledig op te laden), zodat de auto het vermogen en het rijbereik kan kalibreren.

  • Informatie over het oplaadproces

    De maximale AC-laadstroom kan worden ingesteld aan de hand van uw vereisten als u wisselstroom gebruikt voor het opladen.

U kunt op het middendisplay met GUM253688 naar de interface Instellingen gaan en op Mijn auto > Energie-informatie tikken. Op deze pagina worden de huidige energieverbruiksgegevens en energieverbruiksgrafiek weergegeven, en kunt u het huidige rijbereik resetten.

Informatie over de accu op het digitale instrumentenpaneel

De status van de huidige hoogspanningsaccu en enige waarschuwingsinformatie met betrekking tot de accu kan worden weergegeven op het digitale instrumentenpaneel.

GUM253689
  1. Rijbereik

    Dit geeft het rijbereik aan dat in de huidige status wordt ondersteund door de hoogspanningsaccu.

    Op basis van het werkelijke verbruik kunt u op het middendisplay met GUM253691 naar de interface Instellingen gaan en op Mijn auto > Oplaadbeheer > Berekeningsmodus voor rijbereik tikken en de WLTP-acculevensduur of geschatte acculevensduur selecteren (WLTP is de standaardtestvoorwaarde, maar de geschatte acculevensduur komt beter overeen met de werkelijke situatie). Het resterende rijbereik is afhankelijk van het accuniveau van de auto, de gereden kilometers en gebruikstijd, de omgevingstemperatuur, de verkeersomstandigheden, de rijgewoonten (airco, rijmodus, energieterugwinning), de belading van de auto en andere factoren.

  2. Controlelampje voor het accuniveau van de hoogspanningsaccu

    Deze indicator geeft het huidige accuniveau van de hoogspanningsaccu aan (groen geeft aan dat het vermogen normaal is, geel geeft aan dat het vermogen laag is).

  3. Accuniveaubalk van de hoogspanningsaccu

    Deze accuniveaubalk geeft het resterende vermogen van de hoogspanningsbatterij aan.

De controlelampjes op het digitale instrumentenpaneel die betrekking hebben op het accuniveau zijn de volgende:

Controlelampjes op het digitale instrumentenpaneel

Naam

Beschrijving

GUM253692

Controlelampje voor het accuniveau van de hoogspanningsaccu

Dit controlelampje geeft aan dat het huidige accuniveau van de hoogspanningsaccu normaal is.

GUM253693

Controlelampje voor laag vermogen van de hoogspanningsaccu

Dit controlelampje geeft aan dat de huidige hoogspanningsaccu bijna leeg is. Laad hem op tijd op. Neem zo nodig contact op met het servicecentrum van firefly.

GUM253694

Waarschuwingslampje voor het uitschakelen van de hoogspanningsaccu

Op dit moment ontvangt uw auto geen voeding vanuit de hoogspanningsaccu. Neem zo nodig contact op met het servicecentrum van firefly.

GUM253695

Waarschuwingslampje voor een storing in het systeem van de laagspanningsaccu

Neem onmiddellijk contact op met het servicecentrum van firefly als dit waarschuwingslampje brandt.

GUM253696

Waarschuwingslampje voor een storing in de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

GUM253697

Waarschuwingslampje voor oververhitting van de hoogspanningsaccu

Als dit waarschuwingslampje brandt, stopt u de auto onmiddellijk en neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

GUM253698

Controlelampje voor de aangesloten laadkabel

Dit controlelampje brandt om aan te geven dat de laadkabel momenteel is aangesloten.

Gepland opladen

U kunt op het middendisplay met GUM253699 naar de interface Instellingen gaan en op Mijn auto > Oplaadbeheer tikken, , om de oplaadlocatie en -tijd in te stellen. Nadat de functie voor gepland opladen is ingeschakeld, zal de auto opladen overeenkomstig de ingestelde oplaadlocatie en -tijd. In het vervolg, nadat de auto is aangekomen op de locatie en de laadstekker is aangesloten, wordt de functie voor gepland opladen automatisch ingeschakeld. Op dat moment blijven de instellingen voor gepland opladen dezelfde als bij de laatste keer instellen. Nadat de auto deze locatie heeft verlaten, wordt de functie voor gepland opladen automatisch uitgeschakeld.

Opgelet 预约充电功能
  • De functie Gepland opladen is alleen beschikbaar voor AC-laders.

Slim opladen

Slim opladen kan de kosten van thuis opladen verlagen voor gebruikers die thuis een dynamisch of piek-dal-energietarief hebben door automatisch de auto op te laden op tijdstippen waarop de stroomprijs laag is.

firefly slim opladen

Deze functie kan worden geactiveerd in de instellingen van de auto , en zal worden onthouden voor deze locatie.

Zo werkt het:
  1. De gebruiker sluit een AC-lader aan op de auto, bij voorkeur thuis.

  2. De gebruiker activeert de functie in de instellingen van de auto (Instellingen van de auto > Accu) .

  3. De gebruiker selecteert de oplaadstrategie:

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

  4. De gebruiker stelt het tijdstip in waarop het opladen dagelijks moet uitgevoerd (bijvoorbeeld 07.30 uur). firefly maakt een oplaadschema op basis van de instellingen en de informatie van de gebruiker. Het opladen start en stopt automatisch overeenkomstig het tijdschema.

    • Voorkeurstijden voor opladen vertraagt het opladen tot het tijdstip geconfigureerd door de gebruiker.

  5. De auto zal de volgende dag klaar zijn met opladen op het door de gebruiker ingestelde tijdstip. Alleen geldig bij aansluiten binnen 24 uur. Als de vertrektijd meer dan 24 uur na het aansluiten is, begint het opladen onmiddellijk na het aansluiten.

  6. Alle instellingen voor slim opladen worden opgeslagen voor elke specifieke locatie van slim opladen. Als de gebruiker terugkomt op een locatie, worden alle instellingen automatisch opgeroepen.

  7. De functie Slim opladen ondersteunt maximaal 10 locaties. Deze functie werkt alleen met AC-opladen.

Koplampen bedienen

Koplampschakelaar

De koplampschakelaar is een samengestelde schakelaar op het middendisplay. U kunt op het middendisplay met GUM253700 naar de interface Instellingen gaan en op Verlichting > Buitenverlichting tikken om de buitenverlichting te bedienen:

  • GUM253701: Schakelt de koplampen handmatig uit.

  • GUM253702: In de automatische modus bedient de auto automatisch het dimlicht en de positieverlichting aan de hand van de helderheid van de omgeving.

  • GUM253703: Schakelt de positieverlichting handmatig in, waarna op het instrumentenpaneel het bijbehorende controlelampje GUM253704 gaat branden.

  • GUM253705Wanneer u het dimlicht handmatig inschakelt, gaat op het instrumentenpaneel het controlelampje voor het dimlicht GUM253706 branden.

Opgelet FY_大灯开关
  • Wanneer u de transmissie van de parkeerstand (P) naar de rijden (D) of de achteruit (R) schakelt, wordt de koplampschakelaar automatisch op automatisch gezet.

  • De dagrijverlichting blijft ingeschakeld nadat u de koplampen handmatig hebt uitgeschakeld tijdens het rijden.

Hoogteverstelling van de koplampen

Tik op Verlichting > Buitenverlichting >GUM253707 Koplamphoogte om de hoogte van de koplampen te verstellen en de projectieafstand van de lichtbundel te veranderen.

De hoogteverstelling van de koplampen kent 5 vaste standen: Dichtstbij Ⅳ/Dichtbij Ⅲ/Gemiddeld Ⅱ/Ver Ⅰ/Verst 0. Een lager nummer komen overeen met een kortere projectieafstand van de dimlichtbundel.

Lichteffect

Het buitenverlichtingssysteem maakt gebruik van dynamische lichtsignaturen die met u communiceren op basis van de status van de auto.

U kunt op het middendisplay met GUM253708 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Buitenverlichting > Lichteffect tikken om deze functie in of uit te schakelen.

U kunt ook op het driehoek-pictogram aan de rechterkant van Lichteffect tikken om de voorbeeldweergave uit te breiden en de animatie-effecten van verschillende lichtsignaturen te controleren. Momenteel ondersteunt uw auto 4 dynamische lichtsignaturen: Welkom/Tot ziens/Vergrendelen/Ontgrendelen.

Volg me naar huis

U kunt op het middendisplay met GUM253709 naar de interface Instellingen gaan en op Verlichting > Buitenverlichting > Volg me naar huis tikken om de vertragingstijd in te stellen voor het uitschakelen van de koplampen na het vergrendelen.

Er zijn 4 instellingen voor deze schakelaar: UIT/15 sec./30 sec./60 sec..

Wanneer Volg me naar huis is geselecteerd, zal de auto in het donker of bij weinig licht automatisch de dimlichten en positieverlichting inschakelen om uw omgeving te verlichten wanneer u de auto vergrendelt en ervan gaat weglopen.

Opgelet 车辆大灯和尾灯在低温或高湿环境下可能会产生雾气、结霜等现象,属于正常物理现象。在常温状态下车辆放置一段时间后行驶,雾气或结霜将会消散。

In omgevingen met een lage temperatuur of een hoge luchtvochtigheidsgraad kunnen de koplampen en achterlichten van uw auto mist, rijp enz. genereren, wat normale natuurverschijnselen zijn. Nadat de auto gedurende een bepaalde tijd bij kamertemperatuur geparkeerd heeft gestaan, zal de mist of rijp verdwijnen.

Dimlicht

U kunt het dimlicht bedienen via de koplampschakelaar door op het middendisplay met GUM253712 naar de interface Instellingen te gaan en op Verlichting > Buitenverlichting te tikken:
  • Selecteer GUM253713 om het dimlicht in te schakelen.

  • Selecteer GUM253714 om de automatische koplampen in te schakelen en het dimlicht zal automatisch worden in- of uitgeschakeld aan de hand van de helderheid van de omgeving.

  • Selecteer GUM253715 om het dimlicht uit te schakelen.

Grootlicht

Grootlicht handmatig inschakelen

Als het dimlicht is ingeschakeld, duwt u de multifunctionele bedieningshendel één keer naar voren om het grootlicht in te schakelen. Op het instrumentenpaneel gaat het controlelampje voor het grootlicht GUM253716 branden. Duw de hendel nog een keer naar voren om het grootlicht uit te schakelen.

GUM253717

Lichtsignaal

Trek de multifunctionele bedieningshendel naar achteren en laat hem los om het grootlicht één keer te laten knipperen. Wanneer u de multifunctionele bedieningshendel herhaaldelijk en snel naar achteren trekt, knippert het grootlicht meerdere keren achter elkaar om andere weggebruikers te waarschuwen.

GUM253718

Automatisch grootlicht

U kunt op het middendisplay met GUM253719 naar de interface Instellingen gaan en op Verlichting > Buitenverlichting tikken, GUM253720 selecteren om de automatische koplampen in te schakelen en vervolgens op Verlichting > Buitenverlichting > Automatisch grootlicht tikken om de functie automatisch grootlicht in of uit te schakelen.

GUM253721

Als de functie Automatisch grootlicht is uitgeschakeld, kan met de multifunctionele bedieningshendel alleen worden omgeschakeld tussen grootlicht en dimlicht.

Wanneer deze functie is ingeschakeld en elke keer wanneer de auto wordt gestart, zal indien het dimlicht automatisch is ingeschakeld, Automatisch grootlicht standaard worden ingeschakeld en gaat op het instrumentenpaneel het controlelampje Automatisch grootlicht GUM253722 branden.
  • De auto schakelt het grootlicht automatisch in of uit aan de hand van de wegsituatie en verlichtingsomstandigheden in de omgeving. Op het instrumentenpaneel gaat ook het controlelampje voor het grootlicht GUM253723 dienovereenkomstig aan of uit.

  • Door de multifunctionele bedieningshendel voorzichtig naar voren te duwen, schakelt de auto de koplampbediening om tussen handmatige grootlichtregeling en automatisch grootlicht, terwijl de functie automatisch grootlicht/dimlicht ingeschakeld blijft.

  • Trek de multifunctionele bedieningshendel naar achteren om het grootlicht te laten branden zolang u aan de hendel trekt.

  • Nadat u de multifunctionele bedieningshendel gedurende langer dan 1 seconde naar voren geduwd hebt gehouden, verlaat de auto de functie automatisch grootlicht en schakelt de verlichting over op dimlicht.

  • Nadat u de functie Automatisch grootlicht hebt uitgeschakeld, duwt u voorzichtig de multifunctionele bedieningshendel één keer naar voren om deze weer in te schakelen.

Opgelet FY_智能远近光灯
  • Onder extreme weersomstandigheden, zoals bij harde regen, zware sneeuwval, dichte mist of wanneer de camera geblokkeerd is, kan het normale gebruik van deze functie worden beïnvloeden. Het systeem kan deze functie automatisch uitschakelen wanneer het wordt beperkt.

  • De functie automatisch grootlicht is een hulpfunctie. Veel factoren kunnen het systeem verstoren. Om veiligheidsongevallen te voorkomen, moeten bestuurders geconcentreerd blijven, altijd op de verkeers-, weg- en voertuigomstandigheden letten en veilig rijden.

Richtingaanwijzers

De richtingaanwijzers worden gebruikt om andere weggebruikers te waarschuwen dat de auto op het punt staat van richting te veranderen.

  • Duw voorzichtig tegen de multifunctionele bedieningshendel: de richtingaanwijzers gaan automatisch uit na drie keer knipperen.

  • Duw stevig tegen de multifunctionele bedieningshendel: de richtingaanwijzers knipperen continu totdat ze handmatig worden uitgeschakeld of het stuurwiel weer in het midden staat.

GUM253724
  • Linksaf slaan: Duw de multifunctionele bedieningshendel omlaag.

  • Rechtsaf slaan: Duw de multifunctionele bedieningshendel omhoog.

Wanneer de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld, brandt op het instrumentenpaneel het controlelampje van de betreffende richtingaanwijzer en wordt tegelijkertijd een klikgeluid voortgebracht.

Terwijl de richtingaanwijzers knipperen, duwt u de multifunctionele bedieningshendel in de tegenovergestelde richting of nogmaals in dezelfde richting om de richtingaanwijzers onmiddellijk uit te schakelen.

Mistlampen

De mistlampen zijn ontworpen om uw zicht te verbeteren onder omstandigheden met slecht zicht, zoals in de mist en regen, en helpen andere weggebruikers om uw auto snel op te merken.

Uw auto is uitgerust met mistlampen achter, die standaard zijn uitgeschakeld. U kunt de mistlampen achter inschakelen door op het middendisplay met GUM253725 naar de interface Instellingen te gaan en op Verlichting > Buitenverlichting > Mistlampen achter te tikken.

Wanneer de mistlampen achter worden ingeschakeld, worden de dimlichten automatisch ingeschakeld.

Positieverlichting

De positieverlichting wordt gebruikt om de aanwezigheid en locatie van uw auto aan te geven, zodat andere weggebruikers uw auto beter kunnen zien en de kans op een verkeersongeval afneemt.

U kunt op het middendisplay met GUM253727 naar de interface Instellingen gaan en op Verlichting > Buitenverlichting tikken en GUM253728 selecteren om de positieverlichting handmatig in te schakelen. De positieverlichting blijft dan branden.

Dagrijverlichting

De dagrijverlichting is ontworpen om de zichtbaarheid overdag te verbeteren, zodat andere weggebruikers u auto sneller opmerken.

Als overdag met de auto wordt gereden, wordt de dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als de koplampschakelaar in de stand GUM253729 o fGUM253730 staat. Als de koplampschakelaar in de stand GUM253731 staat, wordt de dagrijverlichting automatisch in- of uitgeschakeld aan de hand van de helderheid van de omgeving.

Wanneer de dagrijverlichting brandt, gaat tegelijkertijd ook de positieverlichting achter branden.

Parkeerlichten

Wanneer u in het donker tijdelijk parkeert op een onverlichte plaats, kunt u de parkeerlichten inschakelen om uw aanwezigheid en locatie aan te geven zodat andere weggebruikers uw auto kunnen zien.

Selecteer de parkeerstand (P). U kunt op het middendisplay met GUM253732 naar de interface Instellingen gaan en op Verlichting > Buitenverlichting > Parkeerlichten tikken. Selecteer het parkeerlicht Links/Rechts aan de hand van de parkeerlocatie van de auto. Tegelijkertijd gaat op het instrumentenpaneel het controlelampje voor ingeschakeld parkeerlicht GUM253733 branden.

Opmerking FY__驻车灯说明
  • De parkeerlichten kunnen slechts aan één kant worden ingeschakeld. Schakel de parkeerlichten in aan de kant van de weg overeenkomstig de parkeerlocatie van de auto.

  • Nadat de parkeerlichten zijn ingeschakeld, worden deze automatisch uitgeschakeld wanneer de auto de parkeerstand (P) verlaat.

  • Wanneer de parkeerlichten zijn ingeschakeld, blijven deze ingeschakeld wanneer de auto wordt uitgeschakeld, en worden deze automatisch uitgeschakeld wanneer het boordsysteem opnieuw wordt gestart.

Verlichte logo's

Uw auto is uitgerust met verlichte logo's op de voorkant en achterkant die automatisch gaan branden of een pulserend lichteffect geven wanneer de auto bidirectioneel wordt opgeladen, wordt ontgrendeld of vergrendeld enz.

U kunt de koppelfunctie tussen de verlichte logo's en het lichteffect handmatig uitschakelen door op het middendisplay met GUM253734 naar de interface Instellingen te gaan en op Verlichting > Buitenverlichting > Verlichte logo's te klikken.

Alarmknipperlichten

Zet in noodgevallen, zoals bij slecht weer, ongevallen of autopech, de alarmknipperlichten aan om de locatie van de auto aan te geven en andere bestuurders en voetgangers voor een dreigend gevaar te waarschuwen.

GUM253735

De schakelaar van de alarmknipperlichten bevindt zich op het bedieningspaneel in het plafond voorin de auto. Druk op de schakelaar om de alarmknipperlichten in te schakelen, waardoor alle richtingaanwijzers en het controlelampje voor de richtingaanwijzers op het instrumentenpaneel gaan knipperen. Druk nogmaals op de schakelaar om de alarmknipperlichten uit te schakelen.

Opgelet NT3_危险警告灯
  • Bij een ernstige aanrijding worden de alarmknipperlichten automatisch geactiveerd en kunnen ze na 4 seconden handmatig worden uitgeschakeld.

  • Nadat het noodremwaarschuwingssysteem in werking is getreden, worden de alarmknipperlichten van de auto automatisch geactiveerd zodra de snelheid van de auto lager is dan 5 km/u.

Interieurverlichting

LEESLAMPEN

De leeslampen bevinden zich op het bedieningspaneel in het plafond aan de voorkant van de auto en in het plafond boven elke zijkant van de achterbank.

GUM253736GUM253737

U kunt elke leeslamp in- en uitschakelen door op het oppervlak ervan te drukken.

De leeslampen gaan automatisch branden wanneer u de auto ontgrendelt of een van de portieren opent, inclusief de achterklep. Ze gaan automatisch uit wanneer een van de volgende situaties zich voordoet:
  • De auto begint te rijden.

  • De auto wordt van buitenaf vergrendeld.

  • 10 minuten zijn verstreken nadat het portier is geopend.

  • 15 seconden zijn verstreken nadat alle portieren zijn gesloten.

Opmerking FY_阅读灯说明

Wanneer uw auto niet extern is vergrendeld en een leeslamp handmatig wordt ingeschakeld, wordt deze niet automatisch uitgeschakeld en moet deze handmatig worden uitgeschakeld.

Verlicht stuurwiel

Er zit ringvormige verlichting rondom de knoppen aan beide kanten van het stuurwiel.

Als u in het donker rijdt, kunt u deze verlichting handmatig in- of uitschakelen door op het middendisplay met GUM253738 naar de interface Instellingen te gaan en op Bediening > Zijspiegels en stuurwiel > Verlicht stuurwiel te drukken.

GUM253739

Sfeerverlichting

De auto is uitgerust met sfeerverlichting op het dashboard en in het voorportierpaneel.

GUM253740

Nadat u hebt plaatsgenomen, kunt u op het middendisplay met GUM253741 naar de Interface instellingen gaan en op Verlichting > Sfeerverlichting > Sfeerverlichting tikken om de sfeerverlichting in of uit te schakelen, of om de AUTO-modus in te schakelen.

De sfeerverlichting ondersteunt 256 kleuren. U kunt op de interface Sfeerverlichting diverse thema's of aangepaste kleuren voor de sfeerverlichting selecteren, of de helderheid aanpassen door de helderheidsbalk te verslepen.

U kunt ook diverse sfeerverlichtingseffecten instellen, zoals "Pulserend", "Ritmisch" enz. Deze instellingen worden opgeslagen op het middendisplay:
  • Pulserend: Het systeem ondersteunt de modi Golven, Stromend licht en Rimpels. De sfeerverlichting past zijn helderheid automatisch aan de hand van de vooraf ingestelde frequentie aan. Handmatige aanpassing van de helderheid is niet mogelijk in deze modi.

  • Ritmisch: Tijdens het afspelen op audiobronnen die door het systeem worden ondersteund (zoals USB, Tidal enz.), verandert de helderheid van de sfeerverlichting in real time aan de hand van het ritme van de muziek. In dit geval kunt u kiezen of de kleur van de sfeerverlichting de sfeerring voor de muziek of het huidige kleurenthema van de sfeerverlichting moet volgen.

Als u op Verlichting > Sfeerverlichting > Sfeerverlichting > UIT tikt, wordt de sfeerverlichting uitgeschakeld en worden de betreffende instellingen grijs gedimd, waardoor deze niet kunnen worden veranderd.

Verlichting van de make-upspiegel

Er zitten twee zonnekleppen tegen het dak van de auto, elk uitgerust met een make-upspiegel.

Door de klep van de make-upspiegel open te klappen, wordt automatisch de verlichting van de make-upspiegel ingeschakeld. Sluit de klep en de verlichting wordt automatisch uitgeschakeld.

GUM253742
Opgelet 化妆镜_注意

Gebruik voor uw eigen veiligheid de make-upspiegel niet terwijl u de auto bestuurt.

Bagageruimteverlichting

De bagageruimteverlichting wordt automatisch ingeschakeld wanneer de achterklep wordt geopend.

De bagageruimteverlichting wordt automatisch uitgeschakeld nadat deze 10 minuten ingeschakeld is geweest of wanneer de achterklep wordt gesloten.

GUM253743
Opmerking FY_灯泡规格

Het model lamp is W5W, met een specificatie van 12 V en 5 W.

Ruitenwissers

Ruitenwissers verwijderen regendruppels van de voorruit, houden de ruit schoon en verbeteren de rijveiligheid.

Het ruitensproeiersysteem besproeit de voorruit met ruitensproeiervloeistof om vuil en stof te verwijderen.

Opgelet NT3&FY_雨刮
  • Verwijder eerst het ijs en de sneeuw vanaf de voorruit en controleer daarbij of de ruitenwisserbladen niet bevroren zijn, voordat u ze inschakelt in de winter

  • Gebruik om de levensduur van de ruitenwisserbladen niet onnodig te verkorten, deze niet op een droge voorruit.

Handmatige bediening van de voorruitenwissers

U kunt de voorruitenwissers bedienen met de multifunctionele bedieningshendel.

GUM253744
De bedieningsknop voor de ruitenwisser op de multifunctionele bedieningshendel heeft 5 standen als volgt, van boven naar beneden:
  • Handmatige stand 2 (hoge snelheid): De voorruitenwissers wissen continu op hoge snelheid.

  • Handmatige stand 1 (lage snelheid): De voorruitenwissers wissen continu op lage snelheid.

  • Automatische stand 2 (hoge gevoeligheid): De voorruitenwissers werken in de modus voor automatische aanpassing met hoge gevoeligheid.

  • Automatische stand 1 (lage gevoeligheid): De voorruitenwissers werken in de modus voor automatische aanpassing met lage gevoeligheid.

  • Stand 0 (uit): De voorruitenwissers zijn uitgeschakeld.

U kunt ook kort drukken op de knop boven de zijkant van de multifunctionele bedieningshendel om de voorruitenwissers één wisslag te laten wissen.
GUM253745
Opmerking FY_前舱盖开启禁用雨刮洗涤

De ruitenwissers van de voorruit zijn uitgeschakeld wanneer de kap van de bagageruimte voorin open staat.

Automatische aanpassing van de voorruitenwissers

Draai de instelknop voor de voorruitenwissers op de multifunctionele bedieningshendel naar de automatische stand 1 of 2 om de modus voor automatische aanpassing van de voorruitenwissers in te schakelen.

GUM253746

Wanneer de modus voor automatische aanpassing is ingeschakeld, beginnen de voorruitenwissers automatisch te wissen wanneer de regensensor regen detecteer. Wanneer de sensor detecteert dat de regen is gestopt, stoppen de voorruitenwissers met wissen. Hoe hoger de stand van de modus voor automatische aanpassing, hoe hoger de wisfrequentie van de voorruitenwissers bij even harde regen.

De wisfrequentie van de voorruitenwissers wordt ook automatisch aangepast aan de hand van de rijsnelheid en hoe hard het regent. Hoe hoger de rijsnelheid of hoe harder het regent, hoe hoger de wisfrequentie van de voorruitenwissers.

Waarschuwing FY_洗车前

Verzeker u ervan vóór gebruik te maken van een automatisch wasstraat de automatische ruitenwisserfunctie uit te schakelen, anders kunnen de ruitenwissers per ongeluk geactiveerd worden en beschadigd raken.

Voorruitsproeiers

Druk lang op de knop boven de zijkant van de multifunctionele bedieningshendel om de voorruitsproeiers continu ruitensproeiervloeistof te laten sproeien terwijl tegelijkertijd de voorruitenwissers op lage snelheid wissen. Wanneer u de knop loslaat, stopt het sproeien onmiddellijk, maar de voorruitenwissers blijven nog drie keer op lage snelheid wissen, gevolgd door een pauze van zes seconden en een laatste wisslag.

GUM253747
Opgelet NT3&FY_洗涤
  • Gebruik de ruitensproeiers niet als er onvoldoende ruitensproeiervloeistof is omdat hierdoor de ruitensproeiervloeistofpomp kan worden beschadigd.

  • De waterstraal stopt automatisch als deze langer dan 12 seconden aanhoudt. U kunt daarna zo nodig de ruitensproeier weer inschakelen.

Opmerking FY_前舱盖开启禁用前洗涤

De ruitensproeiers van de voorruit zijn uitgeschakeld wanneer de kap van de bagageruimte voorin open staat.

Handmatige bediening van de achterruitenwisser

Druk kort op de knop onder de zijkant van de multifunctionele bedieningshendel om de achterruitenwisser onmiddellijk in te schakelen. Na drie keer continue wisslagen, wordt de intervalmodus ingeschakeld, waarin wordt gewist met een interval van 10 seconden. Druk nogmaals kort op de knop om de achterruitenwisser uit te schakelen.

GUM253748
Opmerking FY_后雨刮刮动

Als u de achterklep ontgrendelt terwijl de ruitenwisser van de achterruit in werking is, stopt de ruitenwisser van de achterruit onmiddellijk. Indien nodig kunt u de achterwisser van de achterruit handmatig opnieuw inschakelen. Wanneer u de achterklep sluit, wordt de achterwisser van de achterruit automatisch weer ingeschakeld.

Achterruitsproeier

Druk lang op de knop onder de zijkant van de multifunctionele bedieningshendel om de achterruitsproeier continu ruitensproeiervloeistof te laten sproeien terwijl tegelijkertijd de achterruitenwisser op lage snelheid wist. Wanneer u de knop loslaat, stopt het sproeien onmiddellijk, maar de achterruitenwisser blijft nog drie keer op lage snelheid wissen, gevolgd door een pauze van zes seconden en een laatste wisslag.

GUM253749
Opgelet NT3&FY_洗涤
  • Gebruik de ruitensproeiers niet als er onvoldoende ruitensproeiervloeistof is omdat hierdoor de ruitensproeiervloeistofpomp kan worden beschadigd.

  • De waterstraal stopt automatisch als deze langer dan 12 seconden aanhoudt. U kunt daarna zo nodig de ruitensproeier weer inschakelen.

Onderhoudsmodus voor de ruitenwissers

De onderhoudsmodus voor de ruitenwissers maakt het vervangen van ruitenwisserbladen eenvoudiger.

Nadat u de parkeerstand (P) hebt geselecteerd en de bedieningsknop voor de voorruitenwissers naar de stand "0" hebt gedraaid, kunt u deze modus in- of uitschakelen door op het middendisplay met GUM253750 naar de interface Instellingen te gaan en op Mijn auto > Onderhoud > Onderhoudsmodus voor de ruitenwissers te tikken.

Wanneer deze modus is ingeschakeld, beweegt de voorruitenwisser naar een stand die handig is voor het verwisselen van het ruitenwisserblad, zodat u de voorruitenwisser handmatig omhoog kunt zetten. Wanneer u de voorruitenwisser bedient met de multifunctionele bedieningshendel of een andere stand dan de parkeerstand (P) selecteert, verlaat de auto automatisch de onderhoudsmodus voor de ruitenwissers.

Opgelet FY_雨刮维修模式

Wanneer de onderhoudsmodus voor de ruitenwissers wordt verlaten, zal de auto de omhoogstaande ruitenwissers automatisch terugplaatsen op de voorruit. Echter, hierdoor kan de voorruit breken. Daarom wordt aanbevolen om de omhoogstaande ruitenwissers handmatig terug te plaatsen voordat u de onderhoudsmodus voor de ruitenwissers verlaat.

Stand van stuurwiel verstellen

De stuurwielverstelling kan worden bediend met behulp van de hendel onder de stuurkolom.

GUM253751
Stappen voor het verstellen van het stuurwiel:
  1. Parkeer de auto op een veilige plek en selecteer de parkeerstand (P).

  2. Trek de hendel omlaag om het stuurwiel te ontgrendelen.

  3. Houd beide handen aan het stuurwiel en beweeg het omhoog of omlaag naar een geschikte stand zodat u goed zicht hebt op het instrumentenpaneel en uw benen en handen comfortabel zijn.

  4. Met het stuurwiel in een geschikte stand, duwt u de hendel terug naar zijn oorspronkelijke stand en verzekert u zich ervan dat het stuurwiel goed is vergrendeld.

Waarschuwing 方向盘位置调节不当或坐姿不当会带来人身伤害,建议方向盘与胸部之间距离不小于25厘米。
  • Het is verboden om het stuurwiel te verstellen tijdens het rijden, om ongevallen te voorkomen.

  • Een verkeerde afstelling van de stand van het stuurwiel of een verkeerde zithouding kan letsel veroorzaken. Het wordt aanbevolen dat de afstand tussen het stuurwiel en uw borst niet minder dan 25 cm bedraagt.

Bediening via knoppen op het stuurwiel

De knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt voor het verstellen van de rechterzijspiegel, het instellen van het geluidsvolume enz.

GUM253752

De rechterzijspiegel verstellen

Ga op het middendisplay met GUM253688 naar de interface Instellingen en tik op Bediening > Zijspiegels en stuurwiel > Zijspiegels verstellen om de stand van de rechterzijspiegel te verstellen met behulp van de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel. Zie Zijspiegels verstellen.

Volume aanpassen

Wanneer u bijvoorbeeld een oproep beantwoordt, met lumo praat of multimedia afspeelt, kunt u kort op de omhoog-knop of omlaag-knop drukken om het volume aan te passen. Druk lang op de omlaag-knop om het geluid te dempen.

In andere situaties, waarin het volume niet hoeft te worden aangepast, gebeurt er niets als u lang op de omhoog-knop drukt, en wordt het geluid gedempt als u lang op de omlaag-knop drukt.

Als het geluid is gedempt, drukt u kort op de omhoog-knop om de geluidsweergave herstellen.

De aangepaste functie inschakelen

Druk lang op de middenknop aan de rechterkant van het stuurwiel om de aangepaste functie te activeren. De standaard geactiveerde functie is het verstellen van de zijspiegels. U kunt op het middendisplay met GUM253688 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Zijspiegels en stuurwiel tikken om de aangepaste functie van de middenknop aan de rechterkant van het stuurwiel te veranderen.

Bediening tijdens een onmiddellijke taak

Wanneer de waarschuwing voor een inkomende oproep wordt weergegeven, kunt u de oproep met de linkerknop en rechterknop aannemen of weigeren, en kunt u met de middenknop uw keuze bevestigen.

Wanneer de waarschuwing voor afleiding of slaperigheid wordt geactiveerd, kan de alarmstatus worden opgeheven door kort op de middenknop te drukken.

Overschakelen naar het normale menu

Druk lang op de linkerknop of rechterknop om de Omschakelmodus op te roepen, waarin u het instrumentenpaneel kunt omschakelen door kort op de linkerknop of rechterknop te drukken. Nadat kort op de middenknop is gedrukt, of na 3 seconden zonder bediening, wordt het huidige menu automatisch geselecteerd en wordt de Omschakelmodus verlaten.

Bediening binnen het menu

Wanneer het menu Media/software van derden op Media staat: Links - vorig nummer; Rechts - volgend nummer; Midden - afspelen/pauze.

Bediening met behulp van de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel

De knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel kunnen worden gebruikt voor het verstellen van de linkerzijspiegel en het bedienen van de rijhulpfunctie.

GUM253753

De linkerzijspiegel verstellen

U kunt op het middendisplay met GUM252943 naar de interface Instellingen gaan, op Bediening > Zijspiegels en stuurwiel > Zijspiegels verstellen tikken en de stand van de linkerzijspiegel aanpassen met behulp van de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel. Zie Zijspiegels verstellen.

Rijhulp instellen

Middenknop: De rijhulp inschakelen of uitschakelen.

Omhoog-knop: De kruissnelheid verhogen.

Omlaag-knop: De kruissnelheid verlagen.

Rechterknop: De volgafstand vergroten.

Linkerknop: De volgafstand verkleinen.

  • Druk lang op de middenknop: Wanneer de rijhulpfunctie is geactiveerd, drukt u lang op de middenknop om om te schakelen tussen de adaptieve cruisecontrol en de rijstrookcentrering (Pilot).

  • Druk kort op de omhoog- of omlaag-knop: Kruissnelheid +/-1 km/u (standaard).

  • Druk lang op de omhoog- of omlaag-knop: Verhoog/verlaag de kruissnelheid permanent met 5 km/u (standaard).

  • Druk kort op de linker- of rechterknop: Vergroot/verklein de volgafstand met 1 niveau, waarbij niveau 1 het dichtste bij is en niveau 5 het verste weg.

Stuurwielverwarming

Bij koud weer kunt u de verwarmingsfunctie van het stuurwiel inschakelen door aan de onderkant van het middendisplay naar de interface Smooth-paneel te gaan, naar de pagina Stoel te gaan en het pictogram van de stuurwielverwarming GUM253754 te selecteren. Het stuurwiel wordt in 10 minuten geleidelijk opgewarmd tot een comfortabele temperatuur en handhaaft deze temperatuur.

Automatische stuurwielverwarming

De functie is standaard uitgeschakeld en kan worden ingeschakeld in Instellingen GUM253755 in de rechterbovenhoek van de pagina Stoel onder het Smooth-paneel. De stuurwielverwarming wordt automatisch ingeschakeld wanneer de binnen- en buitentemperaturen laag zijn.

Dubbele knop Herstart op het stuurwiel

GUM253756

Als op het middendisplay abnormaliteiten worden weergegeven, zoals een haperend scherm of een niet-reagerend scherm, probeert u deze te verhelpen door een dubbele knop Herstart van het boordsysteem uit te voeren.

Instructies voor dubbele knop Herstart:
  1. Schakel de alarmknipperlichten in.

  2. Parkeer uw auto op een veilige plek en zet de transmissie in de parkeerstand (P);

  3. Houd aan de linkerkant van het stuurwiel de rechterknop en aan de rechterkant van het stuurwiel de omlaag-knop gedurende ongeveer 8 seconden tegelijkertijd ingedrukt.

  4. Na ongeveer 30 seconden gaan alle schermen branden en zal het systeem de werking hervatten.

Neem contact op met het servicecentrum van firefly als het systeem de werking niet hervat.

Opgelet 车辆双键重启必须在驻车状态,请确保车辆停靠在安全区域;
  • Dubbele knop Herstart van de auto mag alleen worden uitgevoerd terwijl de auto geparkeerd staat. Zorg ervoor dat de auto op een veilige plaats geparkeerd staat.

  • Gebruik Dubbele knop Herstart niet terwijl de auto in beweging is.

  • Laat de alarmknipperlichten ingeschakeld terwijl de auto opnieuw wordt gestart.

  • Gebruik Dubbele knop Herstart niet tijdens het upgraden van de software van de auto.

  • Tijdens het herstartprocedure kunnen het display met de status van de auto, de veiligheidswaarschuwingen, het beeld van de surroundweergave, de kaartinterface enz. niet worden weergegeven.

  • Als het scherm niet terugkeert naar normaal na Dubbele knop Herstart, kunt u proberen de auto te vergrendelen en hem in de slaapstand te zetten. Als het probleem aanhoudt, neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

Verstelling zijspiegels

Stand van de zijspiegels verstellen

GUM253757

U kunt op het middendisplay met GUM253688 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Zijspiegels en stuurwiel > Zijspiegels verstellen tikken, met behulp van de knoppen op het stuurwiel de hoek van de zijspiegels in vier richtingen aanpassen en na het aanpassen de functie verlaten.

Gebruik de knoppen aan de linkerkant van het stuurwiel voor het verstellen van de linkerzijspiegel, en de knoppen aan de rechterkant van het stuurwiel voor het verstellen van de rechterzijspiegel.

Verstellen:
  • Omhoog- en omlaag-knoppen: verstellen de zijspiegels omhoog en omlaag.

  • Linker- en rechterknoppen: verstellen de zijspiegels naar links en rechts.

  • Kort drukken: verstelt een klein stukje. Lang drukken: verstelt ononderbroken.

Waarschuwing 车辆行驶中禁止调节外后视镜,防止发生意外事故

Om ongevallen te voorkomen, is het verboden om de zijspiegels te verstellen terwijl de auto rijdt.

Zijspiegels inklappen

Automatisch zijspiegels inklappen

Ga op het middendisplay met GUM253688 naar de interface Instellingen en tik op Bediening > Zijspiegels en stuurwiel > Automatisch zijspiegels inklappen om de functie Automatisch zijspiegels inklappen in te stellen. Zodra dit is ingesteld, worden de zijspiegels automatisch ingeklapt wanneer de auto wordt vergrendeld.

De zijspiegels klappen automatisch uit wanneer u de auto ontgrendelt of wanneer iemand op de bestuurdersstoel gaat zitten.

Elektrisch zijspiegels inklappen

Ga op het middendisplay met GUM253688 naar de interface Instellingen en tik op Bediening > Zijspiegels en stuurwiel > Zijspiegels om de zijspiegels in/uit te klappen.

Handmatig zijspiegels inklappen

Om in smalle ruimtes te parkeren of om schuren te voorkomen, kunt u de zijspiegels handmatig inklappen langs de carrosserie van de auto.

Automatisch dimmende achteruitkijkspiegel

Als u tijdens het rijden last hebt van sterke lichtinval van achteren, kunt u de automatische dimfunctie van de achteruitkijkspiegel handmatig activeren door voorzichtig op de knop onder de spiegel te drukken.

GUM256287

Achteruitkijkspiegelcamera

Uw auto is uitgerust met de functie Achteruitkijkspiegelcamera. Als het zicht naar achteren niet duidelijk is, kunt u deze functie activeren, waarna een camerabeeld van het zicht naar achteren wordt weergegeven op het middendisplay.

Tik aan de onderkant van het middendisplay op GUM253760 om het paneel van het applicatiecentrum te openen en open de applicatie Achteruitkijkspiegelcamera. U kunt de achteruitkijkspiegelcamera ook snel starten met behulp van de slimme assistent van lumo, of door dit in te stellen als sneltoets van de middenknop aan de rechterkant van het stuurwiel.

Opgelet 当自动泊车、泊车辅助、窄道辅助影像触发时,流媒体内后视镜影像会退出或无法被开启。FY

Het streamen van de zijspiegelbeelden zal worden verlaten of niet worden ingeschakeld wanneer de parkeerassistent, camera van de parkeerassistent of de camera voor smalle wegen wordt geactiveerd.

De bestuurdersstoel verstellen

Handmatig verstelbare stoelen

Als u handmatig verstelbare stoelen hebt, kunt u deze handmatig verstellen.

GUM253766
Knop ①:
  • Stoel in lengterichting verstellen: Trek de hendel omhoog om de stoel te ontgrendelen zodat u hem kan verplaatsen.

Knop ②:
  • Verstelling van de zithoogte: Trek de hendel omhoog en omlaag om de zithoogte aan te passen.

Knop ③:
  • Rugleuning verstellen: Trek de hendel omhoog om de hoek van de rugleuning aan te passen.

Elektrisch verstelbare stoelen

Als u elektrisch verstelbare stoelen hebt, kunt u de stoelen elektrisch verstellen met behulp van de knoppen op de zijkant van de stoelen.

GUM253761
  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop naar voren of achteren om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

  • Verstelling van de zithoogte: Beweeg het middelste deel van deze knop omhoog of omlaag om de zithoogte te verstellen.

GUM253762
  • Rugleuning verstellen: Beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel af te stellen.

GUM253763
  • De lendensteun afstellen: Druk op de omhoog-, omlaag-, linker- en rechterknoppen om de stand van de lendensteun aan te passen.

Stoelgeheugen

De elektrisch verstelbare stoel heeft een stoelgeheugenfunctie.

U kunt op het middendisplay met GUM253767 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Bestuurder tikken, en op deze pagina het geheugen van de bestuurdersstoel instellen.

Sla de huidige, verstelde stand van de stoel op in de overeenkomstige rij-, rust-, stand-by-, uitstap- of overige standen, en tevens in de huidige persoonlijke account van de auto.

Wanneer u een ingestelde stand moet bijwerken, past u de stand van de stoel aan en tikt u op de knop Opslaan van de betreffende stand. De bijgewerkte instellingen worden opgeslagen onder de huidige gebruikersaccount van de auto en overschrijven de oorspronkelijke instellingen.

Waarschuwing 请勿在车辆行驶中调节座椅,防止发生意外事故。

Verstel om ongevallen te voorkomen, de stoelen nooit terwijl de auto in beweging is.

Opgelet 在设置主驾座椅记忆功能之前,请确认车辆所处环境安全
  • Alvorens het bestuurdersstoelgeheugen in te stellen, zorgt u ervoor dat de nabije omgeving veilig is en zet u de auto in parkeerstand (P). Zorg er ook voor dat er zich geen voorwerpen rond stoelen of stuurwiel bevinden en geen passagiers of voorwerpen op de achterste zitrijen.

  • Eenvoudig instappen moet zijn ingeschakeld voordat de uitstapstand wordt ingesteld.

Aanbevolen zithouding en stoelstand voor de bestuurder

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt te verstellen:

  • Zet de stoel naar voren of naar achteren in een stand waarin u de gas- en rempedalen gemakkelijk kunt intrappen.

  • Stel de rugleuning van de stoel in op een geschikte, rechte zithouding, zodat uw rug volledig contact maakt met de rugleuning en de rugleuning niet te ver achterover helt.

  • Zet de stoel op een geschikte hoogte waarbij u het stuurwiel met twee handen in een prettige houding kunt vasthouden.

  • Stel het stuurwiel zodanig af dat er een afstand van minimaal 25 cm tussen uw borstkas en het stuurwiel zit.

  • Stel de hoofdsteun af en zorg ervoor dat het midden van de hoofdsteun en de ogen van de bestuurder op dezelfde hoogte staan.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouder, en geleid de heupgordel strak over uw heupen en niet over uw buik.

GUM253768
Opgelet 请勿在座椅上使用任何类型的座椅套或者自行改装座椅面套。
Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:
  • Gebruik geen stoelhoezen en wijzig de stoelbekleding niet zelf. In het geval van een aanrijding, kunnen stoelhoezen of gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags ernstig hinderen, waardoor de bescherming van de passagiers aanzienlijk wordt beperkt en het risico van letsel toeneemt.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoel. Ze kunnen veiligheidsrisico's opleveren tijdens het verstellen van de stoel, een aanrijding of plotseling accelereren/vertragen.

  • Hang geen voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. Bij een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel bij passagiers verhogen.

  • Verwissel de hoofdsteunen niet omdat deze anders mogelijk niet in de juiste hoogte en stand staan. Dit verhoogt het risico van hoofd- en nekletsel bij ongevallen en noodstops.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een niet-standaard stand zetten, zoals de stand Dagdromen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In het geval van een aanrijding of plotselinge versnelling of vertraging kan dit het risico van letsel verhogen. Vermijd tegelijkertijd een te grote hoek van de rugleuning omdat dit kan leiden tot ernstig letsel in het geval van een aanrijding.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Het is verboden voor baby's of kinderen om een stoel en veiligheidsgordel te delen met een volwassene, en om bij een volwassene op schoot te zitten. In het geval van een aanrijding, sterke versnelling of sterke vertraging kan dergelijk gedrag leiden tot ernstig letsel.

De voorpassagiersstoel verstellen

Handmatig verstelbare stoelen

Als u handmatig verstelbare stoelen hebt, kunt u deze handmatig verstellen.

GUM259144
  • ① Stoel in lengterichting verstellen: Trek de hendel omhoog om de stoel te ontgrendelen zodat u hem kan verplaatsen.

  • ② Rugleuning verstellen: Trek de hendel omhoog om de hoek van de rugleuning aan te passen.

Elektrisch verstelbare stoelen

Als u elektrisch verstelbare stoelen hebt, kunt u de stoelen elektrisch verstellen met behulp van de knoppen op de zijkant van de stoelen.

GUM253769
  • Stoel in lengterichting verstellen: beweeg deze knop naar voren of achteren om de stoel naar voren of naar achteren te verstellen.

GUM253770
  • Rugleuning verstellen: Beweeg het bovenste deel van deze knop heen en weer om de hellingshoek van de rugleuning van de stoel af te stellen.

GUM253771
  • De lendensteun afstellen: Druk op de omhoog-, omlaag-, linker- en rechterknoppen om de stand van de lendensteun aan te passen.

Stoelgeheugen

De elektrisch verstelbare stoel heeft een stoelgeheugenfunctie.

U kunt op het middendisplay met GUM253775 naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Voorpassagier tikken, en op deze pagina het geheugen van de voorpassagiersstoel instellen.

Sla de huidige, verstelde stand van de stoel op in de overeenkomstige standaard-, rust-, alternatieve, uitstap- of overige standen, en tevens in de huidige persoonlijke account van de auto.

Wanneer u een ingestelde stand moet bijwerken, past u de stand van de stoel aan en tikt u op de knop Opslaan van de betreffende stand. De bijgewerkte instellingen worden opgeslagen onder de huidige gebruikersaccount van de auto en overschrijven de oorspronkelijke instellingen.

Opgelet 离车位置设置前需要开启轻松进出功能。

Eenvoudig instappen moet zijn ingeschakeld voordat de uitstapstand wordt ingesteld.

Aanbevolen zithouding en stoelstanden voor de voorpassagier

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt te verstellen:

  • Zet de stoel naar voren of naar achteren in de juiste stand en plaats beide voeten vóór de stoel.

  • Stel de rugleuning van de stoel in op een geschikte, rechte zithouding, zodat uw rug volledig contact maakt met de rugleuning en de rugleuning niet te ver achterover helt.

  • Verstel de hoofdsteun zodanig dat het midden ervan gelijk ligt met de ogen van de passagier.

  • Leg het middelste deel van de veiligheidsgordel tussen de nek en de schouders. Geleid de heupgordel strak over uw heupen en niet over uw buik.

GUM253776
Opgelet 请勿在座椅上使用任何类型的座椅套或者自行改装座椅面套。
Tijdens het gebruik van de auto moet u de volgende handelingen vermijden omdat deze een veiligheidsrisico inhouden:
  • Gebruik geen stoelhoezen en wijzig de stoelbekleding niet zelf. In het geval van een aanrijding, kunnen stoelhoezen of gewijzigde stoelbekleding het opblazen van de zijairbags ernstig hinderen, waardoor de bescherming van de passagiers aanzienlijk wordt beperkt en het risico van letsel toeneemt.

  • Plaats geen voorwerpen onder de stoel. Ze kunnen veiligheidsrisico's opleveren tijdens het verstellen van de stoel, een aanrijding of plotseling accelereren/vertragen.

  • Hang geen voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. Bij een aanrijding of plotselinge acceleratie of vertraging kunnen dergelijke voorwerpen het risico van letsel bij passagiers verhogen.

  • Verwissel de hoofdsteunen niet omdat deze anders mogelijk niet in de juiste hoogte en stand staan. Dit verhoogt het risico van hoofd- en nekletsel bij ongevallen en noodstops.

  • Terwijl de auto rijdt, mag u uw stoel niet in een niet-standaard stand zetten, zoals de stand Dagdromen (raadpleeg de aanbevolen zithouding en stand van de stoel tijdens het rijden). In het geval van een aanrijding of plotselinge versnelling of vertraging kan dit het risico van letsel verhogen. Vermijd tegelijkertijd een te grote hoek van de rugleuning omdat dit kan leiden tot ernstig letsel in het geval van een aanrijding.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Het is verboden voor baby's of kinderen om een stoel en veiligheidsgordel te delen met een volwassene, en om bij een volwassene op schoot te zitten. In het geval van een aanrijding, sterke versnelling of sterke vertraging kan dergelijk gedrag leiden tot ernstig letsel.

De rugleuning van de achterstoel kantelen

GUM253777GUM253778

Trek aan de handgreep van de rugleuning om de rugleuning te ontgrendelen en duw de rugleuning vervolgens naar voren om hem neer te klappen.

Om de rugleuning van de achterbank volledig plat te leggen, trekt u eerst aan de handgreep ① om het zitkussen op te tillen en om te klappen naar stand ③, en klapt u vervolgens de rugleuning neer.

GUM253779
Waarschuwing FY后排座椅NOTE
  • Verzeker u ervan dat bij het verstellen van de rugleuning van de achterbank de veiligheidsgordel niet gedraaid is of achter de rugleuning blijft haken omdat hierdoor de veiligheidsgordel beschadigd kan raken en de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.

  • Verzeker u ervan dat bij het achterover kantelen van de rugleuning er geen voorwerpen op de achterbank liggen en dat de veiligheidsgordels niet zijn vastgegespt. Anders kan de achterbank beschadigd raken.

  • Wanneer de stoel is opgeklapt (zoals wanneer de rugleuning van de achterbank omlaag is gekanteld), mag u niet in die positie zitten terwijl de auto rijdt. Het risico van letsel of overlijden neemt toe in het geval van een aanrijding of bij plotselinge versnelling of vertraging.

  • Wanneer u de rugleuning van de achterbank neerklapt voor extra bergruimte, moet u ervoor zorgen dat de geladen voorwerpen goed vastzitten en deze niet hoger zijn opgestapeld dan de hoogte van de rugleuning van de voorstoel. Anders kan er tijdens een plotselinge stop of aanrijding letsel ontstaan.

  • Wanneer de achterste zitrij beladen is met lange voorwerpen, zet u die voorwerpen zodanig vast dat ze niet in contact komen met het dashboard. Bedek bovendien alle blootliggende scherpe randen of punten om schade aan de auto of letsel te voorkomen.

  • Voordat u de auto start controleert u of de stoelen in de vergrendelde stand staan (waaronder de vooruit/achteruit-verstelling, hoogte, hoek van de rugleuning enz.). Als u de stoelen niet vergrendelt, bestaat het risico van letsel. Als bijvoorbeeld de rugleuning van de achterbank niet volledig is vergrendeld, kan dit veiligheidsproblemen opleveren en secundair letsel veroorzaken in het geval van een aanrijding of plotselinge versnelling of vertraging.

Juiste zitpositie van passagiers op de achterste zitrij

Beperk mogelijke risico's tot een minimum en denk om uw veiligheid door de stoel als volgt af te stellen:

  • Verstel de hoofdsteun zodanig dat het midden ervan gelijk ligt met de ogen van de passagier.

  • Plaats uw voeten in de voetenruimte voor de achterstoelen.

  • Plaats het schuine gedeelte van de veiligheidsgordel tussen uw nek en schouder, en geleid de heupgordel strak over uw heupen en niet over uw buik.

  • Wanneer u kinderen in de auto hebt, moeten geschikte kinderzitjes worden gebruikt om ze veilig te vervoeren. Zie voor meer informatie het deel over kinderzitjes.

Waarschuwing 乘客乘坐后排座椅请务必正确佩戴安全带,避免车辆在出现碰撞、或急加减速时造成乘客发生磕碰受伤风险。
  • De achterpassagiers moeten de veiligheidsgordels op de juiste manier dragen om het risico van letsel als gevolg van de impact veroorzaakt door een aanrijding of plotselinge versnelling of vertraging te vermijden.

  • Hang geen andere voorwerpen (zoals kledinghangers) aan de stoel of hoofdsteun. In het geval van een aanrijding of plotselinge versnelling of vertraging kan dit het risico van letsel vergroten.

  • Terwijl de auto rijdt mag op elke stoel slechts één persoon zitten. Het is verboden voor baby's of kinderen om een stoel en veiligheidsgordel te delen met een volwassene, en om bij een volwassene op schoot te zitten. In het geval van een aanrijding, sterke versnelling of sterke vertraging kan dergelijk gedrag leiden tot ernstig letsel.

De hoofdsteun van de stoel verstellen

De hoofdsteunen van de voor- en achterstoelen kunnen worden versteld door op de knoppen onder de betreffende hoofdsteunen te drukken. De afbeelding toont de knop voor het verstellen van de hoofdsteun van de bestuurdersstoel.

GUM253780

Gebruik de hoofdsteun van de stoel niet als deze in de laagste stand staat. U kunt deze gebruiken door de hoofdsteun omhoog te trekken en in positie te vergrendelen.

GUM253781
Waarschuwing 头枕请根据乘员身高正确进行调节,以便获得最佳的保护效果。
  • Voor de beste bescherming moet de hoofdsteun op de juiste hoogte worden ingesteld, afhankelijk van de lengte van de passagier.

  • Stel de hoofdsteun van de stoel af en zorg ervoor dat het midden van de hoofdsteun en de ogen van de passagier op dezelfde hoogte zitten.

  • Rijd niet met het voertuig als de hoofdsteun is verwijderd. Bij een aanrijding, plotselinge acceleratie of vertraging bieden stoelen zonder hoofdsteunen mogelijk onvoldoende bescherming voor het hoofd, wat kan leiden tot ernstig letsel.

Stoelcomfort

Stoelverwarming

De voorstoelen hebben een verwarmingsfunctie, die standaard is uitgeschakeld.

U kunt naar het Comfort-paneel gaan vanaf de onderkant van het middendisplay,GUM253782 selecteren en op deGUM253783functie tikken om de verwarming van de betreffende stoel in te schakelen. De verwarmingsfunctie heeft drie instelbare niveaus en bereikt de ingestelde temperatuur meestal binnen 10 minuten, waarna de temperatuur constant blijft.

De functie is standaard uitgeschakeld en kan worden ingeschakeld in InstellingenGUM253784in de rechter bovenhoek van de pagina Stoel onder het Comfort-paneel. De stoelverwarming wordt automatisch ingeschakeld wanneer de binnen- en buitentemperatuur laag zijn.

Stoelventilatie

Als de voorstoel is uitgerust met een ventilatiefunctie, is deze standaard uitgeschakeld.

U kunt naar het Comfort-paneel gaan vanaf de onderkant van het middendisplay, de optieGUM253785 selecteren en op deGUM253786functie tikken om de ventilatie van de betreffende stoel in te schakelen. De ventilatiefunctie heeft drie instelbare niveaus, zodat u zo nodig de juiste snelheid kunt kiezen.

De functie is standaard uitgeschakeld en kan worden ingeschakeld in Instellingen GUM253787 in de rechterbovenhoek van de pagina Stoel onder het Smooth-paneel. De stoelventilatie wordt automatisch ingeschakeld wanneer de binnen- en buitentemperatuur hoog zijn.

Zitontspanningsmodus

Als de voorstoelen zijn uitgerust met de Relaxmodus, staat deze standaard uit.

U kunt naar het Comfort-paneel gaan vanaf de onderkant van het middendisplay, de optieGUM253788 selecteren en op deGUM253789functie tikken om de Relaxmodus van de betreffende stoel in te schakelen. De Relaxmodus heeft vier modusinstellingen, zodat u zo nodig de juiste stand kunt kiezen.

  • Modus 1: Cirkelvormige ontspanning van de bovenrug naar de onderrug

  • Modus 2: Ontspanning van de onderrug

  • Modus 3: Ontspanning van de middenrug

  • Modus 4: Ontspanning van de bovenrug

Na activering, werkt elke modus gedurende een cyclus van 20 minuten en wordt daarna automatisch uitgeschakeld.

De functie is standaard uitgeschakeld en kan worden ingeschakeld in Instellingen GUM253790 in de rechterbovenhoek van de pagina Stoel onder het Smooth-paneel. Tijdens een lange rit wordt de Relaxmodus na een bepaalde tijd automatisch geactiveerd.

Opmerking 当座椅加热或通风功能运行时,若乘客离开座位超过 300 秒,功能将自动关闭。压力舒缓30秒
  • Als de passagier de stoel gedurende een bepaalde tijd verlaat terwijl de stoelverwarming of -ventilatie is ingeschakeld, wordt deze functie automatisch uitgeschakeld.

  • Als de passagier de stoel gedurende een bepaalde tijd verlaat terwijl de relaxfunctie is ingeschakeld, wordt deze functie automatisch uitgeschakeld.

  • De stoelverwarming en -ventilatie sluiten elkaar uit en kunnen niet tegelijkertijd worden ingeschakeld.

Waarschuwing 在使用座椅加热功能时,请勿在座椅上铺设毛毯、坐垫等物品 FY
  • Wanneer u de stoelverwarming gebruikt, mag u geen dekens, kussens of andere voorwerpen op de stoel leggen om een plaatselijk buitensporig hoge temperatuur te voorkomen, waardoor de verwarming defect kan raken en de stoel zelfs kan worden beschadigd.

  • Voordat u de stoelverwarming gebruikt, verzekert u zich ervan dat het zitkussen droog is, de kleding niet nat is en het oppervlak van de stoel vrij is van vloeistofresten omdat anders de stelverwarming defect kan raken en het risico van brandwonden op uw huid bestaat.

  • Personen met een verminderd pijngevoel door ziekte, leeftijd of andere aandoeningen, dienen de stoelverwarming zorgvuldig te gebruiken om brandwonden bij lage temperaturen door langdurig gebruik te voorkomen.

  • Gebruik bij het reinigen van de stoel geen reinigingsmiddelen met een te hoog watergehalte om te voorkomen dat vocht in de stoel sijpelt en elektronische apparaten worden beschadigd.

Eenvoudig instappen

Gemakkelijke toegang bestuurder

Ga naar de interface Instellingen vanaf GUM252943op het middendisplay en tik op Bediening > Bestuurdersstoel > Eenvoudig instappen om deze functie in of uit te schakelen, die standaard is uitgeschakeld.

Eenvoudig instappen bestuurder ingeschakeld:
  • Bij het uitstappen: De bestuurdersstoel gaat naar de opgeslagen uitstappositie.

  • Na het instappen: De bestuurdersstoel gaat naar de opgeslagen rijpositie.

De activeringsvoorwaarden voor de uitstap- en rijposities kunnen worden ingesteld op basis van de rijgewoonten in de interface Instellingen Eenvoudig Instappen op het middendisplay.

Activeringsvoorwaarde uitstappositie: Portier wordt geopend of veiligheidsgordel wordt losgemaakt

Activeringsvoorwaarde rijpositie: Portier wordt gesloten of het rempedaal wordt ingetrapt

Opgelet 主驾轻松进出功能需要提前设置好驾驶位置和离车位置。

De functie Eenvoudig instappen voor de bestuurder vereist dat de rijstand en uitstapstand vooraf zijn ingesteld.

Gemakkelijke toegang passagier vooraan

Ga naar de interface Instellingen vanaf GUM252943op het middendisplay en tik op Bediening > Voorpassagiersstoel > Eenvoudige toegang om deze functie in of uit te schakelen, die standaard is uitgeschakeld.

Wanneer Eenvoudige instap passagier is ingeschakeld, kunt u kiezen uit twee instapopties:
  • Alleen uitstappen: De stoel gaat naar de juiste stand nadat de veiligheidsgordel is losgemaakt en het voorpassagiersportier is geopend.

  • Uitstappen en instappen: Nadat de veiligheidsgordel is losgemaakt en het voorpassagiersportier is geopend, wordt de stoel in de juiste stand gezet. Zodra u instapt en het passagiersportier sluit, keert de stoel automatisch terug naar de normale stand.

Airco

Interface voor bediening van de airco

Tik op de temperatuurweergaveknop aan de onderkant van het middendisplay om de interface voor bediening van de airco te openen en het luchtvolume, de temperatuur, de luchtstroomrichting en andere functies van de airco voorin in te stellen.

Tabel 1. Betekenis van de pictogrammen van de interface voor bediening van de airco
PictogrammenNaamFunctie
GUM253791Hoofdschakelaar van de aircoBediening van het in- en uitschakelen van het aircosysteem van de auto.
GUM253792Ventilatie achterinDe luchtstroom blaast naar achteren.
GUM253793Ventilatie voorinDe luchtstroom blaast naar voren.
GUM253794Automatisch zwenkenDe luchtstroom zwenkt naar links en rechts.
GUM253795Automatische modusDe airco past automatisch de koeling, verwarming, luchtsnelheid en circulatiemodus aan op basis van de ingestelde temperatuur.
GUM253796AircoschakelaarDeze schakelaar wordt gebruikt om de koeling van de airco te regelen: indien uitgeschakeld en de ingestelde temperatuur hoger is dan de werkelijke temperatuur in de auto, schakelt de airco over naar de verwarmingsmodus, maar als de ingestelde temperatuur lager is dan de werkelijke temperatuur in de auto, schakelt de airco over naar de ventilatiemodus.
GUM253797Extreem koelenIndien ingeschakeld, wordt de airco van de hele auto ingesteld op maximaal koelen.
GUM260565Extreem verwarmenIndien ingeschakeld, wordt de airco van de hele auto ingesteld op maximaal verwarmen.
GUM260014GeurBedient het in-/uitschakelen en de concentratie van het geursysteem.
GUM264559Ontwasemen met één tikNa inschakelen wordt condens op de voorruit verwijderd.
GUM253801Achterruit- en zijspiegelverwarmingBedient het inschakelen van de achterruit- en zijspiegelverwarming.
GUM259557Frisse luchtCirculeert frisse lucht.
GUM259629RecirculatieRecirculeert de lucht.
GUM259630Automatisch binnen en buitenAutomatische luchtcirculatie binnen en buiten.
GUM253805Temperatuurregeling aircoHiermee stelt u de temperatuur van de airco binnen het bereik van 15 ~ 31℃ in
GUM253806Luchtvolumeregeling aircoRegelt het luchtvolume binnen het bereik 0 ~ 8. Als het luchtvolume 0 is, is de airco uitgeschakeld.
GUM253807Modus voorruitDe luchtuitstroomopeningen van de airco blazen lucht tegen de voorruit
GUM253808Modus bovenDe luchtuitstroomopeningen van de airco blazen lucht tegen het bovenlichaam van de passagier
GUM253809Modus onderDe luchtuitstroomopeningen van de airco blazen lucht tegen het onderlichaam van de passagier
GUM253810Instelknoppen op het comfortpaneel van de aircoTik hierop om naar de pagina met functie-instellingen te gaan om de geur van de airco te neutraliseren, het aircoluchtfilter en andere functies.
Opgelet 所有的电动出风模式均需在吹面模式下才可选择。

Alle automatische luchtstromingsmodi zijn alleen beschikbaar in de hoog-modus.

Luchtuitstroomopeningen en afstelling van de airco voor de voorste zitrij

GUM253811

De luchtuitstroomopeningen aan de voorkant van de auto zijn als volgt geplaatst:

  1. Luchtuitstroomopening boven instrumentenpaneel

  2. Luchtuitstroomopening op het dashboard

  3. Luchtuitstroomopening onder instrumentenpaneel

  4. Luchtuitstroomopening bij de A-stijl

Methode voor het afstellen van de luchtuitstroomopening op het dashboard: houd het blaasgebied op het middendisplay aangeraakt en schuif naar links of rechts om de horizontale uitstroomhoek te regelen.

Geur van de airco neutraliseren

Indien deze functie is ingeschakeld, blijft de ventilator gedurende enige tijd draaien nadat u de auto hebt verlaten en vergrendeld, om de airco droog te houden en bacteriegroei te verminderen.

U kunt een van de volgende droogniveaus selecteren: Standaard (de ventilator blijft ongeveer 3 minuten werken) en Verlengd (de ventilator blijft ongeveer 10 minuten werken).

U kunt onderaan het middendisplay naar de interface Comfortpaneel gaan en op GUM253812 tikken om Geur van de airco neutraliseren in of uit te schakelen. De functie is standaard ingeschakeld en het ingestelde niveau is Standaard.

Bij gebruik hiervan neemt het energieverbruik onder bepaalde omstandigheden toe, dus zorg ervoor dat u uw reis zorgvuldig plant en de functie zo nodig uitschakelt.

Controlelampje van het aircoluchtfilter

Het controlelampje van het aircoluchtfilter wordt aangegeven door een kleurenbalk:

Groen

Werkt normaal.

Oranje

Moet bijna worden vervangen.

Rood

Vervanging wordt aanbevolen.

Ga naar de interface voor bediening van de airco en tik op de knop Instellingen GUM253813 om het controlelampje van het aircoluchtfilter te controleren. Nadat het aircoluchtfilter is vervangen, moet u het controlelampje van het aircoluchtfilter resetten.

Opmerking 该寿命计时为预估时间,实际使用寿命受环境等因素影响,必要时更换。

Deze geschatte levensduur dient uitsluitend ter referentie aangezien de daadwerkelijke levensduur afhankelijk is van de omgeving en andere factoren. Vervang hem zo nodig.

Tips voor het gebruik van de airco

  • Houd de grille vrij (verwijder bladeren, sneeuw, enz.).

  • Als de auto in direct zonlicht geparkeerd staat, is het beter om de ruiten te openen terwijl u de airco inschakelt in de stand Koelen. Dit zorgt voor luchtcirculatie en helpt om het interieur snel af te koelen.

Geur

Uw auto is uitgerust met een geursysteem, waarbij de geurflacon is geplaatst in de geurhouder onder het dashboard van de auto.

Geurpatroon plaatsen:
  1. Plaats de geurpatroon in de geurflacon en plaats de geurflacon vervolgens in de geurhouder totdat deze stevig wordt vastgehouden door de magnetische bevestiging.

  2. Op het middendisplay wordt een melding weergegeven dat de geurflacon met succes is aangebracht, tezamen met informatie over de geur.

Geurpatroon vervangen:
  1. Druk op het midden van het geurpaneel totdat het in de mechanische vergrendelde stand staat.

    GUM254111
  2. Trek de geurflacon uit de geurhouder.

    GUM254112
  3. Breng de nieuwe geurflacon aan in de geurhouder totdat deze stevig wordt vastgehouden door de magnetische bevestiging. Op het middendisplay wordt een bericht weergegeven dat bevestigt dat de geurflacon met succes is aangebracht en wordt informatie over de huidige geur weergegeven.

    GUM254126
  4. Druk nogmaals op het midden van het geurpaneel om het terug te zetten in zijn oorspronkelijke stand.

    GUM254111
Opgelet 安装香氛瓶过程中请勿旋转香氛瓶。

Draai de geurflacon niet om tijdens het aanbrengen van de flacon.

Nadat de geurflacon met succes is aangebracht, kunt u op het middendisplay naar de interface voor bediening van de airco gaan en op GUM260014 tikken om het geursysteem en de concentratie ervan te regelen.

U kunt op de knop Instellingen GUM253816 tikken om het controlelampje van het geursysteem weer te geven en te resetten.

Opgelet 香氛警告
  • Bewaar de geurflacon op een plek waar kinderen er niet bij kunnen om te voorkomen dat zij hem per ongeluk inslikken, wat schadelijk kan zijn voor hun gezondheid.

  • Laat kinderen niet met hun vingers in de geurventilatieopening steken om ongelukken te voorkomen.

  • Houd uw aandacht bij veilig rijden en vermijd de flacon aan te breng of te vervangen terwijl de auto rijdt.

  • Als u enig ongemak ervaart tijdens het gebruik van de geur, stopt u onmiddellijk met het gebruik ervan.

Opgelet 香氛注意
  • Let op de houdbaarheidstermijn van de geurflacon voordat u de flacon aanbrengt. De houdbaarheid van de ongeopende/gesealde geurflacon is 1 jaar. Eenmaal geopend is de geurflacon 3 maanden houdbaar. Gebruik de geurflacon binnen de houdbaarheidstermijn en vervang een geurflacon waarvan de houdbaarheidstermijn is verstreken.

  • Verzeker u ervan dat bij het vervangen van de geurflacon uw handen schoon zijn om er zeker van te zijn dat het geursysteem goed werkt.

  • Er zit een magneet onder het geurmechanisme, dus plaats geen elektronische apparaten, zoals telefoons of tablets, in de buurt van de geurventilatieopening om interferentie tussen de elektronische apparaten en de werking van de geurmodule te voorkomen.

  • Geuren kunnen chemische reacties op organische stoffen in gang zetten, dus vermijd directe aanraking tussen de keramische geurkern in de geurflacon en plastic onderdelen.

Opgelet 香氛说明
  • De geurbeleving kan verschillen afhankelijk van de temperatuur in de cabine, de luchtstroom van de airco en de individuele fysiologische toestand.

  • Koop keramische geurkernen voor de geurflacon via de officiële kanalen om beschadiging van de flacon te voorkomen en de geurkwaliteit te garanderen.

  • Als de geurflacon niet goed wordt gedetecteerd na het aanbrengen van de flacon, brengt u deze opnieuw aan.

Opbergruimten in de cabine

Opbergvak in het portier

Er is een opbergvak onderaan de binnenkant de binnenkant van het portier.

GUM253817
Waarschuwing 为确保门板结构完整性,储物时请避免放置超规格或带尖锐边缘的物品,以防造成门板变形或表面划伤。
  • Om de structurele integriteit van het portierpaneel te waarborgen, mag u geen te grote of scherpe voorwerpen in het opbergvak plaatsen om te voorkomen dat het portierpaneel wordt vervormd of bekrast.

  • Bewaar geen geopende vloeistofverpakkingen in het opbergvak van het portierpaneel om lekkage en beschadiging van de inwendige elektronische onderdelen te voorkomen.

Bekerhouder

De bekerhouder bevindt zich vooraan de middenarmsteun.

GUM253818
Opgelet 请勿在杯托中放置未盖紧的热饮,以免在车辆行驶过程中烫伤乘员。
  • Plaats geen geopende warme dranken in de bekerhouder om het risico van brandwonden tijdens het rijden te vermijden.

  • Plaats geen zware, breekbare, scherpe voorwerpen enz. in de auto om letsel te voorkomen in geval van een aanrijding of sterke versnelling/vertraging.

Magnetisch opbergvak

Het magnetische opbergvak bevindt zich aan de voorkant van de armsteun van de voorste zitrij en kan handmatig worden uitgetrokken.

GUM253819
Opgelet 为避免消磁风险,请勿将工牌、门禁卡、磁条银行卡等磁性物品存放于内置磁铁的储物盒中。

Om het risico van deactivering te vermijden, mag u geen magnetische voorwerpen, zoals badges, toegangskaarten, magneetstripkaarten enz., bewaren in opbergvakken met ingebouwde magneten.

Opbergvak in de armsteun

Druk op de knop aan de voorkant van de armsteun om het opbergvak te openen.

GUM253820

Er bevindt zich ook een opbergruimte onder de armsteun.

GUM253821

Handschoenenkastje

Het handschoenenkastje bevindt zich onder het dashboard aan de voorpassagierskant en bevat een veiligheidshesje en een EHBO-kit.

GUM253822

Plafondhaken

De plafondhaken komen naar buiten als u erop drukt en kunnen worden verborgen door ze naar binnen te drukken. Het maximale draagvermogen is 3 kg.

GUM259806
Opgelet 请勿悬挂硬物(如衣架、玻璃瓶、水果等),以免造成伤害。

Hang geen harde voorwerpen op (zoals kledinghangers, glazen flessen, fruit enz.) om onvoorzien letsel te voorkomen.

Opbergvak onder het zitkussen van de voorpassagiersstoel

Het opbergvak van de voorpassagiersstoel bevindt zich onder het zitkussen. Trek aan de handgreep ① om het zitkussen om te klappen naar stand ② en het opbergvak te openen. Het maximale draagvermogen is 2,5 kg.

GUM253824
Opgelet 装载物品的高度请勿超过储物区域高度,以免物品被压坏或损坏座垫。
  • Plaats voorwerpen niet hoger dan het opbergvak om te voorkomen dat ze geplet worden of dat het zitkussen beschadigd raakt.

  • Verzeker u ervan dat het zitkussen weer vastzit en vergrendeld is na het inladen.

Opbergvak onder achterbankkussen

Het opbergvak achterbank bevindt zich onder het zitkussen. Til het zitkussen op door aan het trekkoord ① te trekken en vervolgens het zitkussen langs positie ② naar positie ③ te draaien, waarna het opbergvak zichtbaar wordt. Het maximale draagvermogen is 5 kg.

GUM253825

Wanneer u het zitkussen terugplaatst, zorgt er dan eerst voor dat de achterkant van het zitkussen op het opbergvak aan de onderkant van de rugleuning rust en druk vervolgens het zitkussen omlaag totdat het vastklikt.

GUM261233
Opgelet 装载物品的高度请勿超过储物区域高度,以免物品被压坏或损坏座垫。
  • Plaats voorwerpen niet hoger dan het opbergvak om te voorkomen dat ze geplet worden of dat het zitkussen beschadigd raakt.

  • Verzeker u ervan dat het zitkussen weer vastzit en vergrendeld is na het inladen.

Kaartzak rugleuning

De kaartzak bevindt op de rugleuning van de voorstoelen en is ideaal voor kleine voorwerpen zoals uw telefoon, portemonnee, tijdschriften en meer.

GUM253826
Opgelet 为避免地图袋变形,请勿长期放置较重或较大物品。

Om vervorming van de kaartzak te voorkomen, mag u niet gedurende lange tijd zware of grote voorwerpen erin plaatsen.

Voorbak

Zorg bij het laden van de voorbak dat de voorwerpen gelijkmatig verdeeld zijn.

GUM253827

Capaciteit van de voorbak (liter)

92

Trek twee keer aan de ontgrendelhendel onder de bestuurderskant van het dashboard om de vergrendeling van de kap van de bagageruimte voorin te ontgrendelen.

GUM253828
Opgelet 前备箱最大承载质量为 35kg,超载可能导致结构变形或部件损坏。
  • De maximale belastbaarheid van de bagageruimte voorin is 35 kg en overbelasting kan leiden tot structurele vervorming of schade aan de onderdelen.

  • Plaats geen kinderen of huisdieren in de bagageruimte voorin om ongelukken te voorkomen.

  • Plaats geen scherpe voorwerpen in de bagageruimte voorin, zoals trekhaken, messen enz., om schade aan het oppervlak van het decoratieve paneel te voorkomen.

Haak voorbak

De voorbak is uitgerust met haken voor voorwerpen zoals boodschappentassen, met een maximaal laadvermogen van 5 kg.

GUM253829
Opgelet 请勿在车辆行驶时悬挂易碎物品,以防道路颠簸碰碎。

Hang geen breekbare voorwerpen op terwijl het voertuig in beweging is, om te voorkomen dat ze breken op oneffen wegdek.

Doorvoerrubber voorbak

Het doorvoerrubber bevindt zich aan de onderkant van de voorbak. Eenmaal verwijderd zorgt het voor afvoer.

GUM253830
Opgelet 拆卸胶塞时请勿施力过猛或使用尖锐工具,以免导致部件变形或密封失效。
  • Gebruik geen buitensporige kracht of scherp gereedschap bij het verwijderen van de rubberen plug omdat hierdoor het onderdeel kan worden vervormd of de afdichting defect kan raken.

In de voorbak mag het peil van de watertank niet hoger staan dan de laagste stand van de onderhoudsklep airco (paars gebied op de afbeelding hieronder). Sla gezien de gevolgen van schommelingen tijdens het rijden geen water op tijdens het rijden. Was als u de voorbak moet wassen niet rechtstreeks het gebied van de onderhoudsklep airco.

GUM253831

Bagageruimte achterin

Capaciteit achterbak

Laadvermogen achterbak (met de zitplaatsen op de tweede zitrij niet neergeklapt) (liter)

404

Laadvermogen achterbak (met de zitplaatsen op de tweede zitrij neergeklapt) (liter)

1253

GUM253832
Opgelet 存放液体物品时需注意密封保管,以免液体渗漏对车辆造成损坏。若发生渗漏,请及时清理。
  • Als u vloeistoffen opbergt, verzekert u zich ervan dat ze goed zijn afgesloten om schade aan de auto door lekkage te voorkomen. Maak in geval van lekkage onmiddellijk schoon.

  • De bagageruimte achterin heeft een maximale belasting van ongeveer 75 kg. Laad geen zware ladingen om schade aan de bagageruimte achterin te voorkomen.

  • Wanneer u voorwerpen in de bagageruimte achterin vervoert, is het aan te raden deze gelijkmatig te verdelen en goed vast te zetten om een goede balans te behouden, en een concentratie van gewicht op één plek te vermijden waardoor het tussenschot kan worden beschadigd.

Haak van bagageruimte achterin

De achterbak is uitgerust met haken voor voorwerpen zoals boodschappentassen, met een maximaal laadvermogen van 3 kg.

GUM253833
Opgelet 请勿在车辆行驶时悬挂易碎物品,以防道路颠簸碰碎。

Hang geen breekbare voorwerpen op terwijl het voertuig in beweging is, om te voorkomen dat ze breken op oneffen wegdek.

De achterklep in noodgevallen openen

GUM253834

Verwijder het vierkante blok boven de vergrendeling vanuit de binnenzijde van de achterbak en gebruik vervolgens uw vingers om de knop in de opening te verplaatsen en de achterklep te openen.

Veiligheidsgordels

Gordelinstructies

Alle zitplaatsen zijn met veiligheidsgordels uitgerust.

De veiligheidsgordel is een van de belangrijkste manieren om de passagiers te beschermen bij een ongeval. Het gebruik van veiligheidsgordels in combinatie met airbags kan de kans op ernstig letsel bij een aanrijding effectief verkleinen.

Er zijn gordelvoorspanners voor zowel de stoelen van de voorste zitrij als de buitenste stoelen van de tweede zitrij. Deze gordelvoorspanner biedt een bepaalde voorspanningskracht voor de veiligheidsgordel bij een ernstig ongeval. Ze trekken een deel van de veiligheidsgordel snel in om de passagiers goed te beschermen. Tegelijkertijd voorkomen ze dat de veiligheidsgordel te veel kracht uitoefent en de inzittenden gewond raken.

Waarschuwing 不系安全带或未正确佩戴安全带可能带来严重的人员伤亡,请务必正确佩戴安全带。
  • Wanneer de veiligheidsgordel niet- of niet correct is vastgemaakt, kan dat leiden tot ernstig of fataal letsel. Maak uw veiligheidsgordel altijd correct vast.

  • Maak uw veiligheidsgordel niet los terwijl de auto rijdt. Anders kan ernstig letsel optreden in geval van een ongeval.

  • Houd de veiligheidsgordel schoon en voorkom dat vreemde voorwerpen in de gordelsluiting terecht komen. Anders kan de veiligheidsgordel niet betrouwbaar worden vastgegespt.

  • Controleer vóór gebruik de veiligheidsgordel en het bevestigingsmechanisme ervan zorgvuldig op beschadigingen en de algemene staat. In geval van enige schade, stopt u onmiddellijk met het gebruik van de veiligheidsgordel en vervangt u deze onmiddellijk.

  • Repareer een beschadigde veiligheidsgordel niet zelf. Onder geen beding mag u een veiligheidsgordel zelf demonteren of monteren.

  • Deel niet één veiligheidsgordel met een andere persoon (zoals met een kind op schoot). Hierdoor kunnen passagiers letsel oplopen in geval van een ongeval.

  • Een veiligheidsgordel die opgerekt en vervormd is als gevolg van een ongeval heeft zijn beschermende werking verloren. Zelfs als het oppervlak ervan niet beschadigd is, moet deze onmiddellijk worden vervangen.

  • Als de gordelspanner eenmaal tijdens een ongeval is geactiveerd, moet deze onmiddellijk worden vervangen. Na bepaalde ongevallen, zelfs als de gordelspanner niet in werking is getreden, wordt aanbevolen om toch naar het servicecentrum van firefly te gaan om hem te laten inspecteren en zo nodig te vervangen.

  • Kantel de rugleuning van uw stoel niet te ver. Anders wordt de beschermende werking van de veiligheidsgordel ernstig beperkt.

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel voor:
  • Wanneer de bestuurder op de bestuurdersstoel zit (met het portier gesloten of het rempedaal ingetrapt) of rijdt, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel GUM253835 op het digitale instrumentenpaneel branden wanneer de voorpassagier de veiligheidsgordel niet heeft bevestigd, om hem/haar/hen erop te attenderen de veiligheidsgordel te bevestigen.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 24 km/u en de veiligheidsgordel van de voorpassagier nog steeds niet is bevestigd, gaat het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel knipperen en klinkt het waarschuwingsgeluid. Nadat de veiligheidsgordel is bevestigd, stoppen het waarschuwingslampje voor de veiligheidsgordel en het waarschuwingsgeluid.

  • Als de veiligheidsgordel van de voorpassagier niet wordt bevestigd, blijft het waarschuwingslampje continu branden en stopt het waarschuwingsgeluid na 95 seconden. Nadat het waarschuwingsgeluid is gestopt en de rijsnelheid na lager te zijn geworden vervolgens weer hoger wordt dan 24 km/u, klinkt het waarschuwingsgeluid weer.

Waarschuwing voor de veiligheidsgordel achter:
  • Wanneer u op de bestuurdersstoel zit (met het bestuurdersportier gesloten of het rempedaal ingetrapt) of aan het rijden bent, gaat het betreffende waarschuwingslampje veiligheidsgordelGUM253836 op het digitale instrumentenpaneel branden als een passagier achterin zijn/haar/hun veiligheidsgordel niet heeft omgedaan, om hem/haar/hen eraan te herinneren dit onmiddellijk te doen.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 24 km/u en een van de achterpassagiers zijn/haar veiligheidsgordel afdoet, activeert het digitale instrumentenpaneel een waarschuwingslampje en een waarschuwingsgeluid. Het waarschuwingslampje en het waarschuwingsgeluid.gaan uit zodra alle passagiers hun veiligheidsgordel hebben bevestigd.

  • Als de veiligheidsgordel van de achterpassagier niet wordt bevestigd, blijft het waarschuwingslampje continu branden en stopt het waarschuwingsgeluid na 33 seconden. Nadat het waarschuwingsgeluid is gestopt en de rijsnelheid na lager te zijn geworden vervolgens weer hoger wordt dan 24 km/u, klinkt het waarschuwingsgeluid weer.

Waarschuwing 若安全带未系报警功能异常,请勿使用相关座椅,并请立即联系萤火虫售后服务中心检查安全带功能。

Als de waarschuwing voor niet-bevestigde veiligheidsgordel niet goed werkt, mag u de desbetreffende stoel niet gebruiken en dient u onmiddellijk contact op te nemen met het servicecentrum van firefly voor inspectie.

Dragen van de veiligheidsgordels

Gebruik de veiligheidsgordels correct als volgt:
GUM253838

Trek de veiligheidsgordel bij de gordeltong gelijkmatig over uw lichaam. Zorg ervoor dat de schouderriem over de schouder loopt, terwijl de heupgordel over de heupen wordt geplaatst. Plaats de veiligheidsgordel nooit over de hals of de buik. Steek de gordeltong in de gesp, tot u een klik hoort die aangeeft dat de gordel vastzit.

Als u de veiligheidsgordel wilt losmaken, drukt u op de rode knop van de gordelsluiting zodat de tong eruit los komt. De veiligheidsgordel kan nu met de hand worden verwijderd. De gesp gaat automatisch terug in de bovenste bevestiging van de veiligheidsgordel.

GUM253839
Waarschuwing 正确佩戴安全带
  • Voor een maximale bescherming door de veiligheidsgordel moet u de rugleuning en hoofdsteun van de stoel goed afstellen voordat u de veiligheidsgordel omdoet.

  • Als een veiligheidsgordel te los of te strak wordt gedragen of gedraaid zit, kan dat bij een ongeval tot letsel leiden.

  • Zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel gelijkmatig over de borst en zo laag mogelijk over de heup dragen. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel plat en dicht tegen het lichaam ligt om straktrekken tijdens een ongeval te voorkomen, wat ernstige schade kan toebrengen aan zowel de vrouw als de foetus.

GUM253840

Airbags

Instructies voor airbags

Airbags zijn een aanvullend veiligheidssysteem dat in combinatie met de veiligheidsgordels werkt. Airbags worden bij ernstige ongevallen snel geactiveerd om het hoofd en de borstkas van passagiers te beschermen en de mate van letsel te beperken. Ze voorkomen echter geen letsel aan ledematen of schaafwonden en blauwe plekken. Airbags moeten daarom altijd samen met de veiligheidsgordels worden gebruikt om maximale bescherming te bieden.

Uw auto is uitgerust met botsingssensoren. Bij een frontale aanrijding of aanrijding van opzij waarbij aan de voorwaarden wordt voldaan (afhankelijk van het type, de hoek en het voorwerp van de aanrijding) om het airbagsysteem te activeren, zullen de airbags worden geactiveerd vanaf de positie die overeenkomt met de aanrijding. De gasgenerator in de airbag ontsteekt en laat met hoge druk een gas vrij dat de afdekkap van de airbag met kracht opent. De airbag vult zich met gas en vormt zo een beschermlaag die de passagiers beschermt zodat het risico van (dodelijk) letsel wordt beperkt.

De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags en zij-airbags van de voorste zitrij. De plaatsen waar zich een airbag bevindt, zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG" om u aan de locaties ervan te herinneren.

  • De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags van de voorste zitrij, die zich respectievelijk in de bekleding van het stuurwiel en bij het instrumentenpaneel aan de voorpassagierskant bevinden.

  • De zij-airbags bestaan uit de zij-airbags (aan beide zijkanten van de bestuurdersstoel en aan de buitenkant van de voorpassagiersstoel) en de gordijnairbags (aan beide zijden in de hemelbekleding boven de portieren, van de A-stijl tot de C-stijl)

GUM253841
  1. Frontale airbag aan de bestuurderskant

  2. Frontale airbag aan de passagierskant

  3. Zijairbag voorstoelen

  4. Gordijnairbags

  5. Middenairbag voorste zitrij

Waarschuwing 安全气囊警告-轿车
  • Airbags zijn een extra veiligheidssysteem en kunnen geen vervanging zijn van de bescherming die veiligheidsgordels bieden. Ze kunnen passagiers alleen een optimale bescherming bieden als ze worden gebruikt in combinatie met veiligheidsgordels. Daarom moeten alle passagiers in de auto hun veiligheidsgordel dragen en een juiste zithouding aanhouden.

  • De bestuurder moet tijdens het rijden ten minste 25 centimeter aanhouden tussen zijn of haar borst en het stuurwiel om rechtstreeks letsel door het uitzetten van de airbag te voorkomen.

  • Kinderen mogen niet op de voorpassagiersstoel zitten, behalve wanneer de airbag van die stoel is uitgeschakeld. Kinderen kunnen zwaar letsel oplopen door de grote kracht die wordt uitgeoefend wanneer de airbag wordt opgeblazen tijdens een aanrijding.

  • Plaats geen spullen op de voorpassagiersstoel. Deze voorwerpen kunnen tijdens een noodstop in de opblaaszone van de airbag terechtkomen, waardoor letselgevaar bij activering van de airbag toeneemt.

  • De airbag kan slechts één keer worden geactiveerd. Vervang de airbag als deze eerder is geactiveerd. Ga zo snel mogelijk naar het servicecentrum van firefly om het airbagsysteem te inspecteren en zo nodig te vervangen om er zeker van te zijn dat het airbagsysteem normaal functioneert, ook als de airbag niet werd opgeblazen tijdens sommige aanrijdingen.

  • Als de afdekkap van de airbag gebarsten of beschadigd is, mag u niet rijden en moet u onmiddellijk contact opnemen met het servicecentrum van firefly voor hulp.

  • Ga naar het servicecentrum van firefly om het airbagsysteem van uw auto te vervangen als het niet is geactiveerd binnen tien jaar na de productiedatum. In het geval het airbagsysteem werd aangepast, moet alle relevante documentatie worden bewaard en bij de overdracht van uw auto aan de nieuwe eigenaar worden overhandigd. Wanneer een airbag wordt vervangen, mag u nooit een airbag gebruiken die verwijderd of gerecycled is uit een gebruikt voertuig.

  • Onbevoegd demonteren en monteren van componenten van airbags, waaronder de stickers van airbags, is ten strengste verboden.

  • Wanneer een airbag wordt opgeblazen, worden rook en poeder gegenereerd, die beide niet giftig zijn, maar desondanks ongemak kunnen veroorzaken.

  • Om te voorkomen dat de stoelhoezen de beschermende werking van de airbags nadelig beïnvloeden, mag u geen stoelhoezen aanbrengen aan de zijkant van de voorstoelen waar de airbags zich bevinden.

  • Plaats geen voorwerpen binnen de opblaaszone van de gordijnairbag (bijvoorbeeld op carrosseriestijlen, dak of handgrepen). Passagiers mogen niet tegen het portier leunen om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Hang geen zware voorwerpen (zoals kledinghangers, fruit of glazen flessen) aan de kledinghaak naast het portier, om letsel als gevolg van het opblazen van gordijnairbags te voorkomen.

  • Zet geen lichaamsdelen, zoals voeten of knieën, op of nabij de afdekkap van de airbag om de correcte werking van de airbag te garanderen en letsel tijdens het opblazen te voorkomen. Plaats of bevestig ook geen voorwerpen op de afdekkap van de airbag.

  • Plak of plaats geen voorwerpen op de bekleding van het stuurwiel en breng hier geen wijzigingen in aan, om letsel bij opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Plaats, hang of monteer geen voorwerpen boven of nabij het dashboard aan de kant van de voorpassagier, om letsel bij opblazen van de airbag te voorkomen.

  • Breng geen wijzigingen aan in het dak van uw auto, om te voorkomen dat correcte werking van de gordijnairbags wordt verstoord en er letsel ontstaat bij opblazen van de airbags.

  • Plaats of hang geen zware of scherpe voorwerpen aan de zonneklep aan de kant van de voorpassagier om letsel veroorzaakt door het opblazen van de frontaal airbag gemonteerd in het dak aan de kant van de voorpassagier te voorkomen.

  • De rook en het stof die vrijkomen tijdens het snelle opblazen van airbags kunnen irritatie, brandwonden en verbranding van huid en ogen veroorzaken. Bovendien kunnen de vezels van de airbag die vrijkomen tijdens het opblazen van de airbag schaafwonden en irritatie van de huid veroorzaken.

Voorwaarden voor het activeren van de airbags

Airbags kunnen onder meer maar niet beperkt tot in de volgende situaties afgaan:
GUM253843
  1. Frontale aanrijding met hoge snelheid tegen een muur of voertuig.

  2. Impact met hard wegdek

  3. In een diepe greppel terechtkomen.

  4. Een aanrijding vanaf de zijkant door een voertuig dat met hoge snelheid rijdt.

  5. Met een harde klap op de weg landen.

Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen bij sommige aanrijdingen, inclusief maar niet beperkt tot de volgende situaties. Gebruik de veiligheidsgordels op de juiste wijze voor bescherming:

GUM253844GUM253845
  1. Aanrijding tegen een boom, pilaar of ander smal object.

  2. Aanrijding van achteren door een voertuig.

  3. Zijdelings omslaan.

  4. Aanrijding met of botsing tegen de achterkant van een vrachtwagen.

  5. Aanrijding met een voertuig vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  6. Aanrijding tegen een muur vanaf de zijkant bij de neus van het voertuig.

  7. Zijdelingse aanrijding met een pilaar.

  8. Zijdelingse aanrijding aan de voorzijde van de auto bij een bepaalde hoek.

  9. Zijdelingse aanrijding op de carrosserie van de auto bij een bepaalde hoek.

  10. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

  11. Gedeeltelijke zijdelingse aanrijding.

Waarschuwingslampje voor de airbags

Het waarschuwingslampje voor de airbags dat de status van de airbags aangeeft, wordt op het digitale instrumentenpaneel GUM253846 weergegeven. Als dit waarschuwingslampje blijft branden nadat het digitale instrumentenpaneel is opgestart, gebruik de auto dan niet en neem onmiddellijk contact op met de firefly-service.

De voorpassagiersairbag uitschakelen

Aangezien de airbag snel en met veel kracht wordt opgeblazen wanneer deze wordt geactiveerd, moet de voorpassagier omwille van de veiligheid een afstand van minimaal 25 cm tot de voorpassagiersairbag aanhouden.

Als er speciale omstandigheden zijn (bijvoorbeeld passagiers met speciale medische behoeften of een kind in een naar achteren gericht kinderzitje op de voorpassagiersstoel) waarbij de airbag voorpassagier moet worden uitgeschakeld, kunt u naar de interface Instellingen gaan viaGUM253847op het middendisplay, tik op Algemeen > Privacy en veiligheid > Airbag voorpassagier en schakel de airbag voorpassagier uit. Op dat moment geven het pictogram GUM253848 en de tekst bovenaan het middendisplay aan dat de airbag voorpassagier is uitgeschakeld, om ernstig letsel bij de passagier op de eerste rij zitplaatsen te voorkomen.

Opgelet 副驾安全气囊禁用

Wanneer de airbag van de voorpassagier wordt gedeactiveerd, keert deze niet automatisch terug naar de normale werkingsstatus. Activeer daarom na afloop van uw rit de airbag van de voorpassagier weer, om zo de veiligheid te waarborgen.

Veiligheidsmaatregelen na activering van airbags

Wanneer de auto betrokken is bij een aanrijding en de airbags zijn geactiveerd, voert de auto automatisch een aantal veiligheidsmaatregelen uit om de passagiers in de auto te beschermen:
  • De hoogspanningsvoeding wordt onderbroken om de passagiers te beschermen.

  • Alle portieren worden ontgrendeld zodat de passagiers in de auto of reddingsmedewerkers de portieren kunnen openen.

  • Open de ruiten, opdat de passagiers niet opgesloten zitten in de auto in het geval de auto in het water terechtkomt.

  • De alarmknipperlichten worden ingeschakeld om de locatie van de auto aan te geven en achterliggers te waarschuwen.

  • De leeslampen worden ingeschakeld om reddingswerkers in het donker te helpen.

Kindersloten

Achterportiersloten

Om kinderen te beschermen, schuift u de knoppen op de achterportieren in de afgebeelde richting om ze te vergrendelen.

GUM252291
Opgelet FY_后车门锁
  • Wanneer het kinderslot is ingeschakeld, mag u geen kinderen alleen laten in de auto om letsel te voorkomen.

  • Bij het inschakelen van het kinderslot moet de inschakelstatus worden bevestigd om foutieve inschakeling te voorkomen.

  • Nadat het kinderslot van de achterportieren is ingeschakeld, kunnen de achterportieren niet meer worden geopend met behulp van de portierhendels aan de binnenkant van de auto en alleen van buitenaf met behulp van de portierhendels op de buitenkant van de auto. Nadat het achterportier is geopend, schuift u de knop in de tegenovergestelde richting om het kinderslot uit te schakelen, waarna de bijbehorende portierhendel aan de binnenkant van de auto weer normaal werkt.

Achterruitvergrendeling

U kunt viaGUM253850op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Bediening > Portier- en ruitenvergrendelingen > Achterruitvergrendelingen tikken om deze functie in of uit te schakelen.

Na activering wordt de ruitschakelaar op de armsteun achterportier uitgeschakeld. U kunt de achterportierruiten alleen bedienen via de ruitschakelaar aan bestuurderszijde of de app firefly. Deze functie is zodanig ingesteld dat deze het geheugen van de auto volgt.

Opmerking FY__后车窗锁说明

Nadat de ruitvergrendeling achter is ingeschakeld, wordt alleen de schakelaarbediening van de zijruiten achter uitgeschakeld en heeft dit geen invloed op de bediening van de zijruiten achter in andere modi (zoals automatisch sluiten bij vergrendelen, automatisch sluiten van de ruiten bij regen, huisdiermodus enz.).

Kinderzitje

Als u met kinderen van jonger dan 12 jaar of korter dan 1,5 meter reist, zet ze dan altijd vast in gecertificeerde kinderzitjes of zitverhogers, nooit op schoot of in de armen, om maximale veiligheid te waarborgen.

Gebruik alleen kinderzitjes die geschikt zijn voor de juiste leeftijd, gecertificeerd zijn en voldoen aan de geldende voorschriften. Controleer vóór montage altijd de certificeringslabels.

Neem bij monteren en gebruiken van kinderzitjes de wettelijke voorschriften, de instructies van de fabrikant en de richtlijnen voor veiligheid van kinderen aan boord in de gebruikershandleiding van de auto ter harte.

Belangrijke instructies voor het gebruik van kinderzitjes

Bij een correct gebruik van kinderzitjes neemt de kans op letsel of de ernst van ongevallen aanzienlijk af. Let op deze kritieke punten:
  • Het wordt niet aangeraden om een kinderzitje op de middelste zitplaats van de achterste zitrij aan te brengen.

  • Kinderen moeten tijdens het vervoer in gecertificeerde veiligheidszitjes met veiligheidsgordels blijven zitten.

  • Kinderen mogen nooit onbeschermd in auto's meerijden.

  • Eén kinderzitje mag nooit door twee of meer kinderen tegelijk worden gebruikt.

  • Kinderen in de armen houden tijdens het rijden is ten strengste verboden.

  • Zorg dat er geen harde of scherpe voorwerpen op kinderzitjes worden gelegd om letsel door snijwonden tijdens ongelukken te voorkomen.

  • Bij monteren van naar achteren gerichte kinderzitjes op de achterste rijen zitplaatsen moet u de voorstoelen op de juiste manier naar voren verplaatsen; voor naar voren gerichte zitjes moet mogelijk de hoogte van de hoofdsteunen worden versteld.

  • Kinderen in veiligheidszitjes vereisen toezicht van een volwassene, laat ze nooit zonder toezicht in auto's achter.

  • Verbied kinderen om tijdens het rijden op te staan of te knielen, de krachten bij een eventueel ongeval kunnen hen wegslingeren en dodelijk letsel aan henzelf en anderen toebrengen.

  • Volg strikt de instructies van de fabrikant voor het juiste gebruik van de veiligheidsgordel, bij correct gebruik beschermt het zitje maximaal.

  • Tijdens een aanrijding of noodstop kan een onjuist aangebracht of niet goed vastgezet kinderzitje bewegen en letsel veroorzaken bij andere passagiers in de auto. Monteer en bevestig kinderzitjes dus altijd goed, zelfs als ze niet bezet zijn.

  • Houd het hoofd en het lichaam van kinderen uit de buurt van portieren, zittingskussens, stijlen en dakrails, om de kans op letsel tijdens afgaan van zij-airbags te verkleinen.

Kinderzitjescategorieën

Gebruik alleen gecertificeerde kinderzitjes die officieel zijn goedgekeurd en voor de juiste leeftijd geschikt zijn. Bij kinderen met een lichaamslengte van meer dan 1,5 meter volstaat het correct omdoen van de veiligheidsgordels zelf, mits hun kinderzitjes aan de geldende voorschriften en normen voldoen.

Tabel 1. Tabel kinderbeveiligingssystemen

Zitstand

1e zitrij passagiera)

Bestuurder

Airbag passagiersstoel vooraan

UIT

Airbag passagiersstoel vooraan

AAN

2e zitrij linksb)

2e zitrij middenb)

2e zitrij rechtsb)

Zitpositie geschikt voor universeel met gordel

(ja/nee)

X

Ja

Nee

Ja

Ja

Ja

i-Size zitstand

(ja/nee)

X

Nee

Nee

Ja

Nee

Ja

Zitpositie geschikt voor zijdelingse bevestiging

(L1/L2/Nee)

X

Nee

Nee

Nee

Nee

Nee

Grootste geschikte naar achteren gerichte bevestiging

(R1/R2X/R2/R3/Nee)

X

Nee

Nee

R1/R2X/R2/R3

Nee

R1/R2X/R2/R3

Grootste geschikte naar voren gerichte bevestiging

(F1/F2X/F2/F3/Nee)

X

Nee

Nee

F2X/F2/F3

Nee

F2X/F2/F3

Grootste geschikte bevestiging verhoger

(B2/B3/Nee)

X

B2/B3c)

Nee

B2/B3

B2/B3c)

B2/B3

a)Indien nodig kan de stoel naar voren of naar achteren worden versteld en kan de hoek van de rugleuning worden versteld.

b)Indien nodig kan de hoofdsteun worden versteld of zelfs worden verwijderd. De voorstoelen kunnen zo worden versteld dat het kind ze niet kan raken.

c)Alleen met veiligheidsgordel

X: zitplaats niet geschikt voor monteren van een kinderzitje uit deze groep

Tabel 2. Door firefly aanbevolen kinderzitjes

Lengte kind

Fabrikant

Kinderzitje

Montage

40-83 cm

Maxi-Cosi

Pebble 360

Met gordel

76-105 cm

Britax Römer

Trifix2i-Size

ISOFIX en Top Tether

100-150 cm

Cybex

Solution Z i-Fix

ISOFIX en veiligheidsgordel

135-150 cm

Osann

Zitverhoger Boost R129

Met gordel

Het juiste kinderzitje kiezen

Vooraan zit er een zonneklep aan de kant van de voorpassagier:

Gebruik NOOIT een naar achteren gericht kinderzitje op een zitplaats die wordt beschermd door een ACTIEVE AIRBAG ervoor, om DODELIJK of ERNSTIG LETSEL voor het KIND te voorkomen.

GUM253852

Kinderen moeten in een kinderzitje zitten of de veiligheidsgordel gebruiken op een van de buitenste zitplaatsen afhankelijk van de leeftijd, de lengte en het gewicht van het kind.

  • Baby's met een lichaamslengte tussen 40-83 cm moeten in een kinderzitje met verstelbare rugleuning worden gezet, bij voorkeur tegen de rijrichting in op de zitplaatsen achter.

  • Baby's en peuters met een lichaamslengte tussen 76-105 cm hebben zitjes met veiligheidsplatforms of 5-puntsgordels nodig, en het wordt ten zeerste aanbevolen om ze achterwaarts gericht op zitplaatsen op de achterbank te monteren.

  • Kinderen met een lichaamslengte tussen 100-150 cm moeten naar voren gerichte zitjes met veiligheidsgordels op de zitplaatsen achter gebruiken.

  • Kinderen met een lichaamslengte tussen 135-150 cm mogen zittingverhogers met veiligheidsgordels op de zitplaatsen achter gebruiken.

Waarschuwing 安全带上部必须从肩部通过且紧贴上身,不得紧贴颈部;安全带下部必须从髋部通过且紧贴下身,不得紧贴腹部。

Het bovenste deel van de veiligheidsgordel moet over de schouder lopen en strak tegen het bovenlichaam zitten zonder de nek te raken. Het onderste deel van de veiligheidsgordel moet dwars over de heup lopen en strak over het onderlichaam zitten zonder de buik te raken.

Een kinderzitje bevestigen

Lees voordat u een kinderzitje monteert eerst grondig de handleiding ervan om te controleren of het voor uw specifieke modelvariant geschikt is. Als zowel de veiligheidsgordel als de ISOFIX-verankeringen kunnen worden gebruikt om het kinderzitje te bevestigen volgens de bevestigingsmethode van het kinderzitje, adviseren wij de ISOFIX-verankeringen te gebruiken.

  • Bevestiging met de veiligheidsgordel van de auto

    Monteer het kinderzitje op de zitplaatsen achter door de autogordel door de geleiders ervan te halen en de gesp te vergrendelen. Zorg dat de veiligheidsgordel zonder te draaien vlak ligt en trek dan stevig aan de gordel om te controleren of deze goed vastzit.

    GUM253853
  • Bevestiging met ISOFIX-verankeringen

    De buitenste zitplaatsen achter in uw auto zijn voorzien van ISOFIX-verankeringen die onder een beschermende klep tussen de rugleuningen en de zitkussens verborgen zitten. Til de klep op om bij de verankeringen tussen deze componenten te komen en monteer het kinderzitje met behulp van ISOFIX.

    1. Til de verbindingsklep tussen rugleuning en zitkussen op, vouw deze vervolgens om en zet deze vast langs de gemarkeerde ondergrens boven de ISOFIX-verankeringen. Steek vervolgens de onderste connectoren van het kinderzitje in de ISOFIX-verankeringen totdat u duidelijk een 'klik' hoort.

      GUM253854
    2. Rijg de Top Tether-riem over de hoofdsteun van de zitplaats en maak deze vast aan de verankeringshaak achter de rugleuning van de zitplaatsen achter.

      GUM253855
    3. Trek stevig aan het kinderzitje om de stabiliteit van de montage te controleren.

Waarschuwing 固定装置仅用于安装ISOFIX接口儿童座椅,非儿童座椅物件禁止连接此固定装置,以免造成人身伤害。安装和拆卸安全座椅请按照座椅说明书及车辆指导操作,未正确操作将可能造成儿童或其他乘客受伤。
  • Het bevestigingssysteem dient alleen voor het aanbrengen van een kinderzitje met een ISOFIX-bevestiging. Om letsel te voorkomen, mag u geen andere voorwerpen bevestigen aan dit bevestigingssysteem.

  • Volg bij het aanbrengen en verwijderen van het kinderzitje de instructies voor het kinderzitje en de auto. Onjuiste bediening kan leiden tot letsel bij kinderen of andere passagiers.

Kindaanwezigheidsdetectie (CPD)

Als extra functie voor de veiligheid van kinderen kan Kindaanwezigheidsdetectie (CPD) gebruikers er effectief aan herinneren wanneer kinderen of huisdieren alleen in de auto zijn achtergelaten, waardoor de kans afneemt dat er door het achterlaten van kinderen of huisdieren in de auto een ongeval plaatsvindt.

De sensoren in de auto verrichten een controle nadat de auto is vergrendeld. Als er wordt gedetecteerd dat een kind of huisdier alleen in de auto wordt achtergelaten, waarschuwt het systeem de gebruiker via waarschuwingen in de vorm van geluid en licht, de firefly-app en sms.

De functie Kindaanwezigheidsdetectie is standaard ingeschakeld zodra de auto wordt ingeschakeld. U kunt deze functie tijdens de huidige rit ook handmatig uitschakelen door het pictogram Kindaanwezigheidsdetectie op de bovenste statusbalk van het middendisplay te selecteren nadat u het twee keer hebt bevestigd.

Pictogrammen statusbalk

Beschrijving pictogram

GUM253857

Functie Kindaanwezigheidsdetectie aan

GUM253858

Functie Kindaanwezigheidsdetectie uit

GUM253859

Waarschuwing Kindaanwezigheidsdetectie

GUM253860

Storing functie Kindaanwezigheidsdetectie

Als de functie Kindaanwezigheidsdetectie binnen 10 seconden nadat u de auto hebt detecteert dat er een kind of huisdier binnen is gelaten, activeert deze Alarmniveau 1; als er binnen 20 seconden na verstrijken van alarmniveau 1 geen portier wordt geopend, wordt Alarmniveau 2 geactiveerd.

  • Alarmniveau 1: Het geluidssignaal van de auto piept en de richtingaanwijzer knippert gedurende 6 seconden;

  • Alarmniveau 2: Het geluidssignaal van de auto piept en de richtingaanwijzer knippert gedurende 16 seconden, en geeft gedurende 20 minuten één keer per minuut een herinnering, en de airco van de auto gaat automatisch aan; en u ontvangt elke 5 minuten een herinnering via sms of firefly-app.

Opgelet CPD升级报警
  • Als de gebruiker het portier ontgrendelt en opent tijdens een alarm van niveau 1 (AVAS klinkt en richtingaanwijzer knippert gedurende 6 seconden) en binnen 20 seconden nadat het alarm van niveau 1 is afgelopen, wordt het alarm onderbroken en informeert het middendisplay u dat kinderen of huisdieren in de auto zijn achtergelaten. Binnen 10 seconden nadat u het portier hebt gesloten, blijft de kindaanwezigheidsdetectie (CPD) actief en wordt een alarm van niveau 2 onmiddellijk geactiveerd als nog steeds kinderen of huisdieren in de auto worden gedetecteerd.

  • Als de gebruiker het portier ontgrendelt en opent tijdens een alarm van niveau 2 (AVAS klinkt, richtingaanwijzer knippert, airco ingeschakeld en melding gezonden via berichten en app gedurende 20 minuten), wordt het alarm onderbroken. Binnen 10 seconden nadat u het portier hebt gesloten, blijft de kindaanwezigheidsdetectie (CPD) actief en wordt een alarm van niveau 2 voortgezet als nog steeds kinderen of huisdieren in de auto worden gedetecteerd.

Opgelet 儿童遗留检测
  • Kindaanwezigheidsdetectie (CPD) is een extra veiligheidsfunctie waarbij de mogelijkheid van omissies en valse waarschuwingen bestaat. Gebruikers worden dus ontraden om kinderen zonder toezicht in de auto achter te laten.

  • Ga na ontvangst van meldingen zo snel mogelijk terug naar het voertuig om de kinderen te controleren en ongelukken te voorkomen.

Opmerking FY__CPD__CN__说明
  • Wanneer de huisdiermodus is ingeschakeld, wordt de kindaanwezigheidsdetectiefunctie tijdelijk uitgeschakeld.

  • De kindaanwezigheidsdetectiefunctie werkt alleen bij een netwerkverbinding. Als het netwerk slecht of niet beschikbaar is, wordt u mogelijk niet tijdig geïnformeerd.

  • Nadat de kindaanwezigheidsdetectiefunctie het alarm heeft geactiveerd, zijn de functies voor voertuigbediening op afstand (zoals ontgrendelen, bagageruimte achterin, airco, comfort enz.) in de firefly-app niet beschikbaar.

  • Wanneer de kindaanwezigheidsdetectiefunctie is ingeschakeld en het resterende rijbereik van de auto minder dan 10 km is, of als de airco niet goed werkt, wordt de airco automatisch uitgeschakeld, worden de vier portieren automatisch ontgrendeld, gaan alle ruiten ongeveer 12% naar beneden en krijgt u een melding in de firefly-app.

Alcoholslot

Het doel van het alcoholslot is om de verkeersveiligheid te verbeteren. Als het alcoholgehalte in uw bloed hoger is dan de limiet, mag u niet meer rijden.

Voordat u het slot inbouwt, moet u rekening houden met de volgende veiligheidsrisico's en -punten:

  • De auto staat in de versnelling P, schakel de hoogspanning uit (om het hoogspanningscircuit te onderbreken, ontkoppel de stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen los en ontkoppel vervolgens de kabel van de minpool van de 12V-accu).

  • De verantwoordelijkheid voor een veilige montage rust bij de monteur van het alcoholslot.

De alcoholslotaansluiting van de auto zit onder de voorpassagiersstoel. De montagemethode is als volgt:

  1. Zet de voorpassagiersstoel in de achterste en hoogste stand.

  2. Til de vloerbekleding op, verwijder de afdekking van de connector van het alcoholslot en sluit de voedingsconnector van het alcoholslot aan.

    GUM253861
  3. Sluit de stekker van het alcoholslot en de handset van het alcoholslot aan.

  4. Leg het alcoholslot in het opbergvak onder de middenconsole.

In modellen waarin een alcoholslot is geïnstalleerd, wordt de alcoholslottest geactiveerd wanneer u de auto ontgrendelt, instapt en uw veiligheidsgordel omdoet. U mag pas schakelen en rijden als het resultaat van de test goed is.

Opgelet 如酒精锁设备连接车辆过程中出现通讯故障,请您尝试插拔酒精锁设备重新进行连接。如多次尝试仍未能连接,请联系萤火虫服务中心。

Als de communicatie mislukt tijdens het aansluiten van het alcoholslotapparaat op de auto, probeert u het alcoholslotapparaat aan te sluiten of los te koppelen om opnieuw verbinding te maken. Als u na meerdere pogingen geen verbinding kunt maken, neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

Het aansluitschema van het alcoholslot is als volgt:

Pen

Functie

Kabel

Pen 1

Accuvoeding

Grijs-witte kabel

Pen 2

Massa

Zwarte kabel

Pen 4

Aansluiting gegevensbus

Blauw-witte kabel

LIN

Multi Collision Braking (MCB)

Multi Collision Braking (MCB) is standaard op firefly. Bij bepaalde soorten botsingen activeert het voertuig de remmen om een secundaire aanrijding te helpen voorkomen of de gevolgen ervan te beperken. Om een secundaire botsing te voorkomen of de gevolgen ervan te beperken, worden de remmen automatisch geactiveerd om de auto tot stilstand te brengen.

De remlichten en de alarmknipperlichten worden geactiveerd, en de knipperlichten blijven werken nadat de auto tot stilstand is gekomen. Dan wordt ook de elektrische handrem automatisch aangetrokken.

In een situatie waarin het niet wenselijk is om de auto tot stilstand te brengen, kunt u deze functie annuleren door het gaspedaal in te trappen.

Deze functie kan alleen in werking treden als het remsysteem na de primaire botsing voldoende intact is.

Gegevensrecorder gebeurtenissen (EDR)

De auto is uitgerust met een gegevensrecorder voor gebeurtenissen (EDR). Het belangrijkste doel van EDR is het registreren van gegevens van botsingen of omstandigheden die op een botsing lijken, zoals het afgaan van airbags of botsingen met obstakels op de weg; deze gegevens kunnen helpen om inzicht in de werking van de systemen van de auto te krijgen.

De EDR van deze auto kan tijdelijk of permanent technische informatie opslaan, zoals de status van de auto, gebeurtenissen en storingen. De technische informatie bevat doorgaans de volgende statusinformatie van componenten, modules, systemen en omgevingen:
  • Informatie over de status van de auto en zijn componenten, zoals rijsnelheid, acceleratie en voertuigidentificatiecode.

  • Status van de werking van belangrijke systeemcomponenten, zoals de gordelsluitingen van de veiligheidsgordels.

  • De reacties van de auto onder speciale omstandigheden, zoals het opblazen van airbags en het ingrijpen van het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP).

  • Gegevens gedurende een periode voorafgaande aan en volgend op een botsing, zoals het remmen, accelereren en sturen, het tijdstip van de botsing, informatie over het in werking treden van de beschermingsinrichtingen voor de inzittenden, informatie over de status van de veiligheidsgordel, enz.

De EDR registreert gegevens met betrekking tot het actieve veiligheidssysteem vanuit de volgende bronnen:
  • De rijsnelheid, de status van het antiblokkeersysteem, de status van de elektronische stabiliteitsregeling, de status van het tractieregelsysteem en de stand van het rempedaal worden geregistreerd door de remregeleenheid (BCU).

  • De status van het cruisecontrol-systeem, het adaptieve cruisecontrol-systeem en het autonome noodremsysteem worden geregistreerd vanuit het centrale computercluster (CCC).

Deze gegevens helpen om de omstandigheden waaronder een botsing of letsel is opgetreden beter te begrijpen.

Deze gegevens zijn uitsluitend van natuurlijke attributen die worden gebruikt om storingen te identificeren en elimineren en om de functies van de auto te optimaliseren. De bewegingskarakteristieken van de weggedeelten waarover is gereden, kunnen echter niet worden gecreëerd op basis van deze gegevens.

Deze technische parameters en overige informatie met betrekking tot de auto, zoals ongevallenrapporten, schade aan de auto, bewijsmaterialen, enz. (waarbij mogelijk professioneel personeel moet worden ingeschakeld), worden gelezen met behulp van boorddiagnose (OBD) of airbagregelmodule (ACM) in een firefly-service.

Derden met gespecialiseerde apparatuur, zoals wetshandhavingsinstanties, kunnen deze ook technische gegevens openen en lezen mits ze gemachtigd zijn voor toegang tot de EDR.

Als de EDR onvoldoende ruimte heeft om een gebeurtenis op te slaan, zullen eerder ontgrendelde gebeurtenisgegevens worden overgeschreven met de gegevens van de huidige gebeurtenis. Dit overschrijven zal echter in chronologische volgorde plaatsvinden. De gegevens van een vergrendelde gebeurtenis zullen niet worden overschreven door de gegevens van latere gebeurtenissen.

Opmerking EDR数据中记录的时间为世界标准时间(UTC)

De EDR-gegevens zijn gebaseerd op de gecoördineerde universele tijd (UTC), en de bijbehorende regionale tijd moet worden omgezet op basis van de tijdzone (regionale tijd = UTC-tijd + tijdzone-verrekeningen). Als de geregistreerde UTC-tijd bijvoorbeeld 6:00 is, dan is de overeenkomstige lokale tijd in Beijing (UTC+8 uur), en dus 14:00 (6+8).

Opmerking FY在未经车主允许的情况下不会将数据记录系统的信息透露给第三方人员使用。

firefly zal de informatie in het gegevensregistratiesysteem niet aan personeel van derden bekendmaken zonder toestemming van de eigenaar.

Intelligent beeldvenster

Stuuruitslagindicator

U kunt viaGUM252943 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en vervolgens opAlgemeen > Privacy en beveiliging > Stuuruitslagindicator tikken om deze functie AAN of UIT te zetten.

Wanneer het systeem is ingeschakeld, geeft het real-time dodehoekbeelden weer op het middendisplay wanneer u de richtingaanwijzers via de multifunctionele bedieningshendel inschakelt, waardoor het besef van de situatie wordt verbeterd en er botswaarschuwingen worden gegeven om risico's tijdens het rijden te verminderen. Als er naderende obstakels vanaf de betreffende achterkant worden gedetecteerd, geeft het beeldvenster rode waarschuwingen weer aan de kant van de obstakels voor een betere zichtbaarheid.

Het beeldvenster wordt gesloten wanneer de richtingaanwijzer wordt uitgeschakeld of wanneer u op de knop Sluiten in de linkerbovenhoek van het middendisplay tikt.

De auto starten

Zodra de auto ontgrendeld is, gaat deze naar de status Gereed om te rijden (contact aan) wanneer er aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. De bestuurder zit op de bestuurdersstoel of de veiligheidsgordel van de bestuurder is omgedaan. Als de auto is uitgerust met een alcoholslot, moet de bestuurder ook door de alcoholslottest komen.

  2. Het bestuurdersportier is gesloten of het rempedaal is ingetrapt.

  3. De auto detecteert een geldige sleutel.

Wanneer u op de bestuurdersstoel zit en de auto een geldige sleutel detecteert, trapt u het rempedaal in en zet u de versnellingshendel in de gewenste stand, de auto start. Op dit moment geeft het instrumentenpaneel GUM253867 weer, wat aangeeft dat de auto klaar is om stroom te leveren.

Waarschuwing FY__请妥善保管钥匙__警告
  • Maak voordat u gaat rijden uw veiligheidsgordel vast en verstel uw stoel, het stuurwiel, de achteruitkijkspiegel en de zijspiegels naar de juiste stand.

  • Beheer uw telefoonkaart, uw NFC-kaart en de firefly -app naar behoren, en laat personen die niet kunnen of mogen rijden niet op de bestuurdersstoel plaatsnemen.

  • Wanneer de auto wordt gestart, kan een korte vertraging optreden in de verlichting van het middendisplay of het instrumentenpaneel. Wacht tot het scherm een zelfcontrole heeft afgerond, alvorens een transmissiestand te selecteren, te rijden of andere bedieningen uit te voeren, om persoonlijk letsel of schade aan eigendommen te voorkomen.

Schakelen

Het stuurwiel van de auto is uitgerust met een kolomschakelhendel aan de rechterkant, met in totaal 4 versnellingen: Parkeerstand (P), Rijden (D), Neutraal (N) en Achteruit (R).

Wanneer de auto stilstaat, trapt u het rempedaal in en schakelt u de versnellingshendel omhoog of omlaag om te schakelen. Op het instrumentenpaneel staat de huidige versnelling; als het schakelen niet lukt, probeer het dan opnieuw.

GUM253868
  • Parkeerstand (P): Wanneer de auto stilstaat, drukt u op de knop Parkeerstand (P) aan de zijkant van de versnellingshendel om de Parkeerstand (P) in te schakelen; nadat u het rempedaal hebt ingetrapt, schakelt u de versnellingshendel omhoog of omlaag om uit de Parkeerstand (P) te schakelen.

GUM253869
  • Rijden (D): Wanneer de auto stilstaat, trapt u het rempedaal in en schakelt u de versnellingshendel helemaal omlaag om Rijden (D) in te schakelen.

  • Achteruit (R): Wanneer de auto stilstaat, trapt u het rempedaal in en schakelt u de versnellingshendel helemaal omhoog om Achteruit (R) in te schakelen.

  • Neutraal (N):
    • Wanneer de auto in de Parkeerstand (P) staat, trapt u het rempedaal in en schakelt u de versnellingshendel voorzichtig omhoog of omlaag en houdt u deze langer dan 1 seconde vast om Neutraal (N) in te schakelen;

    • Wanneer de auto in de stand Rijden (D) staat, schakelt u de versnellingshendel voorzichtig omhoog en houdt u deze langer dan 1 seconde vast om Neutraal (N) in te schakelen;

    • Wanneer de auto in de stand Achteruit (D) staat, schakelt u de versnellingshendel voorzichtig omlaag en houdt u deze langer dan 1 seconde vast om Neutraal (N) in te schakelen.

Waarschuwing FY_换挡_警告

Let tijdens het rijden op uw omgeving om ongevallen te voorkomen.

Opgelet FY_换挡_注意
  • Controleer na het selecteren van een transmissiestand de aanduiding van de transmissiestand op het instrumentenpaneel. Als de transmissiestand niet is zoals verwacht, controleert u dit nogmaals of selecteert u de transmissiestand opnieuw.

  • Wanneer de auto in beweging is, kunt u in noodgevallen, zoals wanneer het rempedaal niet werkt of blijft hangen, een noodstop maken door de knop voor de parkeerstand (P) lang in te drukken.

  • Wanneer de auto in de neutraalstand (N) staat, trapt u het rempedaal in om slippen te voorkomen.

  • Na een rit moet u ervoor zorgen dat de auto in de parkeerstand (P) staat voordat u uitstapt.

Schakelgeluid

U kunt het schakelgeluid inschakelen via het middendisplay.

Ga naar de interface Instellingen viaGUM252943 op het middendisplay en tik vervolgens op Geluid > Schakelgeluid om deze functie in of uit te schakelen.

Rijmodus

De verschillende rijmodi komen overeen met verschillende rijeigenschappen, -ervaringen en -sensaties. Uw auto heeft drie basisrijmodi: 'ECO', 'Soepel' en 'Sport'.

U kunt naar op het middendisplay met GUM253871 naar de interface Instellingen gaan en op Rijmodus tikken om het volgende te selecteren:

  • GUM253872ECO: Acceleratievermogen is relatief soepel of beperkt, waardoor rijgedrag en energieverbruik in balans zijn.

  • GUM253873Comfort: Acceleratievermogen is soepel, waarbij prioriteit wordt gegeven aan rijcomfort met behoud van een zeker rijgedrag, waardoor deze modus geschikt is voor dagelijkse ritjes en langer rijden.

  • GUM253874Sport: Krachtige prestaties met responsieve pedaalfeedback met behoud van een zeker comfortniveau, waardoor deze modus geschikt is voor zowel dagelijkse ritjes als sportief rijden.

De rijmodus van de auto wordt niet onthouden door de account en is alleen geldig tijdens de huidige rit. Telkens wanneer de auto wordt ingeschakeld, wordt de rijmodus automatisch teruggezet naar de modus 'Comfort'.

In de ECO-modus geeft het systeem prioriteit aan energiebesparing en daarom is de airco mogelijk minder comfortabel dan in andere rijmodi. Pas indien nodig de temperatuur van de airco handmatig aan.

Regeneratief remmen

Wanneer de auto afremt of uitrolt, kan de kinetische energie ervan worden omgezet in elektrische energie en worden opgeslagen in de hoogspanningsaccu. U kunt het niveau van regeneratief remmen aanpassen om het energieverbruik te optimaliseren en het rijbereik te vergroten.

Het instrumentenpaneel geeft het huidige uitgangsvermogen van de auto weer: Het uitgangsvermogen van het rijden wordt als positieve waarde weergegeven, terwijl het regeneratieve-remvermogen als negatieve waarde wordt weergegeven.

U kunt viaGUM253875 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijmodus > Regeneratief remmen tikken om het niveau van het regeneratief remmen (Laag/Standaard/Hoog/AUTO) naar behoefte aan te passen.

Opmerking FY__能量回收
  • Wanneer het regeneratief remmen op een Laag niveau is, is de vertraging door regeneratief remmen vergelijkbaar met de vertraging bij het uitrollen van een auto op conventionele brandstof nadat het gaspedaal is losgelaten. Hoe hoger de hendel, hoe merkbaarder de vertraging tijdens het uitrollen.

  • De mate van regeneratief remmen kan van invloed zijn op het rijcomfort. Selecteer een geschikt niveau van regeneratief remmen.

Automatisch regeneratief remmen

Wanneer regeneratief remmen op AUTO is ingesteld, gebruikt de auto het huidige bestuurdersassistentieschema om de staat van het wegdek te detecteren en de intensiteit van het regeneratief remmen intelligent aan de afstand en snelheid van voorliggers aan te passen.

Vervolgens gaat het lampje voor automatisch regeneratief remmen op het instrumentenpaneel GUM253876branden. Wanneer het automatisch regeneratief remmen beperkt is, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het instrumentenpaneel, schakelt het niveau van het regeneratief remmen automatisch naar Standaard en gaat het lampje voor automatisch regeneratief remmen op het instrumentenpaneel uit.

Opgelet FY_自动能量回收
  • Wanneer automatisch regeneratief remmen is geactiveerd, behoudt u de controle over het rempedaal om veilig te rijden.

  • Bij slecht weer, slechte wegomstandigheden of in sommige speciale scenario's is het mogelijk dat automatisch regeneratief remmen niet beschikbaar is vanwege de externe omgeving of de wegomstandigheden.

Hydraulische rembekrachtiging

De remwerking via regeneratief remmen is afhankelijk van de status van de hoogspanningsaccu. Wanneer de temperatuur van de hoogspanningsaccu te laag is of deze bijna volledig is opgeladen, wordt het vermogen van de hydraulische rembekrachtiging van de auto beperkt, en dit kan de remwerking nadelig beïnvloeden. In dat geval verschijnt er een waarschuwing op het middendisplay om u eraan te herinneren voorzichtig te rijden.

Om een consistente vertragende werking door regeneratief remmen te behouden, kunt u viaGUM253877 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijmodus > Hydraulische rembekrachtiging tikken om deze functie in te schakelen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, zal het remsysteem, als het regeneratieve-remvermogen beperkt is, automatisch regulier remmen wanneer u het gaspedaal loslaat om voor een consistente vertraging te zorgen die overeenkomt met een onbeperkte werking van regeneratief remmen, wat een soepele rijervaring oplevert.

Opgelet FY__液压制动补偿
  • Het wordt afgeraden om deze functie te activeren bij slecht weer of onder slechte wegomstandigheden.

  • In gevallen, zoals lange afdalingen, die thermische degradatie van het remsysteem kunnen veroorzaken, let u goed op de status van de prestaties van het remsysteem. U kunt ook de functie uitschakelen om een realistisch gevoel van de bedrijfsstatus van het remsysteem te garanderen.

  • Bij bepaalde systeemstoringen (bijvoorbeeld oververhitting van de remschijven) wordt deze functie tijdelijk uitgeschakeld en kunt u deze weer inschakelen nadat het defecte systeem is hersteld.

Modus met één pedaal

De modus met één pedaal is een hulpfunctie voor de bestuurder die het rijden vereenvoudigt door de frequentie van het wisselen tussen gas- en rempedaal te verlagen, waardoor de bestuurder minder snel vermoeid raakt.
  • Als de modus met één pedaal niet is ingeschakeld en u tijdens het rijden het gaspedaal loslaat, rijdt de auto na de vertraging door regeneratief remmen nog steeds langzaam met een lage snelheid (ongeveer 7 km/u in RIJDEN (D) en 5 km/u in ACHTERUIT (R)). U moet het rempedaal intrappen om de auto verder te laten vertragen totdat deze stilstaat.

  • Als de modus met één pedaal is ingeschakeld, kunt u met alleen het gaspedaal versnellen, vertragen en stoppen. De auto accelereert wanneer u het gaspedaal intrapt, vertraagt wanneer u het loslaat en blijft vertragen met regeneratief remmen totdat de auto volledig tot stilstand komt wanneer u het pedaal volledig loslaat.

U kunt deze functie in- en uitschakelen door vanafGUM253878op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan en op Rijmodus> Modus met één pedaal te tikken.

Met ingeschakelde modus met één pedaal geeft het instrumentenpaneel het volgende weer:
  • GUM253879Het lampje is aan, de modus met één pedaal staat in de stand-bystand en wordt automatisch geactiveerd wanneer de auto in de stand RIJDEN (D) of ACHTERUIT (R) staat.

  • GUM253880Het lampje brandt en de modus met één pedaal is actief.

Wanneer de modus is uitgeschakeld, gaat het lampje voor de modus met één pedaal op het instrumentenpaneel uit.

Opgelet FY_保持模式
  • U kunt nog steeds remmen met het rempedaal wanneer de modus met één pedaal is ingeschakeld. Wanneer een noodstop vereist is of het noodzakelijk is om relatief krachtig te remmen, trapt u het rempedaal op tijd in om veilig te kunnen rijden.

  • Als de modus met één pedaal is ingeschakeld, zijn het selecteren van de transmissiestand voor regeneratief remmen en de functie autohold op het middendisplay uitgeschakeld.

Opmerking 当发生碰撞时,撞击力会通过加速踏板传递至小腿,对驾驶员造成伤害。
  • In het geval van een aanrijding kan de kracht van de impact via het gaspedaal worden doorgegeven aan het onderbeen van de bestuurder, waardoor letsel kan worden veroorzaakt. Om de veiligheid van de bestuurder te beschermen, is het gaspedaal ontworpen met een ingebouwde breuklijn om de kracht te begrenzen.

  • Wanneer een ongeval plaatsvindt en als het gaspedaal wordt blootgesteld aan een grote, zijdelingse, externe kracht kan door de breuklijn het gaspedaal breken om het been van de bestuurder te beschermen.

Autohold

Autohold is een automatische remfunctie die de auto stilhoudt wanneer u het rempedaal na het stoppen loslaat.

U kunt viaGUM253881op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijmodus > Autohold tikken om deze functie in of uit te schakelen.

  • Wanneer Autohold is ingeschakeld, wordt de functie geactiveerd wanneer u tijdens het rijden het rempedaal intrapt en de auto stopt.

  • Het Autohold-lampjeGUM253882op het instrumentenpaneel gaat aan wanneer Autohold is geactiveerd. Na 10 minuten activering schakelt de auto automatisch de Parkeerstand (P) in en wordt de elektrische parkeerrem aangetrokken.

  • Wanneer Autohold is ingeschakeld, kunt u deze uitschakelen door het gas- of rempedaal iets in te trappen en vervolgens los te laten.

Wanneer u Autohold op hellende wegen gebruikt, moet u het rempedaal onder controle houden. Wanneer het remsysteem wordt geactiveerd, levert het voldoende remkracht om de auto op basis van de helling stil te houden.

Opgelet FY_自动驻车
  • De Autohold-functie kan niet worden ingeschakeld wanneer de auto in de achteruit (R) of neutraalstand (N) staat.

  • Wanneer u de Autohold-functie gebruikt op een weg met hellingen, mag de helling van de weg niet groter zijn dan 20% (ongeveer 11°).

Elektrische parkeerrem (EPB)

De elektrische parkeerrem (EPB) voorkomt dat een stilstaande auto uit zichzelf in beweging komt.

EPB aantrekken

Wanneer de auto stilstaat, kunt u de EPB op de volgende manieren handmatig aantrekken:
  • Druk kort op de knop Parkeerstand (P) aan de zijkant van de versnellingshendel om de Parkeerstand (P) in te schakelen.

    GUM253883
  • GUM253884Ga naar de interface Instellingen op het middendisplay door naar Rijmodus > Elektrische parkeerrem > Tik om te parkeren te gaan.

In de volgende scenario's schakelt de auto automatisch de EPB in en wordt de Parkeerstand (P) ingeschakeld:
  • Wanneer de auto stilstaat en de Autohold is geactiveerd en de bestuurder de deur opent of de veiligheidsgordel losmaakt en de stoel verlaat.

  • Wanneer de auto stilstaat en de Modus met één pedaal is geactiveerd en de bestuurder de deur opent of de veiligheidsgordel losmaakt en de stoel verlaat.

  • Wanneer de auto stilstaat en Autohold langer dan 10 minuten actief is, of wanneer de functie vanwege storingen wordt uitgeschakeld.

  • Wanneer de versnelling van de auto in D, R of N staat en de oplaad-/ontlaadinrichting is geplaatst.

Wanneer de EPB is ingeschakeld, gaat het EPB-lampjeGUM253885 op het instrumentenpaneel aan, wat bevestigt dat de EPB is geactiveerd.

Wanneer het lampje GUM247221op het instrumentenpaneel aan blijft en het controlelampje GUM247399aan gaat en knippert, duidt dit op een defect in de EPB. Rij voorzichtig en neem tijdig contact op met de firefly-service.

EPB loszetten

De EPB kan niet handmatig via de zachte schakelaar op het middendisplay worden losgezet, maar kan wel automatisch op de volgende twee manieren worden losgezet:

  • Trap met de auto in de Parkeerstand (P) het rempedaal krachtig in en schakel uit de Parkeerstand (P).

  • Trap het gaspedaal in wanneer de auto in de stand Rijden (D) of Achteruit (R) staat.

Opgelet FY__电子驻车释放
  • Als de auto op een hellende weg staat geparkeerd, bent u voorzichtig bij het lossen van de elektrische parkeerrem om te voorkomen dat de auto wegrolt.

  • Om te voorkomen dat de auto wegrolt, kan de elektrische parkeerrem ingeschakeld blijven wanneer u op een weg met een steile helling het rempedaal intrapt en de parkeerstand (P) verlaat ter voorbereiding van het wegrijden. Als u uw veiligheidsgordel om hebt, kunt u het gaspedaal intrappen en wordt de elektrische parkeerrem automatisch gelost.

Noodstop

In noodsituaties tijdens het rijden (zoals wanneer het rempedaal niet werkt of blokkeert), kan het ingedrukt houden van de P-knop op de versnellingshendel hulp bieden bij het vertragen.

Als u de knop P loslaat of het gaspedaal intrapt voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen, wordt het vertragingseffect onmiddellijk opgeheven. Druk nogmaals op de knop P om het vertragingseffect weer te activeren.

Waarschuwing 应急制动
  • Activeer de noodstopfunctie niet in niet-noodsituaties om letsel veroorzaakt door ongevallen tijdens het rijden te voorkomen.

  • Wanneer u in een grote bocht, op een oneffen wegdek of in de winter op een weg met ijzel of sneeuw rijdt, kan het activeren van de noodstopfunctie ertoe leiden dat uw auto slipt of rond zijn as draait. Rijd voorzichtig.

Elektronische stabiliteitsregeling (ESC)

De elektronische stabiliteitsregeling (ESC) is een systeem voor dynamische stabiliteitsregeling van een auto. Tijdens het rijden helpt ESC de auto te stabiliseren en vermindert het de kans op naar links en rechts uitbreken bij slippen, onderstuur of overstuur.

ESC wordt standaard ingeschakeld wanneer de auto wordt ingeschakeld. Wanneer het lampje GUM253888 op het instrumentenpaneel knippert, geeft dit aan dat de ESC werkt. Als het lampje echter aan blijft, duidt dit op een storing in de ESC. Rij voorzichtig en neem onmiddellijk contact op met de firefly-service voor assistentie.

Wanneer het lampje GUM247231op het instrumentenpaneel aan gaat, geeft dit een defect in het antiblokkeersysteem aan. In dit geval kan het intrappen van het rempedaal gepaard gaan met een abnormaal voetgevoel of geluid. Rij voorzichtig en neem op tijd contact op met de firefly-service voor assistentie.

Wanneer het lampje GUM247343op het instrumentenpaneel aan gaat, geeft dit een storing in het remsysteem of een te laag remvloeistofpeil aan. Rij op dit moment niet verder met de auto om mogelijk gevaar te voorkomen en neem onmiddellijk contact op met de firefly-service voor assistentie.

Waarschuwing FY_电子稳定系统—警告

Het elektronische stabiliteitssysteem kan geen ongelukken voorkomen door gevaarlijk rijgedrag, zoals uitwijkmanoeuvres bij hoge snelheid. Let goed op dat u veilig rijdt.

ESC handmatig uitschakelen

Wanneer de auto even eruit moet worden getrokken (bijv. in sneeuw of modder), kan de ESC het uitgangsvermogen van de auto beperken en moet u dit systeem mogelijk tijdelijk uitschakelen om uit de situatie te komen.

U kunt viaGUM253889 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijmodus > ESC UIT tikken om de ESC handmatig uit te schakelen. Vervolgens gaat het lampje GUM253890op het instrumentenpaneel aan en worden de functie Rijstrookvolghulp en de functie Rijstrookassistent voor noodgevallen uitgeschakeld.

Schakel de ESC na het lostrekken weer in (zet de schakelaar ESC OFF uit).

Opgelet FY_电子稳定系统关闭—注意

Als het elektronische stabiliteitssysteem is uitgeschakeld, kan de auto niet automatisch worden gecorrigeerd in het geval de auto slipt, onderstuur heeft of overstuur heeft. Schakel dit niet handmatig uit tenzij het noodzakelijk is.

Opmerking FY_电子稳定系统关闭—说明

Nadat het elektronische stabiliteitssysteem is uitgeschakeld, schakelt de auto het automatisch weer in zodra de snelheid hoger wordt dan 80 km/u.

Comfort Stop-technologie (CST)

Wanneer u vertraagt en normaal bij een lage snelheid (ongeveer 3-7 km/u), zoals in files en stoppen voor een rood licht, afremt, optimaliseert de Comfort Stop-technologie (CST) automatisch de remkracht en waarborgt deze tegelijkertijd een veilige remafstand, vermindert deze de massatraagheid tijdens het vertragen van de auto en minimaliseert deze het stampen en schokken van de remmen.

CST is standaard uitgeschakeld. U kunt de functie in- of uitschakelen door vanafGUM253892op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan en op Rijmodus> Comfort Stop te tikken.

Versnellingsstand Neutraal (N)

U kunt de versnellingsstand Neutraal (N) inschakelen ter voorbereiding op een automatische autowasstraat, slepen van de auto of andere bergingsscenario's.

Wanneer de auto stilstaat en in de Parkeerstand (P) staat, kunt u het rempedaal intrappen, naar viaGUM253893 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Rijmodus > Versnellingsstand Neutraal (N) tikken om deze stand in te schakelen.

Wanneer de stand AAN staat, schakelt de auto naar de Neutraalstand (N), worden de standen Rijden (D) en Achteruit (R) uitgeschakeld en wordt tegelijkertijd de elektrische parkeerrem (EPB) losgezet. In dit geval blijft de auto ingeschakeld en mogen niet alle vier de wielen op de grond staan wanneer de auto wordt gesleept.

GUM253894
Wanneer het slepen is voltooid en de auto stilstaat, kunt u deze stand als volgt verlaten:
  • Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen viaGUM253895 en tik opnieuw op Rijmodus > Versnellingsstand Neutraal (N) om de stand handmatig uit te schakelen.

  • Ga op het middendisplay naar de interface Instellingen viaGUM253896, klik op Rijmodus > Elektrische parkeerrem > Tik om te parkeren, om de EPB in te schakelen.

  • Druk op de versnellingsknop aan de zijkant van de versnellingshendel om de Parkeerstand (P) in te schakelen.

Wanneer de versnellingsstand Neutraal (N) wordt uitgeschakeld, schakelt de auto automatisch naar de Parkeerstand (P) en wordt de EPB automatisch ingeschakeld.

Opgelet FY_N 挡模式

Wanneer u de neutraalstand (N) wilt selecteren, trapt u eerst het rempedaal in en zorgt u ervoor dat de auto tot stilstand komt om ongevallen door slippen te voorkomen.

Akoestisch waarschuwingssysteem voor voertuigen (AVAS)

Als uw auto met lage snelheid rijdt (doorgaans lager dan 30 km/u), brengt deze een geluid voort om andere weggebruikers in de omgeving te waarschuwen.

GUM253897
Indien ingeschakeld, treedt deze in werking in de volgende situatie: voertuig draait stationair of rijdt langzaam en bestuurder drukt plotseling gaspedaal in terwijl er zich obstakels voor het voertuig bevinden en er risico op een botsing bestaat. In die situatie wordt het vermogen van het voertuig beperkt, het voertuig vertraagd en een alarm weergegeven:
  • Wanneer de snelheid van de auto tussen 0 en 20 km/u ligt, neemt de geluidsintensiteit toe naarmate de snelheid van de auto toeneemt en af naarmate de snelheid van de auto afneemt.

  • Wanneer de snelheid van de auto tussen 20 en 30 km/u ligt, neemt de geluidsintensiteit toe naarmate de snelheid van de auto toeneemt en af naarmate de snelheid van de auto afneemt.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 30 km/u, wordt geen geluid voortgebracht.

  • Als de rijsnelheid afneemt tot 25 km/u, wordt het geluid weer voorgebracht.

Verbindingsbeheer

Bluetooth-verbinding

U kunt een mobiel apparaat (bijv. telefoon, tablet enz.) via Bluetooth in de auto met de auto verbinden.

  1. Ga vanafGUM253899op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Algemeen > Verbinden > Bluetooth om Bluetooth in de auto in te schakelen.

  2. Schakel Bluetooth in op uw mobiele apparaat.

  3. Tik op Algemeen > Verbinden > Bluetooth om de interface met Bluetooth-instellingen weer te geven, selecteer het mobiele apparaat dat u wilt verbinden en koppel het handmatig om verbinding te maken.

Nadat het mobiele apparaat is verbonden, kunt u sommige functies van het apparaat (zoals telefooncontacten, muziek, enz.) met het middendisplay van de auto synchroniseren. Wanneer u een eerder verbonden mobiel apparaat de volgende keer met de auto verbindt, kan de synchronisatie met het middendisplay automatisch plaatsvinden zonder dat u dit opnieuw moet bevestigen.

Op de interface voor Bluetooth-instellingen kunt u ook de ontvangstmodus van het telefoongeluid instellen:
  • Traditionele modus: Om mobiele media af te spelen of berichtmeldingen en andere audio te beluisteren, moet u eerst de media in de auto naar de Bluetooth-bron overschakelen.

  • Modus Real-time informatie (RTI): Direct afspelen van mobiele media, berichtmeldingen enz.

Wifi-verbinding

De auto kan via een draadloos LAN (wifi) met het netwerk worden verbonden.

  1. Ga vanafGUM253900op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Algemeen > Verbinden > Wifi om de draadloze functie van de auto in te schakelen.

  2. Tik op Algemeen > Verbinding maken > Wifi om de interface met wifi-instellingen weer te geven, selecteer het draadloze netwerk waarmee u verbinding wilt maken en voer het wachtwoord in om verbinding te maken.

Als de auto eerder verbinding met het wifi-netwerk heeft gemaakt, wordt er automatisch opnieuw verbinding gemaakt wanneer wifi is ingeschakeld en binnen bereik is. Als er meerdere bekende netwerken binnen bereik zijn, maakt de auto eerst verbinding met het meest recent gebruikte netwerk.

CarPlay

CarPlay is een door Apple ontwikkeld systeem voor in de auto waarmee u uw iPhone op een intelligente en veilige manier in uw auto kunt gebruiken.

Zodra uw iOS-apparaat is gekoppeld en via Bluetooth met het boordsysteem is verbonden, kunt u ervoor kiezen om CarPlay in te schakelen als het ook de CarPlay-functie ondersteunt.

U kunt via de besturingsbalk onderaan het middendisplay ook het deelscherm Applicatiecentrum openen, opCarPlay tikken en de koppeling volgens de pop-uphandleiding voltooien.

Met CarPlay kunt u navigatie, communicatie, het afspelen van media, de agenda en andere apps met de auto synchroniseren; via de spraakbediening van Siri kunt u ook de telefoon bedienen, naar muziek luisteren, navigeren en nog veel meer.

Opmerking FY_Carplay_说明
  • Tijdens het systeemupgradeproces is Carplay tijdelijk niet beschikbaar.

  • De spraakbesturingsfunctie van Siri ondersteunt momenteel alleen Engels en Duits. We blijven verbeteringen doorvoeren om meer talen te ondersteunen en de betrouwbaarheid te vergroten.

Geluidsbeheer

U kunt viaGUM252943 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Geluid tikken om het volume aan te passen of diverse waarschuwingsgeluiden in te stellen.

Opmerking FY_音效说明

Sommige interactieve geluidseffecten (zoals starten, instrumentenpaneel aan/uit, enz.), geluidssignalen (bijv. afkomstig van assistentiesysteem, instrumentenpaneel, enz.) en radargeluiden kunt u niet instellen.

Aanpassing van geluidseffecten

Klik op de interfaceGeluid op Geluidsprofiel/Geluidseffect/EQ om de betreffende instellingen te configureren:
  • Geluidsprofiel: onder meer Intelligente modus en Handmatige modus.
    • Intelligente modus: De auto optimaliseert automatisch het geluidsprofiel op basis van de zitplaatsindeling van de passagiers.

    • Handmatige modus: U kunt het geluidsprofiel voor meerdere luisteraars selecteren voor groepsscenario's of de modus voor sololuisteren inschakelen door op specifieke zitplaatsen op het modelschema van de auto te tikken.

  • Geluidseffect: In eerste instantie is het geluidseffect Standaard geselecteerd, en u kunt ook de drie geluidseffectmodi Theater/Stem/Bas + selecteren. Als u nogmaals op het geselecteerde geluidseffect tikt, wordt de modus automatisch afgesloten.

  • EQ: De EQ ondersteunt zevenbandsaanpassing voor persoonlijke luistervoorkeuren. U kunt de schuif gebruiken om de frequentie te verhogen of verlagen, de stijl van uw voorkeur aanpassen en deze overlappen met het voorgeprogrammeerde geluidseffect van uw auto.

Opmerking FY_音效调节说明

Tijdens het afspelen van Dolby-content schakelt de geluidseffectmodus automatisch over naar de Standaardmodus, maar dit heeft geen invloed op het huidige geselecteerde geluid. Een pop-upvenster wordt afgebeeld op het middendisplay.

Volume aanpassen

Op de interface Geluid kunt u de volgende volumes aanpassen door de volumebalk te verslepen:
  • Media: Het volume voor Bluetooth/usb/online-muziek, podcasts, video's en radio enz. aanpassen.

  • Spraak: Het volume voor spraak en navigatie-uitzendingen aanpassen.

  • Telefoon: het belvolume kan worden ingesteld.

  • Beltoon: Het beltoonvolume van de telefoon aanpassen.

Tik op het pictogram links van elke volumebalk om de bijbehorende audiobron te dempen; tik weer op hetzelfde pictogram om het vorige volume te herstellen.

U kunt ook snel het mediavolume aanpassen door met twee vingers verticaal over de rechterkant van het middendisplay te vegen. Door opGUM253904 op het deelscherm voor snelle toegang te tikken wordt het venster voor volumeaanpassing weergegeven zodat u snel andere volumeniveaus kunt aanpassen.

Geluidsregeling

Op de interface Geluid kunt u de geluidseffecten voor in de auto instellen:
  • Snelheidsgecompenseerde volumeregeling: Als het systeem is ingeschakeld, past het de volumes voor media, lumo en oproepen dynamisch aan op basis van de snelheid van de auto en compenseert het zo het toegenomen omgevingsgeluid.

  • Volume Portier geopend lager: Wanneer het systeem is ingeschakeld, verlaagt het actief het audiovolume wanneer het portier (met uitzondering van de achterklep en motorkap) is geopend, met herstel van het volume naar eerdere niveau bij sluiten van het portier.

Waarschuwingsgeluid

Op de interface Geluid kunt u diverse waarschuwingsgeluiden beheren:
  • Geluid vergrendelingsbevestiging: Geluidssignaal buitenzijde auto bij vergrendelen.

  • Schakelgeluid: Door het waarschuwingsgeluid van het systeem tijdens het schakelen is de bestuurder in staat om de uitvoering van de schakelhandeling beter te begrijpen.

  • Systeemgeluid: Geluidssignaal van het systeem wanneer u het scherm voor interactie aanraakt of erop tikt.

App-beheer

U kunt het deelscherm Applicatiecentrum openen door onderaan het middendisplay GUM253906te tikken en op het pictogram Apps om apps te openen.

Druk lang op het pictogram op de bedieningsbalk onderaan het middendisplay om de bewerkingsmodus te openen. U kunt snel apps en bepaalde bedieningsfuncties voor de auto aan de bedieningsbalk toevoegen en u kunt apps sorteren of van de bedieningsbalk verwijderen.

U kunt ook apps beheren door viaGUM253907 op het middendisplay naar de interface Instellingen te gaan en op Algemeen > Systeem > App-beheer te tikken.

Cache wissen

U kunt viaGUM253908 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Algemeen > Systeem > Cache wissen tikken. Selecteer de toepassing die u wilt sluiten en tik vervolgens op Wissen > Bevestigen. Hierdoor wordt de app op de achtergrond gesloten en worden de relevante cachebestanden gewist.

Intelligente assistent lumo

lumo is een multimodale digitale intelligente assistent waarmee u en uw passagiers via spraak bepaalde functies kunnen bedienen, en lumo is een handige helper tijdens uw reis.

Instellingen lumo

U kunt het deelscherm Apps via de bedieningsbalk onderaan het middendisplay openen, opIntelligente assistent tikken om naar Scenario-intelligentie te gaan en vervolgens op Instellingen lumo in de rechterbovenhoek tikken om lumo als volgt te beheren:

  • lumo-activiteit: lumo heeft drie activiteitsniveaus: Evenwichtig, Beknopt en Stil, zodat u het niveau van feedback aan uw voorkeur kunt aanpassen.

  • Suggestie: Hier kunt u de schakeloptie voor suggesties van lumo beheren en pushsuggesties op basis van scenario's en gewoontes aanpassen.

    • lumo-suggestie: Functieschakelaar: gepersonaliseerde pushaanbevelingen op basis van scenario's en gebruiksgewoonten aanmaken.

    • Pushmethode: Selecteer de locatie van de pushsuggestie, onder meer 'Gehele reis' en 'Alleen bureaublad'.

    • Soort suggestie: Pas de gewenste scenariocategorieën aan voor push, waaronder 'Handig reizen', 'Gezellige omgeving' en 'Slimme sfeer'.

  • Aangepast: Hier kunt u de bijnaam bewerken die lumo voor u heeft. Deze functie ondersteunt maximaal 10 karakters in het Chinees en 20 tekens in het Engels. Het is standaard uw accountnaam.

lumo-spraakbesturing

lumo is een geweldige metgezel onderweg en biedt een comfortabelere ervaring van bediening van het de auto via spraakinteractie.

Wanneer u de hulp van lumo nodig hebt om een bedieningsfunctie in te schakelen, kunt u "Hey lumo" zeggen of op de aangepaste knop aan de rechterkant van het stuurwiel drukken (mits ingesteld op lumo) om lumo te activeren. Zodra lumo reageert, kunt u aangeven welke functies u wilt gebruiken.

Wanneer de sessie is afgelopen of de gewenste functie is voltooid, gaat lumo automatisch naar de stand-bymodus en kunt u lumo zo nodig weer activeren.

Hieronder volgen voorbeelden van enkele veelgebruikte Engels voertuigbesturingscommando's (waaronder maar niet beperkt tot de genoemde functies) om u te helpen uw auto beter te bedienen. Uiteraard zijn er nog meer spraakcommando's die u kunt ontdekken.

Instellingen

U kunt ruiten, verlichting, zitplaatsen en nog veel meer bedienen met spraakcommando's:

Categorieën van functies

Voorbeelden van spraakcommando's

Exterieurverlichting

Schakel automatische grootlicht-/dimlichtregeling in

Schakel koplampen in

Schakel mistlampen uit

Interieurverlichting

Schakel sfeerverlichting uit

Open de automatische sfeerverlichting

Zet helderheid van sfeerverlichting in hoogste stand

Schakel de ademhalingsmodus in

Ruiten

Open alle ruiten

Schakel ruitventilatiemodus in

Open ruiten minimaal (stand xx)

Verwarming

Verwarm mijn kont

Zet stoelverwarming voor alle zitplaatsen aan

Schakel spiegelverwarmingen in

Bediening van de airco

U kunt de airco met spraakcommando's bedienen:

Categorieën van functies

Voorbeelden van spraakcommando's

Schakelaar

Zet de airco aan

Zet airco uit

Zet automatische circulatiemodus aan

Schakel van luchtcirculatie binnen naar buiten

Temperatuur aanpassen

Zet cabinetemperatuur op max.

Maak de auto warmer

Een beetje koeler graag

Ventilatorsnelheid aanpassen

Zet de ventilator aan

Stel alle ventilatorsnelheden in op niveau 0

Ventilatorrichting aanpassen

Blaasfunctie airconditioning aan (ventilatorrichtingmodus xx)

Zet alle ventilatorrichtingen uit

Ontdooien en ontwasemen

Zet ontdooien voor aan

Zet ontwasemen achter uit

Toepassing en navigatie

U kunt via spraakcommando's multimedia-entertainment aanpassen, bellen, het weerbericht bekijken, navigatie instellen en nog veel meer:

Categorieën van functies

Voorbeelden van spraakcommando's

Verbinding

Zet mijn Bluetooth aan

Zet wifi uit

Multimedia

Zet deze song op herhalen

Stop met herhalen van de muziek

Speel de laatste song opnieuw af

Ik wil de volgende track

Speel kinderliedjes af

Top 10-songs

Weer

Hoe is de luchtkwaliteit vandaag?

Wat is de temperatuur?

Hoe is het weer op de bestemming?

Navigatie

Open de navigatie

Rij naar huis

Neem snelwegen

Hoe ver hebben we gereden?

Wat is de accustatus?

Stuur me via een andere weg

Navigatie annuleren

Rijbeleving

U kunt via spraakcommando's informatie opvragen of de scenariofunctie in- of uitschakelen:

Categorieën van functies

Voorbeelden van spraakcommando's

Info opvragen

Laat me de hele route zien

Hoe is het elektriciteitsverbruik tijdens deze reis?

Scenario-modus

Huisdiermodus aan

Zet ontspanningsmodus uit

Opgelet FY_语音车控
  • De spraakopdrachten voor sommige functies kunnen verschillen afhankelijk van het model auto. Raadpleeg de daadwerkelijke bediening ervan.

  • Sommige functies vereisen mogelijk een netwerkverbinding om goed te werken. Deze kunnen worden beïnvloed als er een slechte of geen netwerkverbinding is.

  • Lumo-spraakopdrachten worden op dit moment alleen ondersteund in het Engels en Duits. We zullen lumo voortdurend blijven verbeteren zodat het meer voertuigfuncties ondersteunt en betrouwbaarder wordt.

Audiovisueel entertainment

Multimedia

U kunt verschillende contentplatforms of apps van derden selecteren om in het scèneonderdeel "Multimediacentrum" op het middendisplay naar muziek en programma's te luisteren:

  • Selecteer een app als "Spotify" en "Tidal" om audioalbums online af te spelen.

  • Selecteer "DAB" en "FM" om naar radiozenders te luisteren.

  • Nadat een mobiel apparaat via Bluetooth met uw auto is verbonden, kunt u "Bluetooth-muziek" selecteren om de muziek vanaf het mobiele apparaat af te spelen.

  • Steek een USB-stick in de USB-poort in uw auto om de muziek op de USB-stick af te spelen. Mediaformaten die momenteel worden ondersteund op een usb-stick zijn onder meer '.mp3', '.wav', '.m4a', '.aac', '.flac', '.ogg', '.amr' en '3gp'.

Dolby Atmos in de auto levert een nauwkeurig afgestemde, gebalanceerde audio-ervaring met een optimale configuratie voor het luisteren naar muziek in de interieuromgeving van de auto. Het resultaat is dat de auto een ideale, immersieve ruimte wordt om van muziek te genieten die gelaagde en rijker klinkt dan ooit tevoren.

Kennisgeving inzake handelsmerken en licenties

Dolby, Dolby Atmos en het dubbele-D-symbool zijn gedeponeerde handelsmerken van Dolby Laboratories Licensing Corporation. Vervaardigd onder licentie van Dolby Laboratories. Vertrouwelijke ongepubliceerde werken. Copyright © 2012-2024 Dolby Laboratories. Alle rechten voorbehouden.

Video

Wanneer de auto in de Parkeerstand (P) staat, kunt u op het middendisplay in het applicatiecentrum een video-app openen. Uw auto is in staat online-video's weer te geven. U kunt inloggen bij uw account op de video-app om uw weergavehistorie en favoriete episodes te synchroniseren.

Opmerking FY__多媒体

Bij gebruik van de multimediafunctie kan slechts één audiobestandsformaat tegelijkertijd worden afgespeeld.

Navigatie

U kunt naar de navigatie-interface gaan door op het deelscherm Applicatiecentrum op Navigatie te tikken of door de sfeerring op de hoofdinterface van het middendisplay te verschuiven. De auto biedt u slimme routeplanning, navigatie-uitzendingen, real-time verkeer, locatie zoeken en andere services, die de veiligheid en het rijcomfort kunnen verbeteren.

U kunt ook een gewenst markant punt of oplaadpad op de firefly-app selecteren en dit naar de auto verzenden. De auto herberekent de route op basis van het huidige pad en de huidige stop, waardoor de continuïteit en nauwkeurigheid van de navigatie wordt gewaarborgd.

Telefoon

Nadat u de Bluetooth van uw telefoon aan die van uw auto hebt gekoppeld, kunt u onderaan het middendisplay het deelscherm Applicatiecentrum openen om naar de app Telefoon te gaan.

Wanneer de contacten en recente gesprekken in uw mobiele telefoon zijn gesynchroniseerd met uw auto, kunt u een bepaald contact of recent gesprek kiezen of rechtstreeks een telefoonnummer invoeren om te telefoneren. Tijdens een gesprek kunt u tussen de telefoon- en de boordmodus schakelen.

U kunt uw recente gesprekken bekijken, of overschakelen naar andere Bluetooth-telefoons of uw gespreksgeschiedenis verbergen in de interface voor nummers kiezen.

Klantenservice

Als u problemen met uw auto ondervindt, kunt u de klantenservice bellen voor vragen of om een probleem te melden.

Nadat u de Bluetooth van uw telefoon aan die van uw auto hebt gekoppeld, gaat u viaGUM253910op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Algemeen > Privacy en beveiliging > Bel klantenservice om de klantenservice te bekijken en te bellen.

Power Call

Power Call maakt gebruik van een netwerktelefoon en het gesprek verbruikt mobiele data (ongeveer 10M/min).

Met een internetverbinding kunt u externe technische ondersteuning via de back-office oproepen door in interfaces zoals Navigatie (opladen), Parkeervenster of Melding opGUM253911te tikken.

Scenario-intelligentie

Open om naar "Scenario-intelligentie" te gaan het deelscherm Applicatiecentrum in de bedieningsbalk onderaan het middendisplay en tikt u op lumo om naar de functie te gaan en veeg vervolgens door de scenariokaarten om een aanbevolen sjabloon te kiezen.

Tik op de scenariokaart om naar de bijbehorende interface Instellingen te gaan; tik op de schakeloptie Uitvoering (mits aanwezig) op de scenariokaart om de bijbehorende content toe te passen. De momenteel beschikbare intelligente scenario's zijn onder meer:

  • Huisdiermodus: Om een comfortabele temperatuur en ventilatie in de auto aan te houden, kunt u huisdieren veilig binnen laten.

  • Dutjesmodus: Slaapbevorderende muziek en timeralarm.

  • Warm comfort: Verhoog snel de temperatuur in de cabine wanneer het koud is (door Max-verwarming, Stuurwielverwarming, Bestuurdersstoelverwarming enz. in te schakelen).

  • Koel comfort: Verlaag snel de temperatuur in de cabine wanneer het warm is (door Ventilatiemodus, Max. koeling, Bestuurdersstoelventilatie enz. in te schakelen).

  • Naar het werk gaan: Stel navigatie naar de werkplek in en zet een aantal comfortfuncties aan tijdens het woon-werkverkeer (zoals airco).

  • Snel naar huis: Zorg op werkdagen na het werk voor een handige navigatie naar huis en schakel een aantal comfortfuncties in (zoals ontspanning rugleuning bestuurdersstoel).

  • Slim rijden en parkeren: Deze functie biedt handige parkeerinformatie en parkeerhulp aan.

Huisdiermodus

Wanneer de auto voldoende accustroom heeft of in de oplaadstatus staat, het hoogspanningssysteem en het aircosysteem normaal werken en de versnelling in de Parkeerstand (P) staat, kunt u onderaan het middendisplay het deelscherm applicatiecentrum openen en onderaan op Bureaublad Huisdiermodus tikken om de huisdiermodus in te schakelen. Wanneer u uw huisdier tijdelijk in de auto moet achterlaten, kan het inschakelen van deze modus de veiligheid van het huisdier en de auto waarborgen.

De huisdiermodus wordt standaard vóór elke rit uitgeschakeld. Als u na inschakelen van deze modus van account wisselt, blijven de functie-instellingen ongewijzigd.

Wanneer u de huisdierenmodus inschakelt, wordt deze automatisch geactiveerd wanneer u de auto verlaat en de portieren sluit:
  • De airconditioning schakelt over naar de automatische modus (handhaaft standaard de huidige temperatuur, maar kan handmatig worden aangepast) en het middendisplay geeft de huidige cabinetemperatuur en bijbehorende meldingen weer.

  • Automatisch sluiten van ruiten, exterieurverlichting (behalve parkeerverlichting) enz.

  • De helderheid van het instrumentenpaneel wordt ingesteld op het laagste niveau, terwijl de helderheid van het middendisplay wordt ingesteld op 50%.

  • lumo activeren via spraak, versnellingshendel, stuurwielknop, ruitknop enz. zijn uitgeschakeld.

  • Sommige afstandsbedieningsfuncties van de firefly-app zijn uitgeschakeld.

Na activeren van de modus kunt u de huidige status van de auto op afstand via de firefly-app controleren.

Opgelet FY__宠物模式
  • De huisdiermodus dient alleen te worden ingeschakeld voor het tijdelijk vervoeren van huisdieren. Laat kinderen niet alleen achter in uw auto.

  • Schakel het kinderslot handmatig uit voordat u de huisdiermodus inschakelt.

  • De kindaanwezigheidsdetectiefunctie (CPD-functie) is tijdelijk niet beschikbaar wanneer de huisdiermodus is ingeschakeld en komt weer beschikbaar nadat de huisdiermodus is verlaten.

  • Nadat de huisdiermodus is geactiveerd, kan geen systeemupdate worden uitgevoerd voor uw auto.

  • Wanneer de huisdiermodus is geactiveerd, waarschuwt de auto u via sms en de firefly-app als het huidige rijbereik van de auto minder dan 20 km is. De huisdiermodus wordt automatisch gedeactiveerd en de ruiten worden automatisch in de ventilatiemodus gezet als het huidige rijbereik van de auto minder dan 10 km is.

  • Als de huisdiermodus geactiveerd is en het hoogspannings- of aircosysteem van de auto abnormaal is, wordt de huisdiermodus automatisch uitgeschakeld en worden de ruiten automatisch in de ventilatiemodus gezet.

  • In het geval de huisdiermodus automatisch wordt uitgeschakeld, zal de firefly-app u informeren middels een bericht.

Dutjesmodus

Wanneer de auto voldoende accustroom heeft of in de oplaadstatus staat, het hoogspanningssysteem en het aircosysteem normaal werken en de versnelling in de Parkeerstand (P) staat, kunt u onderaan het middendisplay het deelscherm applicatiecentrum openen en onderaan op Bureaublad Dutjesmodus tikken om een dutje te gaan doen.

Op het bureaublad Dutjesmodus kunt u:
  • Op Klok tikken om de duur van het dutje of de specifieke wektijd in te stellen. U kunt ook een Oplaadalarm instellen om een doellaadniveau tijdens het opladen in te stellen. Het alarm klinkt automatisch wanneer het doelniveau is bereikt.

  • Tik op Sfeerverlichting om deze in of uit te schakelen of synchronisatiefuncties te activeren.

  • Tik op Start om een dutje te beginnen, en de stoel en de airco passen zich aan een comfortabele stand en temperatuur aan.

  • Veeg naar links en rechts om tussen verschillende geluidsscenario's te schakelen.

U kunt ook de app lumo openen, op Dutjesmodus tikken om naar de interface Scenario-instellingen te gaan en alarmen en slaapbevorderende muziek in te stellen:
  • Instellingen achtergrondmuziek: U kunt de volumebalk verslepen om het volume van achtergrondmuziek aan te passen. U kunt ook de duur van het afspelen van achtergrondmuziek instellen en de achtergrondmuziek wordt na bereiken van de ingestelde tijd automatisch uitgeschakeld.

  • Alarminstellingen: U kunt het alarmvolume aanpassen door de volumebalk te verslepen. Bovendien hebt u de optie om de beltoon van uw voorkeur te selecteren.

  • Instellingen airco: U kunt de huidige temperatuur van de airco synchroniseren bij het starten van een scenario of afzonderlijk aanpassen door de temperatuurbalk te verslepen.

  • Synchronisatie van zitplaatsen en sfeerverlichting: U kunt de synchronisatiefunctie voor zitplaatsen en sfeerverlichting inschakelen. Wanneer u een dutje gaat doen, worden de zitplaatsen automatisch in de juiste stand gezet en schakelt de sfeerverlichting automatisch over naar de kleur en het effect dat bij het thema past.

Opgelet FY_小憩一刻
  • Zorg ervoor dat de auto in de parkeerstand (P) staat en zich niet in een Power Swap-staat bevindt.

  • Sluit voor de veiligheid alle portieren en de achterklep voordat u het scenario start.

  • Als het voertuig niet wordt opgeladen, zorg er dan voor dat het resterende rijbereik ten minste 60 kilometer bedraagt.

  • Voordat een dutje begint en de voorstoelen naar achteren bewegen, controleert u de ruimte voor de achterpassagiers.

  • De auto verlaat automatisch het huidige scenario onder bepaalde omstandigheden, zoals wanneer de parkeerstand (P) wordt verlaten, of wanneer de huidige status verdere bediening van de auto niet toestaat.

firefly-app Autobediening

U en uw medegebruikers of bevoegde gebruikers kunnen de firefly-app gebruiken om functies in de auto te bedienen.

Opgelet FY__使用App车控时请注意

Wanneer u de voertuigbedieningsfunctie van de Firefly-app gebruikt, controleer dan de status van de auto en de omgeving om schade aan eigendommen of persoonlijk letsel te voorkomen.

Opmerking FY__请下载最新版本
  • De functie voor voertuigbediening in de firefly-app vereist een netwerkverbinding om goed te werken. Dit kan worden beïnvloed als er een slechte of geen netwerkverbinding is.

  • We zullen de firefly-app blijven updaten. Download de meest recente versie om te profiteren van de nieuwe en verbeterde functies.

Snelle toegang

Op de interface "Mijn auto" van de firefly-app kunt u de snelle-toegangsbalk weergeven of verbergen, of lang op het functiepictogram op de snelle-toegangsbalk drukken om de stand aan te passen. Op dit moment kunt u met de snelle-toegangsbalk de volgende functies beheren:

  • Portiervergrendeling: Tik opGUM253912om de auto te ontgrendelen of te vergrendelen.

  • Achterklep: Tik opGUM253913om de achterklep te openen of te sluiten.

  • Ruiten: Tik opGUM253914om de ruiten linksvoor en rechtsachter gedeeltelijk te openen (ongeveer 12% van hun oppervlak) of alle ruiten te sluiten.

  • Find My Car: Tik opGUM253915om Find My Car aan te zetten. De koplampen knipperen en de claxon toetert ongeveer 10 seconden voordat deze automatisch wordt uitgeschakeld om de locatie van de auto aan te geven.

  • Deodorisatie: Tik opGUM253917om de ventilatiemodus in te schakelen om de aircobehuizing en het filter te drogen, de lucht in de cabine te reinigen en van geurtjes te ontdoen. De functie wordt na 1 uur gebruik automatisch uitgeschakeld.

  • Ontdooien: Tik opGUM253918om de airco in te schakelen om lucht op de voorruit te blazen en de zijspiegels en de achterruit te verwarmen. De functie wordt na 15 minuten gebruik automatisch uitgeschakeld.

Comfortabele omgeving

Op de interface "Mijn auto" van de firefly-app kunt u op de kaart Temperatuurregeling tikken om naar de interface Comfortregeling te gaan.

Hier kunt u de airco en de zitplaatsen op afstand bedienen. Dit omvat in- of uitschakelen van de airco, aanpassen van de temperatuur van de airco, inschakelen van de stuurverwarming, stoelverwarming enz.

Kaart

Op de interface "Mijn auto" van de firefly-app kunt u op de kaart Kaart tikken om naar de interface Mini-kaart autobediening te gaan.

Hier kunt u de locatie van de auto bekijken, adressen zoeken, routes plannen enz.

Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant (FCW)

Het waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant (FCW) waarschuwt u met geluid, beeld en trillingen als het systeem een potentieel aanrijdingsrisico detecteert met een voorligger, voetganger of fietser.

GUM253919
Waarschuwing 前向碰撞预警为辅助功能-FY
  • FCW is een hulpfunctie die alleen effectief is bij vooruitrijden en onderhevig kan zijn aan detectievertraging of storing als gevolg van omgevingsfactoren.

  • Bestuurders moeten altijd oplettend blijven, proactief anticiperen op risico's en tijdig reageren, en mogen niet vertrouwen op de werking van de functie of deze testen.

  • AEB grijpt in wanneer het risico van een aanrijding hoog is, maar bestuurders zijn altijd zelf verantwoordelijk voor veilig rijden en moeten zich strikt aan de verkeersregels houden.

FCW inschakelen/uitschakelen

FCW is standaard ingeschakeld. Ga vanafGUM253920op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Waarschuwingssysteem voor een botsing aan de voorkant om Gevoeligheid waarschuwing in te stellen of de functie uit te schakelen.

Wanneer de rijsnelheid hoger is dan 4 km/u, kan FCW een botsingswaarschuwing voor voorliggers, voetgangers of fietsers geven.

Wanneer FCW wordt geactiveerd, verschijnen er visuele waarschuwingen op het instrumentenpaneel en laat de auto alarmen horen om u eraan te herinneren dat u moet remmen.

Opgelet 当前向碰撞预警关闭后,车辆不会对可能的碰撞进行预警提示。建议您不要关闭该功能。
  • Wanneer het FCW is uitgeschakeld, geeft de auto geen waarschuwingen meer bij mogelijke aanrijdingen. Het wordt aanbevolen om deze functie niet uit te schakelen.

  • Deze functie wordt automatisch geactiveerd wanneer het systeem van de auto opnieuw wordt gestart.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's, radars en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, radars, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

FCW reageert alleen op voertuigen, fietsers en voetgangers die aan de voorwaarden voldoen. Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Muren, dieren, verkeerslichten, dunne paaltjes, wegversperringen (zoals kegels), van de zijkant kruisende voertuigen, kruisende motorfietsen enz.

FCW heeft bepaalde beperkingen bij herkennen van speciale voertuigen, detectie 's nachts, detectie van stilstaande of langzaam rijdende voertuigen en speciale scènes. Er is speciale aandacht vereist bij het gebruik ervan om de effectiviteit en veiligheid van de functie te waarborgen.
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen onder alle omstandigheden worden herkend, met name in het donker, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met drie wielen, voertuigen met beschadigde achterlichten of onduidelijke contouren van de achterkant, voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De kans bestaat dat de functie stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerkt, met name in het donker, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

  • Het is mogelijk dat de functie onterecht wordt geactiveerd is speciale situaties de waarbij auto dicht langs vrachtwagens of bergingsauto's moet rijden.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de voetganger zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen. Dit betekent dat het hoofd, de schouders, armen en benen, en het boven- en onderlichaam van de voetganger kunnen worden herkend door deze te integreren in standaard menselijke bewegingen. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat voetgangers niet worden gedetecteerd en dat de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant niet werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers langer dan 2 meter of korter dan 1 meter.

  • Voetgangers die op een donkere plaats lopen, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • De voetganger buigt zich of hurkt.

  • Voetgangers in rolstoelen.

  • Voetganger duikt plotseling op.

  • Voetgangers die te dicht bij de sensor staan wanneer ze voor het eerst in het detectiebereik van de sensor komen.

  • Voetgangers die zeer dicht tegen elkaar staan.

  • Contouren van voetgangers die niet duidelijk te herkennen zijn door kleur en materiaal van kleding, blokkering, omgeving, verlichting, snelheid enz.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de fietser zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen, naast de contouren van de fiets. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat fietsers niet worden gedetecteerd en dat de waarschuwing voor een botsing aan de voorkant niet werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Contouren van een persoon of fiets kunnen niet duidelijk worden bepaald vanwege omgeving, snelheid, afstand, blokkering enz.

  • Fietsers op zelfbalancerende scooters, staande scooters, bepaalde soorten zittende scooters en speciaal gevormde elektrische fietsen.

  • Gevallen fietsers.

De FCW kan in sommige situaties niet werken als het doel niet recht voor u is, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De functie reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals die op een hoek, aan een zijkant of achter de auto.

  • Het doel wordt mogelijk verkeerd geselecteerd of gemist wanneer de auto een bocht nadert of door een bocht navigeert.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt.

  • Wanneer slechts een deel van het voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (vooral grote voertuigen zoals bussen en vrachtwagens), wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer uw auto plotseling achter een voorligger gaat rijden, of wanneer andere voertuigen abrupt vóór uw auto komen rijden of ervan wegrijden, wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer de voorligger in een grote hoek ten opzichte van uw auto staat, wordt deze mogelijk niet op tijd herkend.

  • Wanneer slechts een deel van de voorligger uw auto overlapt, wordt dit mogelijk niet op tijd herkend.

  • Wanneer de voorligger in langzaam rijdend verkeer plotseling stopt, wordt dit mogelijk niet op tijd herkend en wordt er niet op tijd op gereageerd.

  • Situaties zoals binnen een korte tijd na het inschakelen, wanneer de auto in de Parkeerstand (P) staat, wanneer een veiligheidsgordel niet is omgedaan enz.

De FCW kan een verkeerde werking vertonen als gevolg van speciale of gecompliceerde wegomstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Stijgende en dalende hellingen, oneffen wegen, kronkelige wegen, scherpe bochten.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

De volgende acties kunnen ertoe leiden dat FCW geen waarschuwing geeft, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Wanneer de bestuurder reeds aan het remmen is, geeft FCW mogelijk geen waarschuwing.

  • Wanneer de bestuurder het gaspedaal diep of plotseling intrapt, geeft FCW mogelijk geen waarschuwing.

  • Wanneer de bestuurder een plotselinge stuurbeweging maakt, geeft FCW mogelijk geen waarschuwing.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de goede werking van FCW. FCW kan door veel factoren nadelig worden beïnvloed. Voorkom ongevallen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Waarschuwing botsing in achteruit (RCW)

Waarschuwing botsing in achteruit (RCW) waarschuwt u met geluid en beelden als het systeem een mogelijke kans op een botsing met een voetganger detecteert.

GUM253921

RCW activeren/deactiveren

RCW is standaard ingeschakeld en volgt het accountgeheugen. Ga vanafGUM253922op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Waarschuwing botsing in achteruit om de functie in of uit te schakelen.

Voorwaarden voor werken van RCW:
  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • De auto staat in Achteruit (R).

  • De rijsnelheid is 4-15 km/u.

  • Duidelijk beeld van de achteruitrijcamera.

  • Onderdelen van het RCW-systeem werken naar behoren.

  • De auto rijdt in de normale rijtoestand op de rijstrook, zonder krachtige acceleratie en vertraging, scherpe bochten enz.

Wanneer de RCW wordt geactiveerd, geeft het instrumentenpaneel een visuele waarschuwing weer en laat de auto een alarm horen.

Opgelet 倒车碰撞预警作为驾驶辅助功能存在局限性FY
  • Als rijhulpfunctie kent RCW bepaalde beperkingen. Het kan ineffectief of ontijdig worden als gevolg van omgevingsfactoren of operationele beperkingen.

  • Bestuurders moeten geconcentreerd blijven, de eindverantwoordelijkheid voor de veiligheid dragen en de verkeersregels naleven.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

RCW reageert alleen op voetgangers die aan de voorwaarden voldoen. Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Motorvoertuigen, zijwaarts kruisende motorfietsen, elektrische fietsen, fietsen.

  • Dieren, muren, verkeerslichten, barrières (zoals verkeerskegels) en andere niet-voertuiggebonden obstakels.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de voetganger zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen. Dit betekent dat het hoofd, de schouders, armen en benen, en het boven- en onderlichaam van de voetganger kunnen worden herkend door deze te integreren in standaard menselijke bewegingen. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat voetgangers niet worden gedetecteerd en dat de RCW niet werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers langer dan 2 meter of korter dan 1 meter.

  • De voetganger buigt zich of hurkt.

  • Voetgangers in rolstoelen.

  • Voetganger duikt plotseling op.

  • Voetgangers die op een donkere plaats lopen, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Voetgangers die te dicht bij de sensor staan wanneer ze voor het eerst in het detectiebereik van de sensor komen.

  • Voetgangers die zeer dicht tegen elkaar staan.

  • Contouren van voetgangers die niet duidelijk te herkennen zijn door kleur en materiaal van kleding, blokkering, omgeving, verlichting, snelheid enz.

De RCW kan in sommige situaties niet werken als het doel niet recht achter u is, waaronder maar niet beperkt tot:

  • De functie reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals die op een hoek, aan een zijkant of achter de auto.

  • Het doel wordt mogelijk verkeerd geselecteerd of gemist wanneer de auto een bocht nadert of door een bocht navigeert.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt.

  • Situaties zoals binnen een korte tijd na het inschakelen, wanneer de auto in de Parkeerstand (P) staat, wanneer een veiligheidsgordel niet is omgedaan enz.

De volgende acties kunnen ertoe leiden dat RCW geen waarschuwing geeft, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
  • Wanneer de bestuurder reeds aan het remmen is, geeft RCW mogelijk geen waarschuwing.

  • Wanneer de bestuurder het gaspedaal diep of plotseling intrapt, geeft RCW mogelijk geen waarschuwing.

  • Wanneer de bestuurder een plotselinge stuurbeweging maakt, geeft RCW mogelijk geen waarschuwing.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de goede werking van RCW. RCW kan door veel factoren nadelig worden beïnvloed. Voorkom ongevallen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Autonome noodstop vooruit (F-AEB)

Als het systeem oordeelt dat een aanrijding met een voorligger, voetganger of fietser onvermijdelijk is, wordt de Autonome noodstop vooruit (F-AEB) geactiveerd. Het systeem maakt actief noodstops om het risico op een aanrijding zoveel mogelijk te beperken of zelfs te vermijden.

GUM253923
Opgelet 前向自动紧急制动存在功能限制-FY
  • F-AEB heeft functionele beperkingen. De prestaties zijn onderhevig aan omgevings-, weg- en technische omstandigheden en kunnen niet in alle scenario's een tijdige reactie garanderen.

  • De bestuurder moet altijd actief de controle behouden en mag nooit alleen op deze functie vertrouwen om gevaar te vermijden of gevaarlijke tests uit te voeren. Grijp bij gevaarlijke situaties onmiddellijk in en wacht nooit tot het systeem wordt geactiveerd.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

F-AEB in-/uitschakelen

De functie is standaard ingeschakeld. Ga vanafGUM253924op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Autonome noodstop om deze functie in of uit te schakelen.

Gebruiksvoorwaarden F-AEB:
  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • De auto rijdt met een snelheid van 4 tot 150 km/u.

  • De auto staat in de vooruitrijden (D).

  • Onderdelen van F-AEB werken naar behoren

  • De auto rijdt in de normale rijtoestand op de rijstrook, zonder krachtige acceleratie en vertraging, scherpe bochten enz.

Wanneer F-AEB wordt geactiveerd, toont het instrumentenpaneel een waarschuwingsteken en gaat het remlicht branden met een geluidssignaal.

Opgelet 当前向自动紧急制动功能被触发时,系统将主动施加紧急制动以尝试降低行驶速度,无法确保能将车辆刹停。FY
  • Wanneer F-AEB wordt geactiveerd, zal het systeem actief een noodstop uitvoeren om te proberen de rijsnelheid te verlagen, maar kan niet garanderen dat de auto volledig tot stilstand komt.

  • Als F-AEB is uitgeschakeld, remt de auto niet zelf, ook niet als een dreigende aanrijding wordt gedetecteerd. Het wordt aanbevolen om de functie niet uit te schakelen.

  • F-AEB is geen vervanging voor het aanhouden van een veilige volgafstand tot de voorligger. Vermijd te dicht volgen of agressief rijden.

  • F-AEB wordt slechts één keer uitgeschakeld en wordt automatisch geactiveerd wanneer het boordsysteem opnieuw wordt opgestart.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's, radars en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, radars, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

F-AEB reageert alleen op voertuigen, voetgangers en fietsers die aan de voorwaarden voldoen. Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Muren, dieren, verkeerslichten, barrières (zoals verkeerskegels), enz.

Onder andere de volgende situaties kunnen er toe leiden dat AEB niet remt of stopt met remmen:
  • Bestuurder drukt het gaspedaal diep of plotseling in.

  • Bestuurder laat het rempedaal los nadat het diep werd ingetrapt.

  • Veiligheidsgordel van bestuurder hangt los of bestuurder maakt een plotselinge stuurbeweging...

  • Portier aan bestuurderskant is niet gesloten.

  • Er worden geen voertuigen, voetgangers of fietsers voor of achter uw auto waargenomen.

  • Uw rijsnelheid voldoet niet aan de gebruiksvoorwaarden.

  • De functie kan niet worden gereactiveerd kort nadat deze is geactiveerd.

  • Het systeem heeft een storing.

F-AEB heeft bepaalde beperkingen in de herkenning van speciale voertuigen, stilstaande voertuigen of langzaam rijdende voertuigen. 's Nachts en in speciale scenario's moet er speciale aandacht worden besteed aan de effectiviteit en veiligheid van deze functie.
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen onder alle omstandigheden worden herkend, met name in het donker, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met drie wielen, voertuigen met beschadigde achterlichten of onduidelijke contouren van de achterkant, voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De kans bestaat dat de functie stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerkt, met name in het donker, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

  • Het is mogelijk dat de functie onterecht wordt geactiveerd is speciale situaties de waarbij auto dicht langs vrachtwagens of bergingsauto's moet rijden.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de voetganger zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen. Dit betekent dat het hoofd, de schouders, armen en benen, en het boven- en onderlichaam van de voetganger kunnen worden herkend door deze te integreren in standaard menselijke bewegingen. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat voetgangers niet worden gedetecteerd en dat de F-AEB niet werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Voetgangers langer dan 2 meter of korter dan 1 meter.

  • De voetganger buigt zich of hurkt.

  • Voetgangers in rolstoelen.

  • Voetganger duikt plotseling op.

  • Voetgangers die op een donkere plaats lopen, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Voetgangers die te dicht bij de sensor staan wanneer ze voor het eerst in het detectiebereik van de sensor komen.

  • Voetgangers die zeer dicht tegen elkaar staan.

  • Contouren van voetgangers die niet duidelijk te herkennen zijn door kleur en materiaal van kleding, blokkering, omgeving, verlichting, snelheid enz.

Om deze functie optimaal te kunnen uitvoeren, moet het systeem de contouren en belangrijkste kenmerken van het lichaam van de fietser zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen, naast de contouren van de fiets. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat fietsers niet worden gedetecteerd en dat de F-AEB niet werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Contouren van een persoon of fiets kunnen niet duidelijk worden bepaald vanwege omgeving, snelheid, afstand, blokkering enz.

  • Fietsers op zelfbalancerende scooters, staande scooters, bepaalde soorten zittende scooters en speciaal gevormde elektrische fietsen.

  • Gevallen fietsers.

Voertuigdoelen kunnen veroorzaken dat F-AEB niet goed werkt, onder andere in de volgende situaties:

  • F-AEB reageert niet op doelen in een dode hoek van de sensor, zoals die in de hoeken, aan de zijkant of achter de auto.

  • Het doel wordt mogelijk verkeerd geselecteerd of gemist wanneer de auto een bocht nadert of door een bocht navigeert.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt.

  • Wanneer slechts een deel van het voertuig in de naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (vooral grote voertuigen zoals bussen en vrachtwagens), wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer uw auto plotseling achter een voorligger gaat rijden, of wanneer andere voertuigen abrupt vóór uw auto komen rijden of ervan wegrijden, wordt het doel mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Als een voorligger onder een grote hoek ten opzichte van deze auto staat, wordt hij mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voorligger overlapt met uw auto, wordt dat voertuig mogelijk niet op tijd gedetecteerd.

  • Wanneer de voorligger in langzaam rijdend verkeer plotseling stopt, wordt dit mogelijk niet op tijd herkend en wordt er niet op tijd op gereageerd.

  • Situaties zoals binnen een korte tijd na het inschakelen, wanneer de auto in de Parkeerstand (P) staat, wanneer een veiligheidsgordel niet is omgedaan enz.

Onder andere de volgende situaties zouden van invloed kunnen zijn op het vermogen van de F-AEB om botsingen af te zwakken als gevolg van speciale of complexe verkeersomstandigheden:
  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Stijgende en dalende hellingen, oneffen wegen, kronkelige wegen, scherpe bochten.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

Opgelet 制动距离在湿滑路面上会延长。若防抱死系统、牵引力控制系统、车辆稳定性控制系统被触发,可能导致自动紧急制动减缓碰撞的能力降低。

De remweg is langer op gladde oppervlakken. Als het antiblokkeerremsysteem, het tractiecontrolesysteem en het stabiliteitscontrolesysteem van de auto worden geactiveerd, kan dit van invloed zijn op het vermogen van AEB om de gevolgen van een aanrijding te beperken.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van F-AEB. Er zijn veel factoren die F-AEB kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Autonome noodstop achteruit (R-AEB)

Als het systeem een aanrijdingsrisico met een voetganger aan de achterkant detecteert, kan de Autonome noodstop achteruit (R-AEB) de bestuurder waarschuwen met zicht- en hoorbare waarschuwingen en de remmen van de auto activeren.

GUM253925

R-AEB in-/uitschakelen

R-AEB is standaard ingeschakeld. Ga vanafGUM253926op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Autonome noodstop achteruit om deze functie in of uit te schakelen.

Gebruiksvoorwaarden R-AEB:
  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • De auto staat in Achteruit (R).

  • De rijsnelheid is 4-15 km/u.

  • Duidelijk beeld van de achteruitrijcamera.

  • Onderdelen van R-AEB-systeem werken naar behoren.

  • De auto rijdt in de normale rijtoestand op de rijstrook, zonder krachtige acceleratie en vertraging, scherpe bochten enz.

Wanneer R-AEB wordt geactiveerd, toont het instrumentenpaneel een waarschuwingsteken, geeft de auto een geluidssignaal en worden de remmen geactiveerd.

Opgelet 后向自动紧急制动作为驾驶辅助功能存在局限性-FY
  • Als rijhulpfunctie heeft R-AEB beperkingen. Het kan ineffectief of ontijdig worden als gevolg van omgevingsfactoren of operationele beperkingen.

  • Rijd nooit opzettelijk op voetgangers af om de functie te testen.

  • Als u RCW uitschakelt, wordt tegelijkertijd R-AEB uitgeschakeld, en wordt de selectie van de aan-uitstatus opgeslagen in u huidige account. Na dit is uitgeschakeld, zal de auto geen autonome noodstop uitvoeren. Het wordt aanbevolen om dit ingeschakeld te houden.

  • Wanneer de bestuurder het rempedaal een bepaalde afstand intrapt, kan dit het activeren van R-AEB beperken. Let goed op dat u veilig rijdt.

  • Bestuurders moeten geconcentreerd blijven, de eindverantwoordelijkheid voor de veiligheid dragen en de verkeersregels naleven.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, sensoren enz. (bijv. geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defecten).

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

R-AEB reageert alleen op voetgangers die aan de voorwaarden voldoen. Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Motorvoertuigen, zijwaarts kruisende motorfietsen, elektrische fietsen, fietsen.

  • Dieren, muren, verkeerslichten, barrières (zoals verkeerskegels) en andere niet-voertuiggebonden obstakels.

Om deze functie optimaal uit te voeren, moet het systeem de omtrek en de belangrijkste kenmerken van het lichaam van de voetganger zo duidelijk en volledig mogelijk herkennen. Sommige situaties kunnen ertoe leiden dat voetgangers niet worden gedetecteerd en dat de R-AEB niet werkt. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Voetgangers langer dan 2 meter of korter dan 1 meter.

  • Gebogen of hurkende voetgangers.

  • Voetgangers die in een rolstoel zitten.

  • Voetganger duikt plotseling op.

  • Voetgangers die op een donkere plaats lopen, zoals op een weg 's nachts, in een tunnel, enz.

  • Voetgangers die te dicht bij de sensor staan wanneer ze voor het eerst in het detectiebereik van de sensor komen.

  • Voetgangers die zeer dicht tegen elkaar staan.

  • Contouren van voetgangers die niet duidelijk te herkennen zijn door kleur en materiaal van kleding, blokkering, omgeving, verlichting, snelheid enz.

Onder andere de volgende situaties kunnen er toe leiden dat R-AEB niet remt of stopt met remmen:
  • Bestuurder drukt het gaspedaal diep of plotseling in.

  • Bestuurder laat het rempedaal los nadat het diep werd ingetrapt.

  • Veiligheidsgordel van bestuurder hangt los of bestuurder maakt een plotselinge stuurbeweging...

  • Portier aan bestuurderskant is niet gesloten.

  • Er worden geen voertuigen, voetgangers of fietsers voor of achter uw auto waargenomen.

  • Uw rijsnelheid voldoet niet aan de gebruiksvoorwaarden.

  • De functie kan niet worden gereactiveerd kort nadat deze is geactiveerd.

  • Het systeem heeft een storing.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de goede werking van R-AEB. Er zijn veel factoren die R-AEB kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Waarschuwing kruisend verkeer aan de achterkant (RCTA)

Wanneer een voertuig snel van achteren nadert, herinnert het systeem de gebruiker er in beeld en geluid aan om proactieve maatregelen te nemen om mogelijke ongevallen te voorkomen. Tegelijkertijd herinnert het de achterligger eraan om te vertragen en een veilige afstand te bewaren. Waarschuwing botsing in achteruit (RCW) helpt u ook om u voor te bereiden op aanrijdingen en de gevolgen ervan te beperken wanneer deze onvermijdelijk zijn.

Waarschuwing 后向碰撞预警功能仅供参考,无法替代您的目视检查。
  • RCW dient uitsluitend als referentie en is geen vervanging van uw visuele waarneming.

  • De RCW is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Het kan door allerlei factoren tekortschieten of ongeschikt of te laat zijn. U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

RCW inschakelen/uitschakelen

Ga onderaan het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Intelligent rijden > Waarschuwing botsing in achteruit om deze functie in of uit te schakelen. Deze functie is standaard ingeschakeld en volgt het accountgeheugen.

Nadat de functie is ingeschakeld, waarschuwt RCW u in beeld en geluid wanneer er een botsing tussen de auto en achterliggers wordt voorspeld, en waarschuwt de achterligger om te vertragen en een veilige afstand te bewaren.

Voorwaarden voor werken van RCW.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

  • Alle portieren zijn gesloten.

  • De auto staat in de Parkeerstand (P) of Rijden (D).

  • Duidelijk beeld van de achteruitrijcamera.

  • De sensoren van het RCW-systeem werken normaal.

  • De rijsnelheid ligt tussen 0 en 150 km/u.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De functie RCW werkt mogelijk niet goed in de volgende situaties, waaronder maar niet beperkt tot:
  • Personenauto's, landbouwvoertuigen, motorfietsen, fietsen en andere voertuigen kunnen worden geïdentificeerd, maar obstakels die geen voertuig zijn, worden mogelijk gemist.

  • Ruwe omgevingen zoals zware regen, nevel, tegenlicht, sneeuw en ijs verminderen de functionele herkenning.

  • Bij scherpe bochten worden achterliggers mogelijk gemist.

  • Wanneer u een actieve rijstrookwisseling uitvoert (zoals richtingaanwijzers, remmen enz.) of wanneer AEB is ingeschakeld, wordt de functie RCW onderdrukt.

  • Bij een defecte of geblokkeerde sensor van het RCW-systeem werkt de functie niet.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de goede werking van RCW. RCW kan door veel factoren nadelig worden beïnvloed. Voorkom ongevallen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Waarschuwing rijstrookbewaking (LDW)

Wanneer de bestuurder naar de aangrenzende rijstrook rijdt of afdrijft, waarschuwt de rijstrookbewaking (LDW) de bestuurder met tekens, geluiden of stuurwieltrillingen.

GUM253927
Waarschuwing 车道偏离预警功能可能无法检测到道路边缘-FY
  • LDW detecteert mogelijk geen wegranden, dus het is belangrijk om voorzichtig te rijden en altijd binnen de rijstrook te blijven.

  • Neem de controle over de auto onmiddellijk over in scenario's zoals vloeiende en scherpe bochten, enz.

  • LDW heeft functionele beperkingen. De prestaties zijn onderhevig aan omgevings-, weg- en technische omstandigheden en kunnen niet in alle scenario's een tijdige reactie garanderen.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeersregels.

LDW in-/uitschakelen

LDW is standaard ingeschakeld. Ga vanafGUM253928op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Rijstrookbewaking om de functie in te stellen.

Eenmaal ingeschakeld, kunt u de waarschuwingsmethoden en de gevoeligheid instellen:
  • Typen waarschuwingen: U kunt teken + geluid, teken + trilling, en teken + geluid + trilling instellen.

  • Gevoeligheid: U kunt hoog, medium en laag instellen.

Gebruiksvoorwaarden van de LDW:

  • Uw rijsnelheid is ongeveer 65 tot 150 km/u.

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • Uw auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De rijstrookmarkeringen zijn duidelijk zichtbaar aan minstens één kant.

  • De high-definition camera's werken normaal en hebben een duidelijk zicht.

  • Geen onderdelen van het LDW-systeem zijn defect.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • Uw auto staat in Rijden (D).

    • Antiblokkeerremsysteem, tractiecontrole en elektronische stabiliteitscontrole zijn niet geactiveerd.

Opgelet 请您务必审慎设置提醒方式与灵敏度,确保该等设置符合您的驾驶习惯。
  • Stel de waarschuwingstype en gevoeligheid zorgvuldig in zodat deze overeenkomen met uw rijgewoonten.

  • Inschakeling van LDW op het middendisplay betekent niet dat de functie geactiveerd is. De functionaliteit wordt alleen automatisch geactiveerd als aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan.

  • Als LDW is uitgeschakeld, wordt niet gewaarschuwd bij het verlaten van de rijstrook.

  • LDW geeft geen waarschuwingen wanneer de richtingaanwijzers zijn geactiveerd en de auto opzettelijk naar de desbetreffende kant afwijkt.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

In sommige situaties werkt de LDW-functie niet goed of wordt deze automatisch uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er zijn buitensporig scherpe bochten, onduidelijke rijstrookmarkeringen, weggedeelten zonder rijstrookmarkeringen, weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, weggedeelten met te brede of te smalle lijnmarkeringen, en hellingen omhoog of omlaag.

  • Er zijn randen of andere sterk contrasterende lijnen op het wegdek in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in het wegdek of stoepranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts.

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

Het wordt afgeraden om LDW in speciale of complexe verkeerssituaties te gebruiken, omdat LDW dan mogelijk niet naar verwachting werkt of automatisch wordt uitgeschakeld, bijvoorbeeld:
  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Smalle wegen, bergop en bergaf rijden, slechte wegen, bochtige wegen, wegen met scherpe bochten, wegen zonder middelste vangrails.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle mogelijke situaties die van invloed zouden kunnen zijn op de normale werking van de LDW-functie. Er zijn veel factoren die LDW kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Rijstrookassistent (LKA)

Wanneer de bestuurder naar een aangrenzende rijstrook rijdt of afdrijft, waarschuwt de rijstrookassistent (LKA) de bestuurder met zicht- en hoorbare signalen en wordt de bestuurder tijdelijk met een lichte stuurkracht geholpen de auto terug naar de oorspronkelijke rijstrook te brengen.

GUM253929
Waarschuwing 车道保持辅助功能仅能提供轻微的纠偏转向辅助-FY
  • LKA biedt slechts een lichte corrigerende stuurondersteuning, kan de snelheid niet regelen en voorkomt niet volledig dat de auto uit zijn rijstrook rijdt, vooral in vloeiende of scherpe bochten.

  • Het systeem is onderhevig aan verkeers-, weers- en wegomstandigheden en de bestuurder moet altijd de controle over de auto behouden, de verkeersveiligheid in realtime beoordelen en bereid zijn om de controle over de auto op elk moment over te nemen.

  • De bestuurder is altijd als eerst verantwoordelijke voor veilig rijden. Tijdens het gebruik moet de bestuurder geconcentreerd blijven, de verkeersregels strikt naleven en niet al te zeer vertrouwen op de hulpsystemen.

LKA inschakelen/uitschakelen

LKA is standaard ingeschakeld. Ga vanafGUM253930op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Rijstrookassistent om de functie in te stellen.

Eenmaal ingeschakeld, kunt u de waarschuwingsmethoden en de gevoeligheid instellen:
  • Typen waarschuwingen: U kunt teken + geluid, teken + trilling, en teken + geluid + trilling instellen.

  • Gevoeligheid: U kunt hoog, medium en laag instellen.

Gebruiksvoorwaarden van de LKA:
  • Uw rijsnelheid is ongeveer 65 tot 130 km/u.

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • Uw auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De rijstrookmarkeringen zijn duidelijk zichtbaar aan minstens één kant.

  • De high-definition camera's werken normaal en hebben een duidelijk zicht.

  • LKA-functie heeft geen defecte onderdelen.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • Alle portieren zijn gesloten.

    • Uw auto staat in Rijden (D).

    • Antiblokkeerremsysteem, tractiecontrole en elektronische stabiliteitscontrole zijn niet geactiveerd.

Opgelet 当转向灯打开,爱车向相应一侧偏离时,车道保持辅助功能不会响应。

LKA reageert niet wanneer de richtingaanwijzers zijn geactiveerd en de auto opzettelijk naar de desbetreffende kant afwijkt.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

In sommige situaties werkt de LKA-functie niet goed of wordt deze automatisch uitgeschakeld. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er zijn buitensporig scherpe bochten, onduidelijke rijstrookmarkeringen, weggedeelten zonder rijstrookmarkeringen, weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, weggedeelten met te brede of te smalle lijnmarkeringen, en hellingen omhoog of omlaag.

  • Er zijn randen of andere sterk contrasterende lijnen op het wegdek in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in het wegdek of stoepranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts.

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

Het wordt afgeraden om LKA in speciale of complexe verkeerssituaties te gebruiken, omdat LKA dan mogelijk niet naar verwachting werkt of automatisch wordt uitgeschakeld, bijvoorbeeld:
  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Smalle wegen, bergop en bergaf rijden, slechte wegen, bochtige wegen, wegen met scherpe bochten, wegen zonder middelste vangrails.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de LKA-functie. LKA kan door veel factoren nadelig worden beïnvloed. Voorkom ongevallen door altijd goed op het verkeer, de weg en de toestand van de auto te letten en altijd oplettend te rijden.

Rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK)

De rijstrookassistent voor noodgevallen (ELK) kan bepaalde stuurassistentie bieden om de bestuurder te helpen de richting van de auto te corrigeren om de kans op een aanrijding te minimaliseren wanneer de auto ongewild van deze rijstrook afwijkt of wanneer er een mogelijke kans een zijwaartse aanrijding in aangrenzende rijstroken is.

GUM253931
Opgelet 紧急车道保持功能仅能提供有限纠偏转向辅助-FY
  • De ELK-functie biedt slechts beperkte stuurassistentie en kan niet volledig voorkomen dat de auto uit zijn rijstrook rijdt of gevaren ontwijkt. ELK kan ineffectief zijn of vertraagd werken als gevolg van de wegomstandigheden, het weer enz.

  • Neem het stuurwiel over en grijp onmiddellijk in bij bochten, omkeren, complexe wegomstandigheden of gevaren, en test de systeemfuncties niet opzettelijk.

  • De bestuurder moet te allen tijde oplettend blijven, altijd de eindverantwoordelijkheid nemen voor veilig rijden, de verkeersregels strikt naleven en nooit alleen vertrouwen op de rijhulpsystemen.

ELK inschakelen/uitschakelen

ELK is standaard ingeschakeld. Ga vanafGUM253932op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Rijstrookassistent voor noodgevallen om deze functie in of uit te schakelen. Na uitschakelen wordt deze automatisch ingeschakeld wanneer de auto volgende keer wordt gestart.

Het wordt niet aanbevolen om deze functie uit te schakelen. Als deze functie is uitgeschakeld, kan hij de bestuurder niet assisteren door in een noodgeval het stuurwiel te bedienen wanneer een risico van een zijdelingse botsing bestaat.

Wanneer de rijsnelheid tussen 50 en 130 km/u ligt, kan de ELK worden geactiveerd in de volgende twee noodscenario's:
  • Terwijl uw richtingaanwijzer uit is en een voertuig u tegemoet komt in de rijstrook links van u, wijkt uw auto onvrijwillig af van zijn rijstrook naar links.

  • Als een voertuig snel van achteren nadert in de rijstrook links van u, wijkt uw auto onvrijwillig af van zijn rijstrook of wisselt actief van rijstrook naar links.

Wanneer de rijsnelheid tussen 65 en 130 km/u ligt, kan de ELK worden geactiveerd in de volgende twee noodscenario's:
  • Terwijl uw richtingaanwijzer uit is, wijkt uw auto onvrijwillig af van de rijstrook naar de rechterwegrand.

  • Terwijl uw richtingaanwijzer uit is en de rijstrookmarkering een doorgetrokken streep is, wijkt uw auto onvrijwillig af van zijn rijstrook naar de kant van de doorgetrokken streep.

Gebruiksvoorwaarden van de ELK:

  • Uw auto rijdt normaal zonder plotselinge versnelling, vertraging of stuurbewegingen.

  • Uw auto bevindt zich in het midden van de rijstrook en rijdt niet op de rijstrookmarkeringen.

  • De rijsnelheid ligt tussen 50 en 130 km/u.

  • De high-definition camera werkt normaal en heeft een duidelijk zicht.

  • Er zijn geen onderdelen van het ELK-systeem defect.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • Uw auto staat in Rijden (D).

    • De portieren, motorkap en achterklep van de auto zijn gesloten.

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

Opgelet 满足条件的紧急场景中,紧急车道保持功能会自动激活。FY
  • ELK kan in noodsituaties automatisch worden ingeschakeld als aan bepaalde vereisten wordt voldaan.

  • ELK biedt weliswaar beperkte stuurassistentie, maar regelt de snelheid van de auto niet.

  • Het stuurwiel draait wanneer ELK de besturing heeft overgenomen.

  • U kunt de controle over de auto overnemen door handmatig aan het stuurwiel te draaien. In dit geval hebt u de controle over de besturing van de auto.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

Speciale of complexe wegomstandigheden kunnen leiden tot een fout van het ELK-systeem en zelfs dat de functie automatisch wordt uitgeschakeld. In dat geval stuurt u op tijd uw auto. Deze situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Bouwterreinen.

  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Smalle wegen, stijgende en dalende hellingen, hobbelige wegen, kronkelige wegen, wegen met scherpe bochten.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet volledig alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de functie ELK. Er zijn veel factoren die de functie ELK kunnen verstoren. Om een ongeval te voorkomen, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Noodstop (EAS)

Als het systeem detecteert dat u niet normaal aan het rijden bent (bijvoorbeeld u houdt uw handen lange tijd niet aan het stuurwiel, u bent afgeleid en vermoeid doordat u al lange tijd rijdt, u hebt uw stoel verlaten enz.), zal het de actieve noodstop (EAS) activeren als het systeem voldoet aan de voorwaarden voor normale werking.

EAS hoeft niet ingeschakeld te zijn. Nadat het systeem is geactiveerd, blijft het remmen totdat de auto stilstaat. Dit gaat gepaard met een geluidsherinnering en tegelijkertijd verschijnt er op het instrumentenpaneel een waarschuwingsbericht weer en worden de alarmknipperlichten ingeschakeld. Nadat de auto is gestopt, worden de portieren automatisch ontgrendeld en worden er eCall-services gebeld.

Wanneer de EAS actief is, kunt u dit op elk moment deactiveren en uw auto overnemen door het gaspedaal of rempedaal in te trappen, door het stuurwiel te draaien of door de alarmknipperlichten uit te schakelen.

Waarschuwing 紧急主动停车功能激活后将制动至停止,过程中可能无法避免偏离车道或发生碰撞,切勿依赖或主动尝试激活该功能。
  • Het activeren van EAS zorgt voor het afremmen tot stilstand. Terwijl dit wordt uitgevoerd is het misschien niet mogelijk om het verlaten van de rijstrook of een aanrijding te vermijden. Vertrouw niet op deze functie en probeer deze functie niet proactief te activeren.

  • Het activeren van de functie om af te remmen tot stilstand is mogelijk een overtreding van de bepalingen van de plaatselijk geldende wet- en regelgeving inzake weg- en verkeersveiligheid met betrekking tot tijdelijk parkeren.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeersregels en verkeerswetten.

Dodehoekdetectie (BSD) en waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA)

Wanneer er zich andere voertuigen in uw dode hoek bevinden of snel naderen, waarschuwen de functies Dodehoekdetectie (BSD) en Waarschuwing bij een rijstrookwisseling (LCA) u omwille van een veilige rijstrookwisseling via de zijspiegellampjes, geluidssignalen of stuurwieltrillingen.

GUM253933
Opgelet 盲点监控与变道预警的监测区域为爱车旁边车道及其向后约 70 米的范围。FY

Het detectiegebied voor BSD en LCA is de aangrenzende rijstrook naast de auto tot 70 meter naar achteren.

BSD en LCA in-/uitschakelen

De functies BSD en LCA zijn standaard ingeschakeld. Ga viaGUM253934op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Dodehoekdetectie en waarschuwing bij een rijstrookwisseling om deze functie in of uit te schakelen en een geschikt waarschuwingstype in te stellen.

Typen waarschuwingen: U kunt zijspiegellampjes, geluid of trillingen instellen.

BSD en LCA worden alleen geactiveerd wanneer de rijsnelheid hoger is dan 15 km/u.

Wanneer een voertuig in de dode hoek van uw auto of een voertuig dat uw auto snel van achteren nadert worden gedetecteerd, wordt een symbool in de zijspiegel weergegeven dat aangeeft dat een voertuig naast u rijdt. Als u in dat geval de richtingaanwijzer aan die kant inschakelt, herinnert deze functie u eraan niet van rijstrook te wisselen op basis van het door u geselecteerde type waarschuwing.

Wanneer deze functie is ingeschakeld en geactiveerd, verschijnt er op het instrumentenpaneel een waarschuwing wanneer er een voertuig van achteren nadert.

Opgelet 当周围环境噪音较大时,例如车内音响音量过大或车外过于嘈杂,警示声可能会听不见。
  • Bij veel omgevingsgeluid, zoals wanneer het volume van het geluidssysteem in de auto hoog staat of er veel lawaai is buiten de auto, kan het waarschuwingsgeluid onhoorbaar zijn.

  • Tijdens het achteruitrijden werken BSD en LCA niet.

  • ESD op het instrumentenpaneel dient slechts ter illustratie en kan de werkelijke verkeersomstandigheden niet volledig weergeven. Vertrouw daarom niet alleen op wat wordt weergegeven op het instrumentenpaneel.

  • BSD en LCA kunnen u mogelijk niet waarschuwen voor voertuigen in aangrenzende rijstroken als de auto op een weg rijdt met grote bochten, brede rijstroken of een ongelijkmatig wegdek.

Opgelet 盲点监控与变道预警可能会在如下情况误报警:

BSD en LCA kunnen een vals alarm genereren in de volgende situaties:

  • Dicht langs een afrastering rijden.

  • Op een brug, onder een brug of in een tunnel rijden.

  • Naast struiken, bomen enz. rijden.

  • Langs elektriciteitspalen, straatverlichting of lage betonnen muren langs de weg rijden.

  • In de buurt van bebouwde gebieden, zoals fabrieken, havens enz., rijden.

  • Op stadswegen rijden of op kruispunten met meerdere rijstroken afslaan.

Opgelet 请注意保持摄像头以及附近区域的清洁,若覆盖有泥土、冰雪、金属板、胶带、标签、树叶等都会影响其性能而无法正常报警。
  • Houd de camera en het gebied rondom de camera schoon. De prestaties kunnen worden beïnvloed en het alarm werkt mogelijk niet normaal als hij is bedekt met vuil, ijs, sneeuw, een metalen plaat, tape, labels, bladeren enz.

  • Het systeem waarschuwt niet voor stilstaande objecten en door sommige metalen afrasteringen, groenstroken, betonnen muren enz. kan een vals alarm worden gegenereerd.

  • Onder extreme weersomstandigheden, zoals harde regen, sneeuw en mist, worden waarschijnlijk valse alarmen of geen alarmen gegenereerd. Let goed op bij het openen van de portieren.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet volledig alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de functies BSD en LCA. Er zijn veel factoren die de functies BSD en LCA kunnen verstoren. Om ongelukken te voorkomen, is het belangrijk om oplettend te rijden en u te concentreren op het verkeer, de weg en de rijomstandigheden om veilig te kunnen rijden.

Waarschuwing portier open (DOW)

Wanneer u op het punt staat om het portier van uw auto te openen en er voertuigen, fietsers of voetgangers van achteren naderen die een risico kunnen vormen bij het openen van het portier of zelfs tot een aanrijding kunnen leiden, wijst de Waarschuwing portier open (DOW) u met geluidssignalen op de veiligheid bij openen van het portier.

GUM253935

DOW inschakelen/uitschakelen

De functie DOW is standaard ingeschakeld. Ga vanafGUM253936op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Waarschuwing portier open om deze functie in of uit te schakelen.

Wanneer de functie DOW is ingeschakeld, herinnert uw auto u er op de volgende manieren aan of het veilig is om de portieren te openen:

  • Waarschuwingsalarm.

  • Het instrumentenpaneel vestigt uw aandacht op de dode hoek links/rechts.

Opgelet 侧方开门预警功能可探测本车侧后方快速接近的多种移动目标,如汽车、摩托车、电瓶车、自行车、行人等。
  • DOW kan een variatie aan bewegende objecten detecteren die snel van achteren naderen, zoals auto's, motorfietsen, scooters, fietsen, voetgangers enz.

  • De bewegende doelen bewegen in de richting van de auto met een snelheid niet lager dan 5 km/u.

  • De auto moet stilstaan of rijden met een voorwaartse snelheid van 0 tot 5 km/u.

  • Bij veel omgevingsgeluid, zoals wanneer het volume van het geluidssysteem in de auto hoog staat of er veel lawaai is buiten de auto, kan het waarschuwingsgeluid onhoorbaar zijn.

Waarschuwing 侧方开门预警无法在所有情况下都准确发出提示,不能取代您和乘客的主动观察,以及内外后视镜的作用。请勿完全依赖该功能并时刻注意开门环境。

DOW kan u niet in alle situaties correct waarschuwen en kan geen vervanging zijn voor actieve observatie door u en passagiers, en van de functie van achteruitkijkspiegel en zijspiegels. Vertrouw niet te zeer op deze functie en houd bij het openen van de portieren altijd rekening met de omgeving buiten de auto.

Opgelet 请注意保持摄像头以及附近区域的清洁,若覆盖有泥土、冰雪、金属板、胶带、标签、树叶等都会影响其性能而无法正常报警。
  • Houd de camera en het gebied rondom de camera schoon. De prestaties kunnen worden beïnvloed en het alarm werkt mogelijk niet normaal als hij is bedekt met vuil, ijs, sneeuw, een metalen plaat, tape, labels, bladeren enz.

  • Het systeem waarschuwt niet voor stilstaande objecten en door sommige metalen afrasteringen, groenstroken, betonnen muren enz. kan een vals alarm worden gegenereerd.

  • Onder extreme weersomstandigheden, zoals harde regen, sneeuw en mist, worden waarschijnlijk valse alarmen of geen alarmen gegenereerd. Let goed op bij het openen van de portieren.

De bovenstaande waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het DOW-systeem. Er zijn veel factoren die het DOW-systeem kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Geavanceerd bestuurdersbewakingssysteem (ADMS)

Het Geavanceerd bestuurdersbewakingssysteem (ADMS) controleert de conditie van de bestuurder terwijl de auto in beweging is en detecteert tekenen van afleiding, vermoeidheid en besef van gevaren in de omgeving. Het waarschuwt de bestuurder om op de veiligheid te blijven letten door middel van geluidssignalen, gesproken aanwijzingen of visuele meldingen op het instrumentenpaneel.

Waarschuwing voor slaperigheid en waarschuwing voor afleiding

Het ADMS monitort de bestuurder op slaperigheid en afleiding.

  • Waarschuwing voor slaperigheid

    GUM253937
  • Waarschuwing voor afleiding

    GUM253938

De functie is standaard uitgeschakeld. Om deze functie in of uit te schakelen, gaat u viaGUM253939op het middendisplay naar de interface Instellingen en tikt u op Bestuurdersassistentie > Veiligheidsbewaking > Waarschuwing voor slaperigheid/waarschuwing voor afleiding.

Wanneer deze functie is ingeschakeld en de rijsnelheid 20 km/u of hoger is, controleert het systeem actief de bestuurder. Als er tekenen van vermoeidheid of afleiding worden waargenomen, geeft uw auto waarschuwingen af met behulp van visuele signalen (bijv. gezichtsuitdrukkingen) en geluidsmeldingen, afhankelijk van de ernst van de situatie. Tegelijkertijd verschijnen er op het instrumentenpaneel herinneringen om de bestuurder te helpen geconcentreerd te blijven.

Wanneer de waarschuwing voor slaperigheid of de waarschuwing voor afleiding is geactiveerd, geeft het instrumentenpaneel verschillende alarmniveaus weer:

Alarmniveau 1

Alarmniveau 2

GUM254782GUM193299

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Wanneer de camera in de auto is geblokkeerd, verschijnt op het instrumentenpaneelGUM193304 en wordt er aangegeven dat de functie is beperkt. Verwijder de blokkade van de camera of neem tijdig contact op met de firefly-service.

Wanneer het systeem uitvalt, verschijnt op het instrumentenpaneelGUM193303 en wordt er aangegeven dat de functie beperkt is. Neem tijdig contact op met de firefly-service.

Opgelet 摄像头不会记录或共享图像、音频或视频。

De camera neemt geen foto's, audio of video's op en verspreidt deze ook niet.

In sommige gevallen kan de detectie van slaperigheid en afleiding van de bestuurder worden beïnvloed of mislukken, waardoor het systeem de bijbehorende waarschuwingen niet genereert of valse waarschuwingen genereert. Dergelijke situaties zijn onder andere:

  • 's Nachts of bij weinig licht.

  • Door zonlicht, koplampen van tegenliggers en andere interferentie van direct licht.

  • Verstellen van de stoelen.

  • Aanpassen of draaien van het stuurwiel.

  • Wanneer de ogen van de bestuurder bedekt zijn, inclusief maar niet beperkt tot het dragen van verschillende soorten donkere glazen met weinig lichtdoorval, polariserende glazen, zonnebrillen en blokkering door brilmonturen.

  • Dragen van accessoires, zoals een hoed, sjaal of bandana, die de vorm van het hoofd kunnen veranderen.

  • Dragen van een masker.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ADMS. Veel factoren kunnen het ADMS verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto. Rijd voorzichtig.

Cameraweergave

De functie Cameraweergave maakt gebruik van boordcamera's om beelden van de omgeving vast te leggen, waardoor de bestuurder beter zicht heeft in complexe situaties zoals parkeren, achteruitrijden en rijden op smalle rijstroken, waardoor de rijveiligheid wordt verbeterd.

Cameraweergave inschakelen

Als er tijdens het rijden met lage snelheid een obstakel wordt gedetecteerd, wordt u gewaarschuwd door een waarschuwingskleur en -geluid op basis van de afstand tot het obstakel.

Alarmniveau

Afstand

Frequentie van waarschuwingsgeluid

Kleur van waarschuwingsgeluid

Alarmniveau 1

90 – 150 cm

Geen

Groene lijn

Alarmniveau 2

20 – 90 cm

Pieptonen met lage frequentie

Geel

Alarmniveau 3

Minder dan 20 cm

Pieptonen met hoge frequentie

Rood

U kunt de functie Cameraweergave op de volgende manieren inschakelen:
  • De functie Cameraweergave wordt automatisch ingeschakeld wanneer de auto in de Achteruit (R) staat.

  • Tik onderaan het middendisplay opGUM253944om naar het deelscherm Applicatiecentrum te gaan, schakel Cameraweergave in en schakel de functie Cameraweergave in.

U kunt op de interface van de camera op het pictogram Geluid tikken en ervoor kiezen om de waarschuwingen uit te schakelen.

Opgelet 海外-警告提示音仅在周围环境明显不需要提示音时才建议关闭,当您手动关闭警告提示音时,您也将自行承担因此而产生的所有风险。
  • Het wordt aanbevolen om het waarschuwingsgeluid alleen uit te schakelen als dit duidelijk niet nodig is voor de omgeving. Als u het waarschuwingsgeluid handmatig uitschakelt, accepteert u de verantwoordelijkheid voor alle risico's die hiermee gepaard gaan.

  • De functie Cameraweergave wordt automatisch verlaten wanneer de auto in de parkeerstand (P) wordt gezet of wanneer de snelheid van de auto hoger is dan 16 km/u.

  • De Cameraweergave kan worden beïnvloed door het weer, de omgeving, verontreinigende stoffen enz. U moet altijd aandacht besteden aan de rijveiligheid en de eindverantwoordelijkheid dragen voor het naleven van de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

Opgelet 以下情况超声波传感器受限,可能出现故障信息,包括但不限于:FY

De ultrasoonsensor kan gehinderd worden en foutmeldingen kunnen worden weergegeven onder de volgende omstandigheden, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Een of meer ultrasoonsensoren zijn beschadigd, verkeerd geplaatst of afgedekt (bijvoorbeeld door modder, ijs of sneeuw, of een autohoes).

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist of nevel, die de sensoren beïnvloeden.

  • Interferentie door elektrische apparaten of uitrusting die verstoringen kunnen veroorzaken, welke de sensoren beïnvloeden.

Opgelet 由于超声波传感器特性,有些情况可能导致超声波传感器误报,这种误报会随着路况状态变化消失,不会影响正常车辆驾驶。

Als gevolg van de eigenschappen van ultrasoonsensoren kunnen deze in bepaalde situaties een vals alarm genereren. Deze valse alarmen houden vanzelf op nadat de wegomstandigheden zijn veranderd en hebben geen invloed op het rijden. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Ruwe asfalteerde wegen, betonwegen, kasseienwegen, waterverzadigde wegen en andere oneffen ondergronden.

  • Inductielussen en soortgelijke apparatuur die in het wegdek zijn aangebracht.

  • Interferentie veroorzaakt door grote voertuigen, bouwmachines en andere apparatuur in de buurt.

Waarschuwing 超声波传感器可能对高度较低的障碍物,来自车身上方或车侧方的障碍物,较狭窄物体等类型的障碍物检测受限,您需要始终关注周边环境,否则可能导致财产或人身伤害,包括但不限于:

De ultrasonische sensoren kunnen beperkingen hebben bij het detecteren van obstakels met een geringe hoogte, obstakels die vanaf boven of vanaf de zijkanten van de auto komen, smalle voorwerpen, en andere voorwerpen, inclusief maar niet beperkt tot de volgende. Het is cruciaal dat u altijd uw aandacht houdt bij de omgeving. Als u dit niet doet, kan dit leiden tot persoonlijk letsel of schade aan eigendommen:

  • Voetgangers, kinderen, dieren.

  • Geactiveerde automatisch inzinkbare palen, lage stenen kolommen, cilindrische voorwerpen, dunne stangen, scherpe voorwerpen en oneffen ondergronden.

  • Hoogtebeperkende portalen, palen of constructies boven de weg.

  • Obstakels aan de zijkanten van de auto die aanrijdingen of krassen kunnen veroorzaken.

  • Fietsen, hoeken van muren, randen van slagbomen van parkeerterreinen, enz.

Adaptieve cruisecontrol (ACC)

De functie Adaptieve cruisecontrol (ACC) helpt de bestuurder om de snelheid van de auto aan te houden en aan te passen aan de snelheid van de voorligger.
  • Als er geen voorligger wordt gedetecteerd, behoudt de auto de ingestelde snelheid.

  • Wanneer er een voorligger wordt gedetecteerd, past de auto automatisch de snelheid aan om de door de gebruiker ingestelde volgafstand te behouden.

GUM253958
Waarschuwing 自适应巡航作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,您必须时刻关注交通状况及道路环境,并在确保安全的情况下自主决定是否使用自适应巡航功能。
  • ACC, als een rijhulpfunctie, is niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u ACC activeert, onder voorwaarde dat de veiligheid gegarandeerd is.

  • ACC is een comfortfunctie en geen aanrijding-preventiefunctie, dus de maximale vertraging is beperkt tot minder dan de maximale vertraging die kan worden verkregen tijdens AEB en handmatig rijden. Vertrouw daarom niet alleen op ACC om de auto voldoende af te remmen om aanrijdingen te voorkomen.

  • Wanneer u ACC gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of andere risicofactoren het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken.

  • ACC kan uw auto mogelijk niet volledig tot stilstand brengen of een veilige afstand aanhouden als er een aanzienlijk snelheidsverschil is van uw auto met de voorligger, met name als de voorligger plotseling stopt of afremt. In dit geval is het belangrijk om onmiddellijk zelf te remmen. Vertrouw niet op ACC om uw auto volledig tot stilstand te brengen wanneer u een stilstaand voertuig of een voorligger volgt.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

Opgelet 自适应巡航功能仅控制车辆纵向车速与车距,无法控制车辆横向行驶方向。
  • ACC regelt alleen de snelheid en afstand in de lengterichting, en niet de zijdelingse besturing van de auto.

  • ACC omvat de functie Kennisgeving optrekken, waarmee uw auto de voorligger kan volgen totdat deze stopt (nadat aan bepaalde voorwaarden voor vertraging is voldaan).

  • Als de voorligger binnen een korte tijd weer wegrijdt, kan uw auto automatisch starten en volgen. Als de voorligger gedurende een langere tijd stil blijft staan, wordt uw auto in de parkeerstand gezet.

  • De ACC is hoofdzakelijk geschikt tijdens lange ritten op droge en vlakke, gestandaardiseerde, rechte wegen, zoals autowegen, snelwegen, lange rechte wegen enz.

ACC inschakelen/uitschakelen

Ga vanafGUM253959op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden en selecteer ACC.

U kunt de functies van de bestuurdersassistentie bedienen met behulp van de knoppen op de linkerkant van het stuurwiel.
GUM253960
  • Middenknop: ACC activeren of afsluiten.

  • Omhoog-knop: De kruissnelheid verhogen of hervatten.

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen

  • Links-knop: volgafstand verkorten

  • Rechterknop: De volgafstand vergroten.

Inschakelen van ACC in de instellingen betekent niet dat de functie is geactiveerd; het systeem wordt alleen geactiveerd wanneer er aan de gebruiksvoorwaarden is voldaan:
  • Functionele onderdelen werken naar behoren en het zicht is helder.

  • De stuurhoek van het stuurwiel mag niet te groot zijn.

  • De rijsnelheid is niet hoger dan 150 km/u.

  • De auto staat niet in een speciale modus, zoals de energiespaarstand enz.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel.

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in.

    • Portieren, motorkap en achterklep zijn gesloten.

    • Uw auto staat in Rijden (D).

    • FCW en AEB zijn niet geactiveerd.

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

Als aan de gebruiksvoorwaarden voor de ACC wordt voldaan, drukt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de midden-knopGUM253961om de ACC te activeren.

ACC kan worden geactiveerd bij een rijsnelheid van 0–150 km/u.

  • Als de rijsnelheid lager is dan 30 km/u, wordt 30 km/u ingesteld als de kruissnelheid.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 30 km/u, wordt de huidige snelheid ingesteld als de kruissnelheid.

Als de ACC ingeschakeld is, kunt u het gaspedaal loslaten, waarna de auto de ingestelde kruissnelheid zal handhaven.

  • Als er een voertuig voor u rijdt, past de ACC de snelheid van uw auto automatisch aan de snelheid van en de afstand tot de voorligger aan, zonder dat de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Als geen voertuig voor u rijdt, past de ACC de snelheid van uw auto snel aan de kruissnelheid aan.

Tijdens het rijden met de ACC kunt u op elk moment het gaspedaal intrappen om de controle over uw auto snel over te nemen. Op dat moment zal de ACC niet meer reageren op enige doel-voorligger en uw auto zal volledig onder uw controle zijn. Als u het gaspedaal loslaat, keert uw auto terug naar volgen van de voorligger.

Wanneer de ACC actief uw auto versnelt, beweegt het gaspedaal niet. Wanneer de ACC uw auto vertraagt, kan het rempedaal bewegen.

Opgelet 使用该功能行驶时,若系统检测到您未处于正常驾驶状态时(如您长时间未握住方向盘、长时间分心疲劳驾驶、离开座位等),将在满足系统正常工作条件的情况下激活紧急主动停车(EAS)功能。

Als tijdens gebruik van de functie het systeem detecteert dat u niet normaal aan het rijden bent (bijvoorbeeld u houdt uw handen lange tijd niet aan het stuurwiel, u bent afgeleid en vermoeid doordat u al lange tijd rijdt, u hebt uw stoel verlaten enz.), zal het EAS activeren als het systeem voldoet aan de voorwaarden voor normale werking.

De snelheid van de ACC aanpassen

Wanneer ACC is geactiveerd, ga dan viaGUM253962op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden > Aanpassen kruissnelheid om de juiste snelheidsaanpassingsmodus te selecteren.

De beschikbare opties zijn:

  • Kort indrukken ±1, Lang indrukken ±5

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel lang op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbij gelegen stap van 5 km/u Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, druk dan aan de linkerkant van het stuurwiel lang op de Omhoog- of Omlaag-knop waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

  • Kort indrukken ±5, Lang indrukken ±1

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel lang op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbij gelegen stap van 5 km/u Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, druk dan aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de Omhoog- of Omlaag-knop waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

De maximaal instelbare snelheid voor de ACC is 150 km/u.

De minimale instelbare kruissnelheid van de ACC is 30 km/u, maar daarbij is het mogelijk om de auto te vertragen naar 0 km/u wanneer de voorligger wordt gevolgd.

Opgelet 巡航车速调节方式默认为短按 ±1 长按 ±5。EU

Standaard wordt de kruissnelheid aangepast door kort op de knop te drukken voor ±1 en lang voor ±5.

Personalisering kruissnelheid

Volgens de maximumsnelheidsinformatie van de huidige verkeersregelgeving, kan de kruissnelheid worden gepersonaliseerd:

  • Op waarde: Dit kan worden aangepast binnen het bereik van '-15 km/u' tot '+15 km/u' ten opzichte van de wettelijke maximumsnelheid. Bijvoorbeeld: Wanneer u '+5 km/u' instelt, wordt de functie ACC ingeschakeld op wegen met een maximumsnelheid van 120 km/u en wordt de kruissnelheid standaard ingesteld op 125 km/u.

  • Op percentage: Dit kan worden aangepast binnen het bereik van '-15%' tot '+15%' ten opzichte van de wettelijke maximumsnelheid. Bijvoorbeeld: Wanneer u '+5%' instelt, wordt de functie ACC ingeschakeld op wegen met een maximumsnelheid van 120 km/u en wordt de kruissnelheid standaard ingesteld op 126 km/u.

Waarschuwing 自适应巡航功能参考的道路限速并非始终准确
  • ACC stelt niet altijd de juiste maximumsnelheid in op basis van de wegomstandigheden, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen. U moet altijd uw aandacht bij de wegomstandigheden houden en indien nodig de ingestelde kruissnelheid handmatig aanpassen of rechtstreek de controle over de auto overnemen.

  • Een buitensporige kruissnelheid (inclusief met handmatige instelling en de autonome instelling van het systeem) kan risico's voor de veiligheid en overtreding van de regels met zich meebrengen.

Bevestigingsmethode

Als de auto op een autosnelweg of viaduct rijdt terwijl de ACC is ingeschakeld, wordt u gewaarschuwd de kruissnelheid te veranderen zodra een verandering van de maximumsnelheid voor die weg wordt gedetecteerd.

Ga viaGUM253963op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden > Intelligente snelheidsassistent, waarna uUit, HandmatigofAuto kunt kiezen. Wanneer de modusHandmatigis geselecteerd, moet u, wanneer de auto een vraag om een wijziging in de maximumsnelheid toont, op de knop drukken om te bevestigen volgens de vraag op het instrumentenpaneel, zodat de kruissnelheid bij de huidige weg past; wanneer de modusAutois geselecteerd, wordt de auto geholpen om de kruissnelheid bij de huidige weg te laten passen wanneer er een wijziging in de maximumsnelheid wordt herkend.

Opgelet 智能限速辅助作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况
  • ISA is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u ISA activeert terwijl u de veiligheid waarborgt.

  • ISA is slechts een aanvulling op, en geen vervanging van, uw visuele waarneming. Vertrouw bij het rijden nooit alleen op de maximumsnelheidsinformatie die door de TSR wordt gegeven.

  • ISA werkt momenteel niet voor complexe wegomstandigheden, zoals op- en afritten.

  • ISA geeft berichten over de maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel door de maximumsnelheidsinformatie op de kaart te combineren. Als er geen maximumsnelheidsinformatiebron op de kaart is, worden geen berichten over de maximumsnelheid weergegeven.

  • Wanneer de rijsnelheid van de auto hoger is dan de maximumsnelheid van de weg, word u gewaarschuwd voor een snelheidsoverschrijding.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

De volgtijd en volgafstand van de ACC instellen

Wanneer de ACC is ingeschakeld of in stand-by staat, kunnen de volgtijd en volgafstand worden ingesteld op 5 niveaus.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de Rechts-knop om de volgtijd en volgafstand één niveau hoger in te stellen.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de links-knop om de volgtijd en volgafstand één niveau lager in te stellen.

Waarschuwing 当跟车时间距离被设置较近时,自适应巡航驾驶行为较为激烈,可能会引起不适。
  • Wanneer de ingestelde volgtijd en -afstand tot de voorligger relatief kort is, is het gedrag van ACC agressiever, wat tot ongemak kan leiden.

  • U bent altijd verantwoordelijk voor het aanhouden van een veilige afstand tot de voorligger. Vertrouw niet alleen op ACC om afstand te houden.

Waarschuwing voor starten voorligger

Wanneer uw auto met ACC de voorligger volgt en erachter stopt:

  • Als de voorligger optrekt, volgt uw auto deze en trekt de auto actief op. Let altijd goed op de omgeving om aanrijdingen te voorkomen.

  • Als uw auto korter dan 10 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, kan de ACC het volgen van de voorligger voortzetten.

  • Nadat de auto gedurende langer dan 10 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, wordt de EPB geactiveerd en wordt de ACC gedeactiveerd.

  • Als het systeem een obstakel vóór uw auto detecteert dat van invloed is op het rijden waardoor het onmogelijk wordt om een voorligger te volgen, kunt u, na de omgeving gecontroleerd te hebben, het optrekken tijdens het volgen herstellen door het gaspedaal in te trappen.

Waarschuwing 自适应巡航功能无法在所有情况下都能检测到其他交通参与者,受若干因素影响可能会失效、失当或不及时。
  • ACC kan niet in alle scenario's andere verkeersdeelnemers detecteren en kan als gevolg van diverse factoren ineffectief, ongeschikt of ontijdig zijn.

  • U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden. Vertrouw nooit alleen op ACC voor het automatische volgen wanneer de voorligger wegrijdt. Als u dit doet, kan dat leiden tot letsel of schade aan de auto.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie op instrumentenpaneel

Het statuslampje voor intelligent rijden zit rechts op het instrumentenpaneel, waarmee u de huidige functies die kunnen worden geactiveerd, de functies die actief zijn en de status van de kruissnelheid voor intelligent rijden kunt controleren.

Te activeren

Geactiveerd

Storingswaarschuwing

Adaptieve cruisecontrol (ACC)

GUM253965GUM253966GUM253967

Wanneer op het instrumentenpaneel de waarschuwing 'Rij voorzichtig, de afstand tot de voorligger is te kort' verschijnt, betekent dit dat er een kans op een aanrijding is, omdat de ACC de afstand niet kan aanhouden. U moet het rempedaal intrappen en onmiddellijk het stuurwiel overnemen om de snelheid en richting van de auto te controleren.

Opgelet 仪表屏动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿完全依赖仪表屏显示的内容。

Het ESD dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom niet alleen op de ESD voor uw omgevingsbewustzijn.

Waarschuwing 如您发现危险,切勿等待警示出现再采取行动,请立刻接管车辆。

Als u een gevaarlijke situatie tegenkomt, wacht dan nooit tot een waarschuwing wordt weergegeven voordat u actie onderneemt. Neem onmiddellijk de auto over.

ACC afsluiten

U kunt ACC actief afsluiten door:

  • Op de middelste knop aan de linkerkant van het stuurwielGUM253968 te drukken

  • Trap het rempedaal in.

Bovendien wordt ACC automatisch afgesloten wanneer er niet aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan:
  • De handen rusten langdurig niet op het stuurwiel.

  • Bestuurder is te lang afgeleid of is vermoeid.

  • Bestuurder verlaat bestuurdersstoel of maakt veiligheidsgordel los.

  • De auto staat meer dan 10 minuten stil wanneer deze een voorligger volgt.

  • Stuurwiel wordt met een hoek van meer dan 90° gestuurd bij volgen van een voorligger.

  • Sensor is geblokkeerd vanwege extreme weersomstandigheden.

  • Bandenspanningsalarm.

  • Het AEB-systeem is geactiveerd.

  • Het automatische antiblokkeersysteem of de rijstabiliteitssystemen is/zijn geactiveerd.

Waarschuwing 当自适应巡航功能自动退出,您应立即接管爱车。
  • Neem de controle over de auto onmiddellijk over wanneer de ACC-functie automatisch wordt verlaten.

  • Nadat de ACC is gedeactiveerd, kan de auto vertragen als gevolg van regeneratief remmen en kan deze niet meer de ingestelde volgafstand tot een voorligger handhaven. Let goed op dat u veilig rijdt.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's, radars en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, radars, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

De ACC reageert alleen op voertuigen die voldoen aan de voorwaarden. Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die dwars op de rijstrook liggen, voertuigen die zijwaarts rijden, voertuigen die zijn omgerold bij een ongeval en gekantelde voertuigen.

  • Fietsers, motorfietsen, trikes.

  • Verbrijzelde obstakels.

Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Mensen, dieren, verkeerskegels, verkeerslichten, barrières, muren en andere niet-voertuiggebonden obstakels.

Opgelet 该功能不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚以及光线较差的行车环境需要特别注意。
  • Deze functie kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen worden herkend, met name 's nachts en in slecht verlichte omgevingen, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De kans bestaat dat de functie stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerkt, met name in het donker, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

Sommige situaties kunnen leiden tot een late herkenning en reactie van de ACC omdat het doel zich niet recht voor u bevindt, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De ACC reageert niet op een doel in een dode hoek van de sensor, zoals die op een hoek of aan een zijkant van de auto.

  • Bij het naderen of omdraaien langs een weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt. Bij heuvelafwaarts rijden kan de EAS de auto doen versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in een naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name een groter voertuig zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

Opgelet 该功能偶尔会在不需要加速或您未打算加速时进行加速
  • Deze functie kan uw auto doen versnellen ondanks dat u niet om acceleratie hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door een verandering of verlies van een gevolgd doel (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Deze functie kan uw auto doen remmen ondanks dat u niet om vertraging hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door detectie van een verandering of verlies van een voertuig, object of stationair doel in een aangrenzende rijstrook (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Wanneer u een voorligger volgt en uw auto of de voorligger zijn huidige rijstrook verlaat, kan de acceleratie door deze functie om veiligheidsredenen gedurende een bepaalde tijd worden beperkt. U kunt het gaspedaal handmatig intrappen om uw auto over te nemen.

Deze functie kan niet garanderen dat in alle situaties het doel nauwkeurig wordt herkend. Als u merkt dat het scherm 'Doel-voorligger' op het instrumentenpaneel niet overeenkomt met de werkelijke situatie, neem dan tijdig uw auto over. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er rijdt een voertuig vóór de auto, maar het instrumentenpaneel geeft de voorligger niet weer.

  • Er rijdt geen voertuig vóór de auto, maar het instrumentenpaneel geeft een voorligger weer.

Tijdens het rijden onder speciale of complexe wegomstandigheden wordt het gebruik van de ACC afgeraden, omdat deze de prestaties van de functie kunnen beïnvloeden of zelfs ervoor kunnen zorgen dat de functie wordt gedeactiveerd. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Stijgende en dalende hellingen, oneffen wegen, bochtige wegen, scherpe bochten, smalle wegen, onverharde wegen en wegen zonder middenberm.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

Als in de volgende situaties uw rijsnelheid te hoog is ten opzichte van de voorligger, kan de ACC worden onderworpen aan een beperkte regeling. Dit kan ertoe leiden dat het onmogelijk wordt om goed te reageren en een veilige afstand te handhaven. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Plotselinge bewegingen van een voorligger (zoals plotseling afslaan, versnellen, vertragen, enz.)

  • Een ander voertuig komt plotseling voor uw auto rijden of rijdt daarvan weg.

  • Uw auto gaat plotseling achter een voorligger rijden.

  • Uw auto rijdt met hoge snelheid op een stilstaand of langzaam rijdend voertuig af.

Voldoende remkracht is mogelijk niet beschikbaar in situaties, inclusief maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie werkt niet volledig (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op speciale wegen (zoals stijgende en dalende hellingen, en wegen met water erop, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet volledig alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het ACC-systeem. Er zijn veel factoren die het ACC-systeem kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Rijstrookcentrering (LCC/Pilot)

Rijstrookcentrering (LCC/Pilot) helpt om de auto gecentreerd op de rijstrook te houden, naast de rijsnelheidsregeling en de afstandsregeling van de ACC. De LCC (Pilot) maakt gebruik van high-definition camera's en millimeterradar om voorliggers in de rijrichting te detecteren om vervolgens automatisch de snelheid van uw auto te regelen en de afstand tussen uw auto en de voorligger te handhaven.

GUM253969
Opgelet 车道居中辅助功能主要适用于车道线清晰路段。FY
  • LCC (Pilot) dient voornamelijk voor wegen met duidelijke rijstrookmarkeringen.

  • Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn, probeert LCC (Pilot) de auto midden op de rijstrook te houden. Onder speciale wegomstandigheden, zoals op regenachtige dagen, bij slechte verlichting 's nachts of in andere ongewenste situaties, zal het vermogen van LCC (Pilot) om rijstrookmarkeringen te herkennen afnemen, waardoor de auto mogelijk niet op de juiste manier binnen de rijstrook kan worden gehouden of het risico van krassen ontstaat. In dergelijke gevallen wordt aanbevolen om LCC (Pilot) tijdelijk uit te schakelen of over te schakelen op de ACC.

Waarschuwing 车道居中辅助是一个舒适性功能FY
  • LCC (Pilot) is een comfortfunctie, die niet dient om aanrijdingen te voorkomen en een beperkte maximale vertraging heeft, die lager is dan de maximaal bereikbare vertraging tijdens een AEB en als u zelf rijdt. Vertrouw er niet op om een botsing te vermijden.

  • Als uw auto met hoge snelheid een stilstaand of langzaam rijdend voertuig nadert, kan het systeem uw auto mogelijk niet volledig tot stilstand brengen of een veilige afstand bewaren. Neem onmiddellijk uw auto over.

  • LCC (Pilot) heeft een beperkte stuurkracht, die lager is dan de maximale stuurkracht als u zelf rijdt. Vertrouw niet alleen op LCC (Pilot) om uw auto te besturen.

  • Neem onmiddellijk het stuur over bij het nemen van bochten, keren of rijden op wegen met onduidelijke rijstrookmarkeringen. Vertrouw in deze situaties niet op LCC (Pilot).

Waarschuwing 车道居中辅助属于驾驶辅助功能FY
  • Als rijhulpfunctie ondersteunt LCC (Pilot) geen automatisch rijden, dus de bestuurder moet geconcentreerd blijven en aandacht besteden aan de verkeerssituaties.

  • LCC (Pilot) heeft beperkte gebruiksomstandigheden (zoals slecht weer, complexe verkeerssituaties, systeemstoringen), dus de bestuurder moet de bruikbaarheid van de functie op dat moment beoordelen en de auto tijdig overnemen.

  • U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor de rijveiligheid, u moet de verkeersregels respecteren en zelfstandig beslissen wanneer u de functie activeert.

LCC (Pilot) inschakelen/uitschakelen

Ga vanafGUM253970op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden en selecteer LCC/Pilot.

U kunt de functies van de bestuurdersassistentie bedienen met behulp van de knoppen op de linkerkant van het stuurwiel.

GUM253971
  • Middenknop: LCC (Pilot) activeren of afsluiten

  • Omhoog-knop: De kruissnelheid verhogen of hervatten.

  • Omlaag-knop: de kruissnelheid verlagen

  • Links-knop: volgafstand verkorten

  • Rechterknop: De volgafstand vergroten.

Inschakelen van LCC (Pilot) in Instellingen betekent niet dat de functie is geactiveerd; het systeem wordt alleen geactiveerd wanneer er aan de gebruiksvoorwaarden is voldaan:
  • Functionele onderdelen werken naar behoren en het zicht is helder.

  • De stuurhoek van het stuurwiel mag niet te groot zijn.

  • De rijsnelheid is niet hoger dan 150 km/u.

  • De auto staat niet in een speciale modus, zoals de energiespaarstand enz.

  • Uw auto voldoet aan alle veiligheidsvoorwaarden, zoals:

    • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel.

    • De bestuurder heeft zijn veiligheidsgordel bevestigd.

    • De bestuurder heeft zijn handen aan het stuurwiel.

    • De bestuurder trapt het rempedaal niet in.

    • Portieren, motorkap en achterklep zijn gesloten.

    • Uw auto staat in Rijden (D).

    • FCW en AEB zijn niet geactiveerd.

    • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

Wanneer er aan de gebruiksvoorwaarden van LCC (Pilot) is voldaan, drukt u op de linkerknop in het middenGUM253972van het stuurwiel om LCC (Pilot) te activeren.

  • Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto midden op de huidige rijstrook rijdt, activeert u LCC (Pilot).

  • Als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten onduidelijk zijn of de auto zich niet in het midden van de huidige rijstrook bevindt, zal eerst de ACC worden geactiveerd, naar de rijstrookmarkeringen worden gezocht en daarna LCC (Pilot) worden geactiveerd wanneer er aan de voorwaarden wordt voldaan.

ACC kan worden geactiveerd bij een rijsnelheid van 0–150 km/u.

  • Als de rijsnelheid lager is dan 30 km/u, wordt de kruissnelheid ingesteld op 30 km/u.

  • Als de rijsnelheid hoger is dan 30 km/u, wordt de rijsnelheid ingesteld als de kruissnelheid.

Wanneer de LCC (Pilot) de ACC activeert en begint te zoeken naar rijstrookmarkeringen, kunt u het gaspedaal loslaten en zal het systeem de ingestelde kruissnelheid aanhouden.

  • Als een voertuig voor u rijdt, past de LCC (Pilot) de snelheid van uw auto aan de snelheid van en de afstand tot de voorligger aan, waarbij uw rijsnelheid niet hoger zal worden dan de kruissnelheid.

  • Wanneer er geen voorligger is, past LCC (Pilot) de snelheid van uw auto snel aan de kruissnelheid aan.

Als de LCC (Pilot) de Stuurassistent activeert, zal hij actief helpen met sturen, echter, u dient uw handen licht aan het stuurwiel te houden. De druk van uw handen kan een klein effect hebben op de Stuurassistent. Houd uw aandacht goed bij de situatie op de weg en wees voorbereid om op elk moment de controle over het stuurwiel over te nemen om de rijrichting van de auto bepalen.

Het stuurwiel draait wanneer de LCC (Pilot) de besturing heeft overgenomen. Als de LCC (Pilot) actief versnelt, beweegt het gaspedaal niet. Als hij vertraagt, kan het rempedaal bewegen.

Opgelet 当车辆处于自动驻车状态,且车辆前方无其他车辆时,则无法激活该功能。

De functie kan niet worden geactiveerd wanneer de auto in Autohold staat en er geen andere voertuigen vóór uw auto zijn.

Waarschuwing 使用该功能行驶时,若系统检测到您未处于正常驾驶状态时(如您长时间未握住方向盘,长时间分心疲劳驾驶,或离开座位等),将在满足系统正常工作的条件的情况下激活紧急主动停车(EAS)功能。

Als deze functie is geactiveerd en het systeem detecteert dat u niet normaal aan het rijden bent (bijv. handen langdurig niet aan het stuur, u bent afgeleid en vermoeid door lange rijtijden, u hebt uw stoel verlaten enz.), zal het de EAS-functie activeren als het systeem voldoet aan de voorwaarden voor een normale werking.

Snelheid aanpassen onder LCC (Pilot)

Wanneer LCC (Pilot) is geactiveerd, ga dan viaGUM253973op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden > Aanpassen kruissnelheid en selecteer de juiste snelheidsaanpassingsmodus.

De beschikbare opties zijn:
  • Kort indrukken ±1, Lang indrukken ±5

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel lang op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbij gelegen stap van 5 km/u Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, druk dan aan de linkerkant van het stuurwiel lang op de Omhoog- of Omlaag-knop waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

  • Kort indrukken ±5, Lang indrukken ±1

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel lang op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen met 1 km/u

    • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de Omhoog- of Omlaag-knop om de kruissnelheid te verhogen of verlagen naar de dichtstbij gelegen stap van 5 km/u Als de rijsnelheid bijvoorbeeld 80 km/u is, druk dan aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de Omhoog- of Omlaag-knop waarna de snelheid wordt verhoogd naar 85 km/u.

De maximaal instelbare snelheid voor de ACC is 150 km/u.

De minimale instelbare kruissnelheid van de LCC (Pilot) is 30 km/u, maar daarbij is het mogelijk om de auto te vertragen naar 0 km/u wanneer een voorligger wordt gevolgd.

Opgelet 巡航车速调节方式默认为短按 ±1 长按 ±5。EU

Standaard wordt de kruissnelheid aangepast door kort op de knop te drukken voor ±1 en lang voor ±5.

Personalisering kruissnelheid

Volgens de maximumsnelheidsinformatie van de huidige verkeersregelgeving, kan de kruissnelheid worden gepersonaliseerd:

  • Op waarde: Dit kan worden aangepast binnen het bereik van '-15 km/u' tot '+15 km/u' ten opzichte van de wettelijke maximumsnelheid. Bijvoorbeeld: Wanneer u '+5 km/u' instelt, wordt de functie ACC ingeschakeld op wegen met een maximumsnelheid van 120 km/u en wordt de kruissnelheid standaard ingesteld op 125 km/u.

  • Op percentage: Dit kan worden aangepast binnen het bereik van '-15%' tot '+15%' ten opzichte van de wettelijke maximumsnelheid. Bijvoorbeeld: Wanneer u '+5%' instelt, wordt de functie ACC ingeschakeld op wegen met een maximumsnelheid van 120 km/u en wordt de kruissnelheid standaard ingesteld op 126 km/u.

Waarschuwing 车道居中辅助功能参考的道路限速并非始终准确
  • LCC (Pilot) stelt niet altijd de juiste maximumsnelheid in op basis van de wegomstandigheden, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen. U moet altijd uw aandacht bij de wegomstandigheden houden en indien nodig de ingestelde kruissnelheid handmatig aanpassen of rechtstreek de controle over de auto overnemen.

  • Een buitensporige kruissnelheid (inclusief met handmatige instelling en de autonome instelling van het systeem) kan risico's voor de veiligheid en overtreding van de regels met zich meebrengen.

Bevestigingsmethode

Als de auto op een autosnelweg of viaduct rijdt terwijl de LCC (Pilot) is ingeschakeld, wordt u gewaarschuwd de kruissnelheid te veranderen zodra het systeem een verandering van de maximumsnelheid voor die weg detecteert. Het kan worden ingesteld op handmatige bevestiging om de kruissnelheid aan de nieuwe maximumsnelheid aan te passen.

Ga vanafGUM253974op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden > Intelligente snelheidsassistent en selecteer de juiste instellingen.

Opgelet 智能限速辅助作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况
  • ISA is een rijhulpfunctie en niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. U moet altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u ISA activeert terwijl u de veiligheid waarborgt.

  • ISA is slechts een aanvulling op, en geen vervanging van, uw visuele waarneming. Vertrouw bij het rijden nooit alleen op de maximumsnelheidsinformatie die door de TSR wordt gegeven.

  • ISA werkt momenteel niet voor complexe wegomstandigheden, zoals op- en afritten.

  • ISA geeft berichten over de maximumsnelheid weer op het instrumentenpaneel door de maximumsnelheidsinformatie op de kaart te combineren. Als er geen maximumsnelheidsinformatiebron op de kaart is, worden geen berichten over de maximumsnelheid weergegeven.

  • Wanneer de rijsnelheid van de auto hoger is dan de maximumsnelheid van de weg, word u gewaarschuwd voor een snelheidsoverschrijding.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

De volgtijd en volgafstand van de LCC (Pilot) instellen

Als het systeem actief is of geactiveerd moet worden, kan de volgtijd en volgafstand worden aangepast middels 5 instellingen.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de Rechts-knop om de volgtijd en volgafstand één niveau hoger in te stellen.

  • Druk aan de linkerkant van het stuurwiel kort op de links-knop om de volgtijd en volgafstand één niveau lager in te stellen.

Waarschuwing voor starten voorligger

Wanneer LCC (Pilot) de auto stopt als de voorligger stopt:

  • Als de voorligger optrekt, volgt uw auto deze en trekt de auto actief op. Let altijd goed op de omgeving om aanrijdingen te voorkomen.

  • Wanneer de auto gedurende korter dan 10 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, is wegrijden tijdens volgen met de LCC (Pilot) beschikbaar;

  • Nadat de auto gedurende langer dan 10 minuten is gestopt tijdens het volgen van een voorligger, wordt de elektronische parkeerrem (EPB) aangetrokken en wordt de LCC (Pilot) gedeactiveerd.

  • Wanneer uw auto langer dan 5 seconden stilstaat als de voorligger stilstaat en het systeem obstakels verderop detecteert waardoor de auto de voorligger niet kan volgen, moet u het volgen van de voorligger opnieuw activeren door op de knop Omhoog links op het stuurwiel te drukken of het gaspedaal in te trappen nadat u de omgeving hebt gecontroleerd.

Nadat de LCC (Pilot) de auto heeft gestopt omdat de voorligger is gestopt, zal deze de auto pas doen optrekken wanneer de afstand tot de voorligger meer dan 4 meter bedraagt.

Opgelet 当两侧车道线都不清晰,但近距离正前方有符合条件的车辆时,爱车可在短时间内跟车行驶。
  • Wanneer de rijstrookmarkeringen aan beide kanten onduidelijk zijn, maar er een voertuig onmiddellijk voor u rijdt dat aan de voorwaarden voldoet, kan uw auto dat voertuig gedurende een korte tijd volgen.

  • Als tijdens het volgen van een voorligger de rijstrookmarkeringen aan beide kanten onduidelijk zijn en de voorligger langzaam zijn rijlijn verandert, bestaat het risico dat uw auto in botsing komt met een naast u rijdende auto. U moet voorbereid zijn om op elk moment de controle over uw auto over te nemen om de rijveiligheid te garanderen.

Inhalen en hervatten

Wanneer u rijdt terwijl de LCC (Pilot) in werking is, kunt u de controle over de auto actief overnemen door het gaspedaal in te trappen of het stuurwiel te draaien.
  • LCC (Pilot) reageert niet meer op de voorligger wanneer u actief overneemt door het gaspedaal in te trappen.

  • De LCC (Pilot) activeert de ACC opnieuw zodra u het gaspedaal loslaat.

  • De LCC (Pilot) en Stuurassistent keren tijdelijk terug naar stand-by wanneer u actief de auto overneemt door het stuurwiel te draaien, maar de ACC zal actief blijven en zoeken naar de rijstrookmarkeringen terwijl u de rijrichting van de auto bepaalt.

  • Wanneer u het stuurwiel niet meer draait, de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto midden in de huidige rijstrook rijdt, zal de Stuurassistent automatisch worden hervat.

Nadat u de LCC (Pilot) hebt verlaten door aan de linkerkant van het stuurwiel op de middenknop GUM253975 te drukken of het rempedaal in te trappen, kunt u deze weer inschakelen door aan de linkerkant van het stuurwiel op de omhoog-knop te drukken, waarna de snelheid van uw auto wordt verhoogd tot de eerder ingestelde kruissnelheid. Wanneer door de LCC (Pilot) uw auto stopt omdat de voorligger is gestopt, kunt u aan de linkerkant van het stuurwiel op de Omhoog-knop drukken, of het gaspedaal intrappen, om de eerder ingestelde kruissnelheid te hervatten.

Heractiveer de LCC (Pilot), activeer vervolgens eerst de ACC zodat wordt gezocht naar de rijstrookmarkeringen en, als de rijstrookmarkeringen aan beide kanten duidelijk zijn en de auto in het midden van de huidige rijstrook rijdt, de LCC (Pilot) wordt geactiveerd.

Opgelet 在车道居中辅助的转向辅助功能正常工作时:

Als de functie stuurassistent van LCC (Pilot) goed werkt:

  • Als de ALC-functie is ingeschakeld in de instellingen en u de richtingaanwijzerhendel bedient, wordt een automatische rijstrookwisseling uitgevoerd, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Raadpleeg "Actieve rijstrookwisseling (ALC)" voor meer informatie.

  • Als de ALC-functie niet is ingeschakeld in de instellingen, en u de richtingaanwijzerhendel bedient, wordt de functie stuurassistent van LCC (Pilot) tijdelijk verlaten en op stand-by wordt gezet. Gedurende deze tijd blijft ACC ingeschakeld en zoeken naar rijstrookmarkeringen en moet u het stuurwiel overnemen om de rijrichting van uw auto op tijd te controleren. Wanneer aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan, wordt de stuurassistent automatisch hervat.

Waarschuwing 以下情况可能导致车道居中辅助的转向辅助功能无法按预期运作或者暂时退出至待命状态,并通过声音和文字提醒,需要您及时接管方向盘控制车辆方向。

De volgende situaties kunnen ertoe leiden dat de functie stuurassistent van LCC (Pilot) niet op de verwachte manier functioneert of tijdelijk wordt verlaten en op stand-by wordt gezet. In dergelijke gevallen wordt een geluidssignaal voortgebracht of wordt een tekstwaarschuwing weergegeven om u eraan te herinneren dat u het stuurwiel tijdig moet overnemen. Gedurende deze tijd blijft ACC ingeschakeld en zoeken naar rijstrookmarkeringen. Wanneer aan de vereiste voorwaarden wordt voldaan, wordt de stuurassistent automatisch hervat. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er zijn buitensporig scherpe bochten, onduidelijke rijstrookmarkeringen, weggedeelten zonder rijstrookmarkeringen, weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, weggedeelten met te brede of te smalle lijnmarkeringen, en hellingen omhoog of omlaag.

  • Er zijn randen of andere sterk contrasterende lijnen op het wegdek in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in het wegdek of stoepranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts.

Weergave van de dynamische omgevingssimulatie op instrumentenpaneel

Het statuslampje voor intelligent rijden zit rechts op het instrumentenpaneel, waarmee u de huidige functies die kunnen worden geactiveerd, de functies die actief zijn en de status van de kruissnelheid voor intelligent rijden kunt controleren.

Te activeren

Geactiveerd

Storingswaarschuwing

Rijstrookcentrering (LCC/Pilot)

GUM253977GUM253978GUM253979
Opgelet 仪表屏动态环境模拟显示仅作示意,并不能完全反映真实的交通状况。因此,请勿完全依赖仪表屏显示的内容。

Het ESD dient alleen ter illustratie en geeft de werkelijke verkeersomstandigheden mogelijk niet volledig weer. Vertrouw daarom niet alleen op de ESD voor uw omgevingsbewustzijn.

Houd uw handen aan het stuurwiel en uw ogen op de weg gericht wanneer u rijdt terwijl de LCC (Pilot) actief is:

  • Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen enige tijd van het stuurwiel hebt afgehaald en u uw ogen enige tijd van de weg hebt gehaald, herinnert het instrumentenpaneel u met een geluidssignaal eraan om de handen op het stuurwiel te houden en u op het rijden te concentreren.

  • Wanneer het systeem detecteert dat uw handen na een bepaalde tijd nog steeds niet op het stuurwiel rusten en uw ogen nog steeds van de weg af zijn, herinnert het instrumentenpaneel u er met herhaalde geluidssignalen aan dat u de auto moet overnemen, om te voorkomen dat de functie Bestuurdersassistentie wordt uitgeschakeld.

  • Wanneer het systeem na een bepaalde tijd detecteert dat uw handen altijd van het stuurwiel zijn geweest en uw ogen altijd van de weg af zijn geweest, wordt de noodstopfunctie geactiveerd en komt de auto volledig tot stilstand, terwijl het instrumentenpaneel u eraan herinnert met geluidssignalen en de alarmknipperlichten knipperen.

Wanneer het systeem detecteert dat u uw handen aan het stuurwiel hebt en u uw ogen op de weg hebt gericht, gaat de waarschuwing uit.

Een veilige afstand handhaven

Wanneer op het instrumentenpaneel de waarschuwing 'Rij voorzichtig, de afstand tot de voorligger is te kort' verschijnt, betekent dit dat er een kans op een aanrijding is, omdat u geen veilige afstand met LCC (Pilot) aanhoudt. U moet het rempedaal intrappen en onmiddellijk het stuurwiel overnemen om de snelheid en richting van de auto te controleren.

Waarschuwing 如您发现危险,切勿等待警示出现再采取行动,请立刻接管车辆。

Als u een gevaarlijke situatie tegenkomt, wacht dan nooit tot een waarschuwing wordt weergegeven voordat u actie onderneemt. Neem onmiddellijk de auto over.

LCC (Pilot) afsluiten

U kunt LCC (Pilot) actief afsluiten door:
  • Op de middelste knop aan de linkerkant van het stuurwielGUM253980 te drukken

  • Het rempedaal is ingedrukt.

Bovendien wordt LCC (Pilot) automatisch afgesloten wanneer er niet aan de gebruiksvoorwaarden wordt voldaan:
  • De handen rusten langdurig niet op het stuurwiel.

  • Bestuurder is te lang afgeleid of is vermoeid.

  • Bestuurder verlaat bestuurdersstoel of maakt veiligheidsgordel los.

  • De auto staat meer dan 10 minuten stil wanneer deze een voorligger volgt.

  • Stuurwiel wordt met een hoek van meer dan 90° gestuurd bij volgen van een voorligger.

  • Sensor is geblokkeerd vanwege extreme weersomstandigheden.

  • Bandenspanningsalarm.

  • Het AEB-systeem is geactiveerd.

  • Het automatische antiblokkeersysteem of de rijstabiliteitssystemen is/zijn geactiveerd.

Waarschuwing 当车道居中辅助功能自动退出时,请您立即接管爱车。FY
  • Neem de controle over de auto onmiddellijk over wanneer LCC (Pilot) automatisch wordt verlaten.

  • Nadat de LCC (Pilot) is gedeactiveerd, kan de auto vertragen als gevolg van regeneratief remmen en kan deze niet meer de ingestelde volgafstand tot een voorligger handhaven. Let goed op dat u veilig rijdt.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's, radars en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Dunne, scherpe en korte stilstaande obstakels, zoals kettingen, dunne palen, stoepranden, pilaren, verhoogde of verspreide metalen op het wegdek, bloembedden, struiken enz.

  • Hangende obstakels, zoals laaghangende elektriciteitskabels, boomtakken over de weg, balken met hoogtebeperkingen, niet-geopende slagbomen, ballonnen, drones enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

  • Fout van camera's, radars, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Complexe of ongunstige wegomstandigheden, zoals steile hellingen, scherpe bochten, continue bochten, bouwzones, waterophoping, sneeuwophoping, ijzige oppervlakken, instortingen, kuilen, tijdelijke omleidingen, ontbrekende putdeksels en vage markeringen enz.

De auto reageert alleen op LCC (Pilot) wanneer er aan de voorwaarden is voldaan. Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:
  • Voertuigen die dwars op de rijstrook liggen, voertuigen die zijwaarts rijden, voertuigen die zijn omgerold bij een ongeval en gekantelde voertuigen.

  • Fietsers, motorfietsen, trikes.

  • Verbrijzelde obstakels.

Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Mensen en dieren.

  • Verkeerskegels, verkeerslichten, barrières, muren en andere niet-voertuiggebonden obstakels.

Sommige situaties kunnen leiden tot een late herkenning en reactie van de LCC (Pilot) omdat het doel zich niet recht voor u bevindt. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • LCC (Pilot) reageert niet op doelen in de dode hoek van de sensor. Bijvoorbeeld, het kan niets detecteren in de dode hoeken op de hoeken van de auto en in de dode hoeken aan de zijkanten van de auto.

  • Bij het naderen of omdraaien langs een weg, kunnen sommige doelen verkeerd worden geselecteerd of overgeslagen, waardoor de auto onverwacht kan versnellen of vertragen.

  • Het doel kan worden verloren of de afstand tot het doel kan verkeerd worden ingeschat als de auto op een helling rijdt. Bij heuvelafwaarts rijden kan de EAS de auto doen versnellen, waardoor de kruissnelheid wordt overschreden.

  • Wanneer slechts een deel van de carrosserie van een voertuig in een naastgelegen rijstrook voor uw auto gaat rijden (met name een groter voertuig zoals een bus, vrachtwagen, enz.), herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

  • Wanneer uw auto plotseling achter de achterkant van het voertuig voor u gaat rijden, of een ander voertuig plotseling voor de voorkant van uw auto gaat rijden of daarvandaan wegrijdt, herkent de functie het doel mogelijk niet, waardoor deze niet goed reageert en u op tijd de controle over de auto moet overnemen.

Opgelet 该功能偶尔会在不需要加速或您未打算加速时进行加速,这可能是因跟随目标的变化或丢失所导致(特别是在转弯或变道过程中)。
  • Deze functie kan uw auto doen versnellen ondanks dat u niet om acceleratie hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door een verandering of verlies van een gevolgd doel (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Deze functie kan uw auto doen remmen ondanks dat u niet om vertraging hebt gevraagd of dat van plan was. Dit kan worden veroorzaakt door detectie van een verandering of verlies van een voertuig, object of stationair doel in een aangrenzende rijstrook (met name tijdens een bocht of rijstrookwissel).

  • Wanneer u een voorligger volgt en uw auto of de voorligger zijn huidige rijstrook verlaat, kan de acceleratie door deze functie om veiligheidsredenen gedurende een bepaalde tijd worden beperkt. U kunt het gaspedaal handmatig intrappen om uw auto over te nemen.

Deze functie kan niet in alle situaties garanderen dat het doel nauwkeurig wordt herkend. Als u merkt dat de rijstrookmarkeringen op het instrumentenpaneel niet met de werkelijke situatie overeenkomen, rij dan voorzichtig zodat u uw auto tijdig kunt overnemen. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Er rijdt een voertuig vóór de auto, maar het instrumentenpaneel geeft de voorligger niet weer.

  • Er rijdt geen voertuig vóór de auto, maar het instrumentenpaneel geeft een voorligger weer.

Tijdens het rijden onder speciale of complexe wegomstandigheden wordt het gebruik van de LCC (Pilot) afgeraden, omdat deze de prestaties van de functie kunnen beïnvloeden of zelfs ervoor kunnen zorgen dat de functie wordt gedeactiveerd. Dergelijke omstandigheden zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Stijgende en dalende hellingen, oneffen wegen, bochtige wegen, scherpe bochten, smalle wegen, onverharde wegen en wegen zonder middenberm.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

In sommige situaties, als de auto te snel rijdt ten opzichte van een voorligger, heeft de LCC (Pilot) mogelijk slechts een beperkte controle en is dan niet in staat om goed te reageren en een veilige afstand aan te houden. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Plotselinge bewegingen van een voorligger (zoals plotseling afslaan, versnellen, vertragen, enz.)

  • Een ander voertuig komt plotseling voor uw auto rijden of rijdt daarvan weg.

  • Uw auto gaat plotseling achter een voorligger rijden.

  • Uw auto rijdt met hoge snelheid op een stilstaand of langzaam rijdend voertuig af.

In de volgende situaties levert het systeem mogelijk niet voldoende remkracht. Dergelijke situaties zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • De remfunctie werkt niet volledig (zoals wanneer de remonderdelen te koud, te heet, nat, enz. zijn)

  • Verkeerd onderhoud aan de auto (buitensporige slijtage van de remmen of banden, abnormale bandenspanning, enz.)

  • De auto rijdt op speciale wegen (zoals stijgende en dalende hellingen, en wegen met water erop, modder, kuilen, ijs, sneeuw, enz.)

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de functie LCC (Pilot). Er zijn veel factoren die het LCC (Pilot)-systeem kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Actieve rijstrookwisseling (ALC)

Actieve rijstrookwisseling (ALC) voegt een functie voor hulp bij wisselen van rijstrook op basis van LCC (Pilot) toe. Eenmaal ingeschakeld in de Instellingen, voltooit het systeem de rijstrookwisseling nadat de bestuurder de richtingaanwijzerhendel heeft ingeschakeld en wanneer er aan specifieke omgevings- en wegomstandigheden wordt voldaan.

GUM253981

De ALC is van toepassing op wegen waarop met hoge snelheid wordt gereden. De huidige en beoogde rijstroken moeten goed verlicht zijn en duidelijke rijstrookmarkeringen hebben met ruimte om van rijstrook te wisselen.

Waarschuwing 转向灯控制变道功能作为一种驾驶辅助功能
  • ALC, als een rijhulpfunctie, is niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u ALC activeert.

  • Wanneer u ALC gebruikt, moet u altijd voorbereid zijn om de controle over de auto over te nemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of andere risicofactoren het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

ALC inschakelen/uitschakelen

ALC is standaard uitgeschakeld. Ga vanafGUM253982op het middendisplay naar de interface Instellingen, selecteer de rijmodus op LCC/Pilot en schakel ALC in of uit.

Inschakelen van ALC in de instellingen betekent niet dat de functie is geactiveerd; de functie wordt alleen geactiveerd als er aan de gebruiksvoorwaarden is voldaan:
  • De bestuurder zit in de juiste houding en laat beide handen op het stuurwiel rusten.

  • De bestuurder trapt het rempedaal niet in.

  • Uw auto staat in Rijden (D).

  • Alle portieren zijn gesloten.

  • De LCC (Pilot) is ingeschakeld en werkt normaal.

  • De ALC is ingeschakeld en werkt normaal.

  • Richtingaanwijzers en sensoren werken naar behoren en de camera's geven een duidelijk beeld.

  • De rijsnelheid is ongeveer 75–130 km/u.

  • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

  • De huidige en beoogde rijstroken voldoen aan alle veiligheidsvoorwaarden om van rijstrook te wisselen. Bijvoorbeeld:

    • De rijstrookmarkering aan de kant van de rijstrookwisseling is een onderbroken streep.

    • De auto houdt een veilige afstand aan tot zijn voorliggers en achterliggers in de huidige en beoogde rijstroken.

    • De rijstrookmarkeringen aan beide kanten van de beoogde rijstrook zijn duidelijk.

Nadat voldaan is aan de gebruiksvoorwaarden, moet u een visuele controle uitvoeren om te bevestigen dat de omgeving van de rijstrookwisseling veilig is en daarna de richtingaanwijzerhendel aan de betreffende kant bedienen. Het systeem zal detecteren of u het stuurwiel met uw handen vast hebt.

  • Het systeem activeert de functie ALC om van rijstrook te wisselen als het detecteert dat aan de voorwaarden voor het wisselen van rijstrook is voldaan; controleer na het wisselen van rijstrook of de richtingaanwijzerhendel is teruggeschakeld.

  • Het systeem voert de rijstrookwisseling niet uit als het detecteert er niet aan de voorwaarden om van rijstrook te wisselen is voldaan en er na ongeveer 5 seconden nog steeds een kans op rijstrookwisseling bestaat.

Wanneer de volgende situaties zich voordoen, wordt de rijstrookwisseling onderbroken en wordt u via het instrumentenpaneel en door middel van geluidssignalen eraan herinnerd om over uw auto over te nemen:

  • Er is een onveilige omgeving voor rijstrookwisselingen gedetecteerd.

  • De Stuurassistent is uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer de bestuurder het stuurwiel heeft overgenomen, de rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn en bij het nemen van buitensporig scherpe bochten.

  • ACC en LCC (Pilot) worden tegelijkertijd afgesloten, bijvoorbeeld wanneer op de knop GUM253983 is gedrukt en het rempedaal wordt ingetrapt.

Opgelet 转向灯控制变道功能每次只能变换一个车道。
  • ALC kan maar één rijstrook tegelijk wisselen.

  • ALC wordt mogelijk niet voltooid als de verlichting of het zicht 's nachts slecht is of als de rijstrookmarkeringen onduidelijk zijn.

Waarschuwing 转向灯控制变道功能可能会因预料之外的情况意外退出
  • ALC kan onverwacht worden verlaten als gevolg van onvoorziene omstandigheden. Houd uw aandacht altijd bij de verkeersomstandigheden en wegomgeving, en wees erop voorbereid om op elk moment de controle over uw auto over te nemen.

  • U moet altijd voorafgaand aan en tijdens de rijstrookwisseling controleren of het veilig en geschikt is om van rijstrook te wisselen. Denk eraan dat ALC niet kan reageren op voetgangers, obstakels, tegenliggers enz.

  • Vertrouw niet alleen op de rijroutes die worden bepaald door ALC. U draagt altijd zelf de eindverantwoordelijkheid voor het veilig wisselen van rijstrook.

Voor of tijdens een rijstrookwisseling, bedient u de richtingaanwijzerhendel in de tegenovergestelde richting van de rijstrookwisseling om de rijstrookwisseling te annuleren.

Opgelet 若车辆大半个车身已经越过车道线,则无法取消变道,仍会执行变道命令,直到变道完成。
  • Als meer dan de helft van de auto de rijstrookmarkering is gepasseerd, kan de rijstrookverandering niet worden geannuleerd en wordt de opdracht tot rijstrookverandering helemaal uitgevoerd.

  • Als minder dan de helft van de auto de rijstrookmarkering is gepasseerd, keert de auto terug naar de oorspronkelijke rijstrook nadat de rijstrookverandering is geannuleerd.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

Sommige situaties kunnen verhinderen dat de ALC een rijstrookwisseling voltooit of normaal werkt, waardoor de bestuurder het stuurwiel op elk moment moet kunnen overnemen. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Er zijn buitensporig scherpe bochten, onduidelijke rijstrookmarkeringen, weggedeelten zonder rijstrookmarkeringen, weggedeelten met speciale rijstrookmarkeringen, weggedeelten met te brede of te smalle lijnmarkeringen, en hellingen omhoog of omlaag.

  • Er zijn randen of andere sterk contrasterende lijnen op het wegdek in plaats van rijstrookmarkeringen, zoals naden in het wegdek of stoepranden.

  • De rijstrookmarkeringen kunnen niet worden herkend of worden niet correct herkend als gevolg van het licht, zoals reflectie van de rijstrookmarkeringen veroorzaakt door fel licht, slecht zicht of onvoldoende licht veroorzaakt door slecht weer en/of 's nachts.

De volgende situaties kunnen tot een herkenningsstoornis van camera's, radars en sensoren leiden, waardoor de normale werking van de rijhulpfuncties wordt verhinderd. Deze zijn inclusief, maar niet beperkt tot:
  • Slecht zicht door slecht weer (regen, sneeuw, mist, nevel enz.) of opspattend water, sneeuw of stof veroorzaakt door voertuigen.

  • Plotselinge veranderingen in de helderheid van de omgeving, zoals bij het binnengaan en verlaten van een tunnel.

  • Verminderd herkenningsvermogen als gevolg van een slecht verlichte omgeving, zoals tijdens ochtendgloren of avondschemering, 's nachts, in een tunnel of grote schaduwzones enz.

  • Fout van camera's, radars, sensoren enz. (zoals geblokkeerd door obstakels, gewijzigde installatiepositie, blootgesteld aan fel licht, extreem hoge of lage temperatuur en defect).

  • Door de beperkingen van radardetectie zijn valse alarmen in zeer zeldzame en specifieke situaties waarschijnlijk als gevolg van metalen hekken, groenstroken, betonnen muren, verkeersborden van snelwegen en verhoogde wegen, anti-botsvaten voor hoge snelheden.

  • Ondergelopen of ingestorte wegen.

De ALC kan obstakels in de beoogde en de huidige rijstroken niet of verkeerd detecteren. U moet altijd voorafgaand aan en tijdens de rijstrookwisseling controleren of het veilig en geschikt is om van rijstrook te wisselen. Sommige doelen worden mogelijk niet gedetecteerd of kunnen een reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:

  • Voertuigen die vanaf de zijkant kruisen.

  • Motorfietsen, trikes.

Sommige van de onderstaande doelen zullen geen reactie genereren, inclusief maar niet beperkt tot:
  • Dieren, stenen, kartonnen dozen, verkeerslichten, barrières, muren en andere niet-voertuiggebonden barrières voor voetgangers

Waarschuwing 转向灯控制变道功能不能保证对特殊车辆识别,尤其是在夜晚需要特别注意。
  • ALC kan niet garanderen dat alle speciale voertuigen onder alle omstandigheden worden herkend, met name in het donker, zodat u extra voorzichtig moet rijden. Bijvoorbeeld onder andere voertuigen met obstakels aan de achterkant, voertuigen met onregelmatige vormen, voertuigen met een verticaal oppervlak aan de achterkant onder een bepaalde hoogte en onbeladen bedrijfsvoertuigen.

  • De kans bestaat dat ALC stilstaande of langzaam rijdende voertuigen niet opmerkt, met name in het donker, zodat u extra voorzichtig moet rijden.

Het wordt niet aanbevolen om ALC te activeren in speciale of complexe wegomstandigheden, waaronder maar niet beperkt tot:
  • In- en uitgangen van tunnels.

  • Stijgende en dalende hellingen, oneffen wegen, bochtige wegen, scherpe bochten, smalle wegen, onverharde wegen en wegen zonder middenberm.

  • Grote aantallen voetgangers, fietsen, elektrische fietsen of dieren.

  • Water, modder, kuilen, sneeuw, ijs, verzakkingen, verkeersdrempels of obstakels op de weg.

  • Complexe en variërend verkeersomstandigheden, zoals drukke kruisingen, op- en afritten van snelwegen, wegen met filevorming.

Waarschuwing 如遇极端恶劣天气(包括但不限于雨、雪、雾、霾等),不建议使用此功能。

Het wordt niet aangeraden om deze functie te gebruiken bij zware weersomstandigheden (inclusief, maar niet beperkt tot onder meer regen, sneeuw, mist en nevel).

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet volledig alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van ALC. Er zijn veel factoren die ALC kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Rustig genieten door intelligent rijden

Ga vanafGUM253984op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden om Rustig genieten in/uit te schakelen. Deze functie is standaard uitgeschakeld en volgt het accountgeheugen.

Wanneer deze functie is ingeschakeld, worden het geluid van GO notifier, rijstrookbewaking, waarschuwing te hoge snelheid en dodehoekwaarschuwing rijstrook uitgeschakeld.

Waarschuwing 智能静享FY

Het wordt aanbevolen om het waarschuwingsgeluid alleen uit te schakelen als dit duidelijk niet nodig is voor de omgeving. Als u het handmatig uitschakelt, accepteert u de verantwoordelijkheid voor alle risico's die hiermee gepaard gaan.

Display intelligent rijden

Het display intelligent rijden kan de door de auto bewaakte real-time externe omgeving weergeven, waaronder rijstrookmarkeringen, verkeerslichten, voertuigen en andere verkeerselementen.

Tik onderaan het middendisplay opGUM253985om naar het deelscherm Applicatiecentrum te gaan en tik op Display intelligent rijden. U kunt vanaf de linkerkant van het middendisplay ook naar rechts vegen om naar het display intelligent rijden te gaan.

Opgelet 智驾视窗作为驾驶辅助功能FY
  • Als rijhulpfunctie is het smart driving-display geen vervanging van uw visuele waarneming, en kan als gevolg van omgevings- en wegomstandigheden ineffectief, ongeschikt of ontijdig zijn.

  • Aangezien het detectiebereik van de camera's en sensoren die gebruikt worden voor de weergave van het smart driving-display beperkt is, en de weg- en weersomstandigheden nadelige effecten kunnen hebben op de detectie, dient u altijd voorzichtig te rijden.

  • Het smart driving-display is niet in staat om diverse objecten, voertuigen, fietsers of voetgangers te controleren en het kan ook niet de volledige toestand van de omgeving nauwkeurig weergeven. Bovendien bestaat de mogelijkheid van een weergavefout. Vertrouw niet alleen op de weergegeven content.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

Rijwaarschuwing

Ga vanafGUM253986op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Bestuurdersassistentie > Gemakkelijk rijden om de waarschuwingsfunctie in/uit te schakelen.

Kennisgeving optrekken

Wanneer de functie is ingeschakeld bij handmatig rijden en het volgen gedurende een bepaalde tijd stopt, herinnert de auto u eraan als u niet volgt nadat de voorligger is weggereden.

Melding maximumsnelheid

Wanneer de functie is ingeschakeld, ontvangt de bestuurder waarschuwingen in beeld en geluid wanneer er maximumsnelheidsinformatie beschikbaar is.

Waarschuwing voor te hoge snelheid

Wanneer de functie is ingeschakeld, herinnert een maximumsnelheidswaarschuwing de bestuurder eraan wanneer de auto de maximumsnelheid voor de betreffende weg overschrijdt.

Opgelet 因导航地图过时或不准确原因FY

Als gevolg van verouderde of onnauwkeurige navigatiekaarten, kunnen foutieve waarschuwingen voorkomen. Vertrouw niet alleen op de rijwaarschuwingenfunctie.

Geavanceerde parkeerhulp zonder schakelen met ultrasoonsensor (S-APA met USS)

Geavanceerde parkeerhulp zonder schakelen met ultrasoonsensor (S-APA met USS) maakt gebruik van ultrasoonsensoren om parkeerplekken tussen twee voertuigen te detecteren en zo parkeerhulp te bieden.

S-APA met USS ondersteunt alleen haaks parkeren en fileparkeren gedefinieerd door fysieke obstakels, maar ondersteunt geen parkeerplekken die alleen worden gemarkeerd door parkeerlijnen, beperkte schuine parkeerplekken, driedimensionale parkeerplekken of mechanische parkeerplekken.

GUM253997
Opgelet 超声波泊车辅助作为一种驾驶辅助功-FY
  • Als rijhulpfunctie is S-APA met USS niet geschikt voor alle verkeers-, weers-, weg- en verlichtingssituaties. Om uw veiligheid te beschermen, moet u altijd uw aandacht bij de verkeers- en wegomstandigheden houden en zelf beslissen of u S-APA met USS activeert.

  • Wanneer u S-APA met USS gebruikt, moet u onmiddellijk de controle over de auto overnemen als u ontdekt dat de weg, het verkeer, de staat van de auto of andere risicofactoren het onveilig voor u maakt om deze functie te gebruiken.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

S-APA met USS inschakelen

Ga als volgt te werk om S-APA met USS te gebruiken:

  1. S-APA met USS inschakelen

    De functie S-APA met USS kan worden geactiveerd door:

    • Schakel Achteruit (R) in, ga naar de camera-interface en tik op het pictogramGUM253998om S-APA met USS in te schakelen.

    • Tik onderaan het middendisplay opGUM253999om naar het deelscherm Applicatiecentrum te gaan, schakel Cameraweergave in en tik op het pictogramGUM254000om S-APA met USS in te schakelen.

  2. Parkeerplek zoeken

    De auto rijdt met een lage snelheid om naar parkeerplekken te zoeken. Na een succesvolle zoekopdracht verschijnen er op het middendisplay beschikbare parkeerplekken in de buurt, gelabeld met nummers.

  3. Parkeerplek selecteren

    Zodra er een parkeerplek is gevonden en er is bevestigd dat de geselecteerde parkeerplek geschikt en veilig is, remt u de auto af tot minder dan 3 km/u en selecteert u de parkeerplek op het middendisplay.

  4. Start het parkeren

    Nadat u een geschikte parkeerplek hebt geselecteerd, verschijnt er een bericht op het middendisplay waarin u wordt gevraagd om het rempedaal en het stuurwiel los te laten. Laat vervolgens het rempedaal los om de parkeerhulp te starten.

  5. Parkeren voltooid

    Wanneer het bericht dat het parkeren is voltooid op het middendisplay verschijnt, moet u zorgen dat de auto in de Parkeerstand (P) staat en dat het stuurwiel weer in de neutrale stand is gezet voordat u uw veiligheidsgordel losmaakt en uitstapt.

Om S-APA met USS goed te laten werken, moet de auto aan de volgende voorwaarden voldoen:
  • De rijsnelheid is lager dan 16 km/u.

  • De auto staat in RIJDEN (D) of ACHTERUIT (R).

  • Alle portieren zijn gesloten.

  • De bestuurder zit op de bestuurdersstoel

  • Het systeem is niet defect en de ultrasoonsensor werkt normaal.

  • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn niet geactiveerd.

Opgelet 若车速大于 16 公里/小时,将会退出车位搜索。FY海外
  • Wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 16 km/u, stopt PSS.

  • Bij het zoeken naar een parkeerplaats wordt het uiteindelijke parkeerresultaat beïnvloed als de hoek tussen de voorwaartse richting van de auto en de richting van de weg te groot is.

  • Parkeerplaatsen in smalle doorgangen of smalle parkeerplaatsen worden mogelijk niet geselecteerd als parkeerplaats omdat ze niet de vereiste manoeuvreerruimte bieden.

  • S-APA met USS biedt geen ondersteuning voor het activeren van PSS en het parkeren van de auto op een parkeerplek.

Parkeren pauzeren

Tijdens het parkeren met behulp van S-APA met USS kunt u het rempedaal licht intrappen om de auto te vertragen zonder dat de functie wordt uitgeschakeld. Pas nadat u het rempedaal ingetrapt blijft houden totdat de snelheid is verlaagd tot 0 km/u en de knop Parkeren pauzeren op het scherm wordt weergegeven, kunt u op de knop tikken om de functie te pauzeren.

Als het systeem tijdens het parkeren met parkeerhulp detecteert dat er mogelijk een veiligheidsrisico is of dat het parkeerresultaat niet kan worden gegarandeerd, pauzeert het systeem het parkeren en vraagt het u of u wilt doorgaan met parkeren.

Als u actief het stuurwiel stoort, wordt het parkeren gepauzeerd.

Nadat het parkeren is gepauzeerd, controleert u de omgeving om er zeker van te zijn dat het veilig is om door te gaan met parkeren. Als dat het geval is, laat u het rempedaal los en tikt u op het middendisplay op de knop Parkeren hervatten om S-APA met USS opnieuw te activeren.

Opgelet 超声波泊车辅助功能无法判断搜索-FY海外
  • S-APA met USS kan niet bepalen of de gezochte parkeerplek legaal is. U moet altijd zelf controleren of en bevestigen of de parkeerplekken die door het systeem worden gevonden legaal en veilig zijn. Vertrouw niet alleen op het oordeel van de functie S-APA met USS.

  • Het systeem kan per abuis parkeerplekken identificeren langs ingangen, struiken en andere plaatsen. Beoordeel zelf de geschiktheid van de parkeerplaats.

  • Gebruik S-APA met USS niet in geval van storingen van de hardware, zoals zijspiegels, ultrasoonsensoren enz.

  • Te veel onderbrekingen tijdens de parkeerprocedure zullen het uiteindelijke parkeerresultaat negatief beïnvloeden.

  • Om verzekerd te zijn van de normale en veilige werking van deze functie, dient u uw veiligheidsgordel te dragen tijdens het gebruik van deze functie.

S-APA met USS afsluiten

U kunt de parkeerprocedure handmatig uitschakelen op de volgende manieren. Neem de auto na deactiveren van S-APA met USS onmiddellijk over:

  • Trap het rempedaal in kies een andere versnellingsstand.

  • Tik op de knop Stop parkeren wanneer S-APA met USS is gepauzeerd.

  • Interface Parkeren handmatig afsluiten

Bovendien, als S-APA met USS actief is, zal in de volgende situaties de in uitvoering zijnde parkeerprocedure worden gestopt, waardoor u op tijd de controle over de auto moet overnemen:

  • De auto staat te dicht bij een obstakel.

  • De bagageruimte voorin, de achterklep of een portier is geopend.

  • EPB is geactiveerd.

  • Het antiblokkeerremsysteem, tractieregelsysteem en voertuigstabiliteitsregelsysteem zijn geactiveerd.

  • De bestuurder heeft de stoel verlaten.

  • S-APA met USS pauzeert gedurende meer dan 30 seconden.

  • Te veel aanpassingen naar voren en achteren.

  • De hele parkeerprocedure duurt te lang.

  • Systeemstoring.

Als de S-APA met USS onverwacht wordt gestopt, neem de auto dan onmiddellijk over als daarom wordt gevraagd.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

S-APA met USS werkt mogelijk niet normaal wanneer de auto onder de volgende wegomstandigheden rijdt, waaronder maar niet beperkt tot:

  • Activeer S-APA met USS niet wanneer het wegdek oneffen is of er trapsgewijze verhogingen in de weg zitten. S-APA met USS is alleen ontworpen voor gebruik op vlakke wegen.

  • Activeer S-APA met USS niet in als er water, modder, kuilen, ijs, sneeuw, verkeersdrempels en obstakels op de weg is/zijn.

  • De wegrand is gemaakt van speciaal materiaal en kan niet worden gedetecteerd. Bij verkeerd parkeren bestaat de kans dat de banden en velgen van de auto beschadigd raken door de wegrand en moet u onmiddellijk de controle over de auto overnemen.

  • Als het wegdek dwars of in de lengterichting sterker op-/afloopt dan het ondersteunde bereik, kan niet worden gegarandeerd dat S-APA met USS met succes wordt uitgevoerd.

  • Als de hoek van de schuine parkeerplaats groter is dan het ondersteunde bereik, wordt de parkeerplaats niet vrijgegeven en kan niet worden gegarandeerd dat het parkeren met succes wordt uitgevoerd.

De ultrasoonsensoren kunnen een beperkte detectie van de volgende obstakels hebben, waardoor u op elk moment voorbereid moet zijn om de controle over de auto over te nemen om persoonlijk letsel en schade aan eigendommen te voorkomen. Dergelijke obstakels zijn inclusief, maar niet beperkt tot:

  • Voetgangers, kinderen, dieren, enz.

  • Hoeken van muren, kolommen in een parkeergarage, enz.

  • Dunne, puntige, korte en zwevende obstakels, zoals parkeersloten, lage stenen kolommen, lage cilinders, dunne staven, scherpe voorwerpen, enz.

  • Voorwerpen met speciale oppervlakken of structuren, zoals glas, schuim, roestvrijstalen wegversperringen, dunne houten planken, hekken van gaas, holle leuningen, tafels en stoelen, open deuren enz.

Ultrasoonsensoren hebben een beperkte detectie in de volgende situaties die ertoe kan leiden dat S-APA met USS op afstand niet kan werken of niet werkt zoals verwacht, waaronder maar niet beperkt tot:

  • Een of meer van de ultrasoonsensoren zijn beschadigd, verkeerd geplaatst of afgedekt (bijvoorbeeld door modder of ijs).

  • Slechte weersomstandigheden, zoals regen, sneeuw, mist en nevel, zijn van invloed op de werking van de ultrasoonsensoren.

  • De sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of installaties die interferentie kunnen veroorzaken.

S-APA met USS werkt mogelijk niet zoals verwacht wanneer de auto rijdt in de volgende situaties, waaronder maar niet beperkt tot:

  • Elke toevoeging of wijziging aan het stuurwiel die het parkeerrisico verhoogt en ertoe kan leiden dat S-APA met USS niet werkt of niet zoals verwacht functioneert, waaronder maar niet beperkt tot: Dergelijke toevoegingen of wijzigingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het monteren van een lederen stuurwielhoes, het wijzigen van het stuurwiel of het contragewicht, enz.

  • Activeer S-APA met USS niet als een aanhanger achter de auto is aangekoppeld.

  • Activeer S-APA met USS niet als de auto is uitgerust met sneeuwkettingen of een reservewiel.

  • Activeer S-APA met USS niet als er een geladen voorwerp in het gebied rondom de auto uitsteekt.

  • Niet-originele banden of een lage bandenspanning zijn/is van invloed op de rijrichting van S-APA met USS. Wanneer S-APA met USS actief is, zorg dan dat er banden met de originele maat zijn gemonteerd en correct zijn opgepompt.

  • Na het veranderen van de bandenmaat en specificaties, moet u de relevante parameters laten updaten door het servicecentrum van firefly. Momenteel worden alleen de bandenmodellen ondersteund die door firefly worden gespecificeerd. Elke wijziging van de bandenmaat en specificaties van de auto kan van invloed zijn op de prestaties van het parkeren.

S-APA met USS werkt mogelijk niet zoals verwacht als gevolg van de volgende omstandigheden van de beoogde parkeerplek, waaronder maar niet beperkt tot:

  • De beoogde parkeerplaats ligt naast een hekwerk langs de weg, hoge muur, lantaarnpaal, boom, struik, pilaar, hangend obstakel zoals een reling, verdeelkast, laadpaal, enz., wat van invloed zal zijn op het uiteindelijke parkeerresultaat en zelfs schade aan de auto kan veroorzaken.

  • De beoogde parkeerplaats ligt in een bocht, wat van invloed kan zijn op het uiteindelijke parkeerresultaat.

  • Activeer S-APA met USS niet wanneer de beoogde parkeerplek schuin loopt.

  • Activeer S-APA met USS niet wanneer er obstakels, zoals geopende parkeersloten, kegels, winkelwagens of lantaarnpalen op de beoogde parkeerplek staan.

Activeer S-APA met USS in de volgende situaties niet herhaaldelijk, waaronder maar niet beperkt tot:

  • Intensief rijden of herhaalde parkeerbedieningen kunnen de oververhittingsbeveiliging van het stuursysteem in werking doen treden. Gebruik S-APA met USS niet meerdere keren binnen een korte periode.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet volledig alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van de functie S-APA met USS. Er zijn veel factoren die van invloed kunnen zijn op de functie S-APA met USS. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Power Swap met parkeerassistentie (PSAP)

De Power Swap met parkeerassistentie (PSAP) kan bestuurders helpen hun auto te parkeren in een Power Swap-station zonder het stuurwiel aan te raken, te remmen, gas te geven of te schakelen.

Opmerking 鉴于不同市场经营策略有所差异 FY

Als gevolg van verschillende bedrijfsstrategieën in verschillende markten is er in sommige regio's een tekort aan Power Swap-stations.

Power Swap-bestelling

Kies een van de volgende drie methoden om uw bestelling te plaatsen:
  • Handmatig bestellen via boordsysteem: Tik op het Power Swap-pictogramGUM254017op de kaartinterface van het middendisplay, zoek het Power Swap-station dat u wilt bezoeken en tik op Bestel nu.

  • Automatisch bestellen via boordsysteem: Stel het Power Swap-station dat u wilt bezoeken in als navigatiebestemming en selecteer Bestelling wordt later automatisch geplaatst. Het systeem plaats de bestelling automatisch wanneer u aankomt.

  • firefly-app: Zoek een Power Swap-station bij u in de buurt op de laadkaart in de interface 'Mijn auto' en tik vervolgens op Power swap-station > Power swap > Toepassen.

Opgelet 下单时会对爱车和 firefly萤火虫app 位置进行校验,只有在换电站附近约 200 米范围内才能成功下单。
  • De locaties van uw auto en de firefly-app worden gecontroleerd tijdens plaatsing van de bestelling. Een bestelling kan alleen met succes worden geplaatst als uw auto zich binnen 200 meter van het Power Swap-station bevindt.

  • Als u zich binnen het bestellingsbereik van een Power Swap-station bevindt, kunt u met een tik rechtstreeks een bestelling plaatsen. Als u niet binnen het bereik bent, selecteert u Navigeer naar Power Swap-station, en plaatst u een bestelling zodra u in de buurt van het station bent.

  • Als het plaatsen van een bestelling mislukt doordat het netwerk van de auto niet beschikbaar is, probeert u het opnieuw nadat het netwerk is hersteld of raadpleeg een Power Swap-specialist.

  • Zorg ervoor dat u de overeenkomst, disclaimer en andere voorwaarden hebt gelezen voordat u een bestelling plaatst.

Nadat een bestelling met succes is geplaatst, wordt een accuwissel-serienummer gegenereerd om in de wachtrij geplaatst te worden. U kunt de laadstatus van de accu, het huidige aantal wachtenden in de wachtrij, de geschatte wachttijd en overige informatie controleren op de bestelinterface van de firefly-app en in de auto.

Nadat het voertuig vóór u klaar is met de Power Swap en het Power Swap-station heeft verlaten, controleert het Power Swap-station dit en stuurt een oproepcommando met uw volgnummer om u te informeren dat u het station kunt binnenrijden om voor de Power Swap. Tik op het middendisplay op de knop Power Swap-procedure activeren om de parkeerprocedure te starten.

Opgelet 请在换电站附近等待叫号
  • Wacht op uw beurt in de buurt van het Power Swap-station en controleer de wachtrijstatus op het middendisplay of in de firefly-app. Als u uw nummer mist, plaatst u opnieuw een bestelling of neemt u tijdig contact op met een Power Swap-specialist.

  • Als u het Power Swap-station om een of andere reden moet verlaten, let u op de wachtrijstatus in de firefly-app of annuleert u uw bestelling op tijd.

  • Laat de rijstrook vóór het Power Swap-station vrij terwijl u wacht op de Power Swap.

De functie PSAP werkt mogelijk niet zoals verwacht in de volgende situaties:
  • Elke toevoeging aan of wijziging van het stuurwiel verhoogt het risico tijdens het parkeren en kan ertoe leiden dat S-APA met Fusion niet werkt of niet zoals verwacht functioneert. Dit omvat, maar is niet beperkt tot: Dergelijke toevoegingen of wijzigingen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, het monteren van een lederen stuurwielhoes, het wijzigen van het stuurwiel of het contragewicht, enz.

  • Een of meer van de ultrasoonsensoren is verontreinigd of beschadigd (bijvoorbeeld door vuil, ijs, sneeuw, enz.).

  • Weersomstandigheden (harde regen, sneeuw, mist, extreme hitte of kou, enz.) die de werking van de sensoren verstoren.

  • Overstromingen, reflecterende of oneffen ondergrond.

  • De sensoren worden beïnvloed door andere elektrische apparatuur of installaties die interferentie kunnen veroorzaken.

  • De auto maakt gebruik van sneeuwkettingen of het reservewiel.

  • Geladen voorwerpen steken buiten de afmetingen van de auto.

  • Zijspiegels zijn beschadigd of staan in een abnormale stand.

Opgelet 在更换轮胎尺寸和性能后您需要到售后更新相关参数,目前仅支持官方提供的轮胎型号-FY
  • Na het veranderen van de bandenmaat en specificaties, moet u de relevante parameters laten updaten door het servicecentrum van firefly. Momenteel worden alleen de bandenmodellen ondersteund die door firefly worden gespecificeerd. Elke wijziging van de bandenmaat en specificaties van de auto kan van invloed zijn op de prestaties van het parkeren.

  • Te veel onderbrekingen tijdens de parkeerprocedure zullen het uiteindelijke parkeerresultaat negatief beïnvloeden.

  • Intensief rijden of herhaalde parkeerbedieningen kunnen de oververhittingsbeveiliging van het stuursysteem in werking doen treden.

Parkeren in een Power Swap-station

Power Swap-procedure activeren

Nadat u op de knop Power Swap-procedure activeren hebt getikt, rijdt u aan de hand van de instructies van de auto het begingebied voor de Power Swap in de aangegeven richting binnen met een snelheid van minder dan 15 km/u.

Opgelet 车速过快可能会导致爱车定位检测失败,请控制车速不超过 15 公里/小时。
  • Een te hoge snelheid kan leiden tot verstoring van de positioneringsdetectie. Houd de snelheid onder 15 km/u.

  • Rijd zoals door de pijlen op de grond is aangegeven en pas goed op voor voertuigen en voetgangers in de buurt.

  • Neem in geval van een locatiestoring contact op met een specialist.

Start

Trap nadat u het begingebied voor de Power Swap bent binnengereden, wanneer de ESD verschijnt en een gesproken melding zegt dat de auto met succes is gelokaliseerd het rempedaal in om de auto op zijn plaats te houden en wacht op de positiedetectie.

Verzeker u ervan dat uw veiligheidsgordel is vastgemaakt en de portieren gesloten zijn terwijl u in het begingebied wacht.

Tik nadat de positie met succes is gedetecteerd op de knop Start. Wanneer u de melding 'Laat het rempedaal los en laat het stuurwiel los' ziet, volgt u de instructies om te beginnen met parkeren in het Power Swap-station.

Parkeren voltooid

Na het parkeren is voltooid, wisselt u de voeding van de auto aan de hand van de instructies op de interface.

Opgelet 在泊入换电站前或在泊入的过程中,您需始终关注爱车周边环境,确认没有来往车辆、行人、儿童等,确保泊车过程安全 。FY
  • Voor of tijdens het parkeren in het Power Swap-station dient u altijd goed op uw omgeving te letten om er zeker van te zijn dat er geen passerende voertuigen, voetgangers, kinderen enz. zijn, en dat u veilig parkeert.

  • Neem het gaspedaal niet over, maak de veiligheidsgordel niet los, verlaat de bestuurdersstoel niet en open het portier niet tijdens het inparkeren in het Power Swap-station.

Parkeren pauzeren

  • Als het parkeren wordt gepauzeerd als gevolg van obstakels die tijdens de procedure werden gedetecteerd, wordt deze hervat nadat de obstakels zijn verwijderd.

  • Als het parkeren is gepauzeerd als gevolg van systemische redenen of een actieve interventie tijdens de procedure, moet u bevestigen dat er geen obstakels zijn in de omgeving en het parkeren handmatig hervatten.

Kies als het parkeren niet kan doorgaan 'Stop parkeren', neem contact op met een Power Swap-specialist of probeer PSPA opnieuw.

Een Power Swap starten/beëindigen

Nadat succesvol is geparkeerd, gaat uw auto automatisch naar de snelle Power Swap-procedure. Lees de instructies op het middendisplay van de auto aandachtig door en tik voor Start Power Swap.

Uw auto schakelt automatisch over naar de status Power Swap en op het middendisplay verschijnt de Power Swap-procedure. Het middendisplay schakelt automatisch de luchtstroomfunctie in op basis van de omgevingstemperatuur. U kunt zo nodig ook zelf de luchtstroomfunctie inschakelen en het luchtvolume handmatig instellen. Ondertussen wordt de audiomedia die vóór de start van de Power Swap-procedure werd afgespeeld, blijven afspelen tijdens de procedure.

Nadat de Power Swap is voltooid, keert het scherm van de auto terug naar de oorspronkelijke interface. Op dat moment kan de auto het Power Swap-station normaal verlaten.

Opgelet 换电开始后,车身会有轻微起伏和声响,部分报警灯会暂时点亮,请不要恐慌。FY
  • Zodra het Power Swap-proces begint, is het normaal dat de auto licht schokt met wat lawaai en dat sommige waarschuwingslampjes tijdelijk branden.

  • Probeer tijdens het Power Swap-proces niet het portier te openen, een transmissiestand te selecteren, het rempedaal in te trappen enzovoort omdat dit een abnormale onderbreking van het Power Swap-proces kan veroorzaken.

  • Als de Power Swap niet binnen vijf minuten is voltooid, wordt het middendisplay automatisch uitgeschakeld om de 12V-accu te beschermen en zijn de ruitbedienings- en luchtstroomfuncties niet beschikbaar.

  • Bedien tijdens de Power Swap niet herhaaldelijk de ruiten omhoog of omlaag om oververhitting of uitschakeling van de motor te voorkomen.

  • In het geval van een storing of ander probleem tijdens Power Swap kunt u rechtstreeks contact opnemen met de Power Swap-service van firefly.

  • Controleer voertuigen en voetgangers voor uw auto alvorens het Power Swap-station te verlaten en verzeker u ervan dat het veilig is om dit te doen.

De bovenstaande waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen dekken niet alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het PSAP-systeem. Er zijn veel factoren die het PSAP-systeem kunnen verstoren. Om te voorkomen dat zich een ongeval voordoet, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op de verkeersomstandigheden, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Verkeersbordenherkenning (TSR)

De functie Verkeersbordherkenning (TSR) herinnert u aan de geldende maximumsnelheid, rijverboden, toeterbeperkingen en andere informatie via kaartgegevens en verkeersbordinformatie om de rijveiligheid te verbeteren.

Waarschuwing 道路标识识别作为一种驾驶辅助功能,无法应对所有交通、天气和道路状况,您必须时刻关注交通状况及道路环境,切勿完全依赖道路标识识别的限速信息进行驾驶。
  • Als rijhulpfunctie is TSR niet geschikt voor alle verkeers-, weers- en wegsituaties. U moet altijd goed letten op de verkeersomstandigheden en de wegomgeving, en bij het rijden nooit alleen vertrouwen op de maximumsnelheidsinformatie van TSR.

  • Er wordt een snelheidswaarschuwing gezonden als de rijsnelheid hoger is dan de huidige maximumsnelheid.

  • Let altijd goed op tijdens het rijden. U draagt altijd de eindverantwoordelijkheid voor veilig rijden, en moet u houden aan de geldende verkeerswetten en verkeersregels.

Opgelet 导航地图中的道路信息和限速信息会根据供应商提供的最新数据进行更新,以确保为您提供准确可靠的服务。

De weginformatie en maximumsnelheidsinformatie op de navigatiekaart worden bijgewerkt op basis van de meest recente gegevens van de leveranciers om een nauwkeurige en betrouwbare service te garanderen.

Voorzorgsmaatregelen en beperkingen

In de volgende situaties werkt de TSR mogelijk niet zoals verwacht of wordt deze beperkt, waaronder maar niet beperkt tot:
  • De versie van de navigatiekaart is verouderd.

  • De informatie op de navigatiekaart is verouderd.

  • De informatie op de navigatiekaart ontbreekt of is onnauwkeurig.

  • De voorruitcamera is geblokkeerd of defect.

De bovenstaande waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en beperkingen beschrijven niet volledig alle situaties die van invloed kunnen zijn op de normale werking van het TSR-systeem. Veel factoren kunnen het TSR-systeem verstoren. Om ongevallen te voorkomen, dient u aandachtig te rijden en u te concentreren op het verkeer, de wegomstandigheden en de omstandigheden van de auto om veilig te kunnen rijden.

Gezondheidsstatus van de auto

Controleer de gezondheidsstatus van de auto regelmatig om uw auto in optimale conditie te houden. U kunt viaGUM254025op het middendisplay en de interface Instellingen naar de interface Onderhoud gaan en op Mijn auto tikken. Nadat u deze interface hebt geopend, kan de auto een zelfcontrole uitvoeren en daarna de huidige gezondheidsstatus tonen.

U kunt ook het energieverbruik van de huidige rit op de interface Mijn auto bekijken.

Onderhoudsinstructies

Regelmatig onderhoud is cruciaal om te zorgen dat de auto normaal functioneert en een goede rijervaring biedt.

Gezien de complexiteit van het boordsysteem en de vereisten aan onderhoud na verkoop krachtens de nationale wet- en regelgeving voor NEV's, adviseren we om het reguliere onderhoud aan de auto door de firefly-service te laten uitvoeren. Als u vragen hebt over hoe u uw auto moet controleren, kunt u rechtstreeks contact met de firefly-service opnemen.

Routineonderhoud

Routinematig onderhoud is zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat je auto goed blijft presteren, de gebruikskosten van de auto dalen en de auto langer meegaat. Wij adviseren u om uw auto te laten onderhouden door de firefly-service overeenkomstig de volgende vereisten.

Dagelijks onderhoud

De volgende punten moeten elke dag worden gecontroleerd. Als u afwijkingen constateert, neem dan op tijd contact op met de firefly-services om de relevante controles te laten verrichten.

  • Controleer of alle verlichting en claxons van de auto goed werken.

  • Controleer of de ruitenwissers en ruitensproeiers goed werken.

  • Controleer of de remmen goed werken.

  • Controleer of de veiligheidsgordels goed werken.

  • Controleer of er controlelampjes branden die niet zouden moeten branden en of er waarschuwingsberichten op het digitale instrumentenpaneel en het middendisplay verschijnen.

  • Controleer de bandenspanning en controleer op beschadigingen of abnormale slijtage van de banden.

  • Controleer of er abnormale vloeistoffen onder de carrosserie van de auto liggen (water door ontvochtiging uit het aircosysteem is normaal).

  • Controleer de carrosserie van je auto op vuil (zoals vogelpoep, boomhars, asfalt, insecten en industriestof) die de lak kan beschadigen. Verwijder vuil volgens de instructies van de carrosserie van de auto. Raadpleeg 'Reiniging van en onderhoud aan de buitenkant.'

  • Controleer op eventueel vuil in het gebied van de high-definition camera. Verwijder vuil uit die gebieden volgens de instructies. Raadpleeg 'Reiniging van en onderhoud aan de buitenkant.'

  • Let tijdens het rijden goed op abnormale geluiden, zoals gebonk of een impact aan de onderkant van de carrosserie van de auto.

Periodiek onderhoud

Als u uw auto onder normale rijomstandigheden gebruikt, laat deze dan onderhouden door de firefly-service overeenkomstig de volgende onderhoudspunten en -intervallen:

  • Versnellingsbakolie: Elke 200.000 km verversen.

  • Remvloeistof: Ververs elke 3 jaar.

  • Bandenspanning: TPMS terugzetten na 1 jaar of 20.000 km (wat het eerst van toepassing is).

  • Koelvloeistof: Controleer de koelvloeistof uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (wat het eerst van toepassing is) en ververs deze indien nodig.

    Als de koelvloeistof niet wordt ververst, controleer de koelvloeistof dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (wat het eerst van toepassing is) en ververs deze indien nodig. Als de koelvloeistof is ververst, controleer de nieuwe koelvloeistof dan in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (wat het eerst van toepassing is) en ververs deze indien nodig.

    Als uw auto in een klimaat met zeer lage temperaturen wordt gebruikt (lager dan -30 °C), controleert u de koelvloeistof en vult u deze zo nodig bij.

  • Remblokken: Controleer uw remblokken op slijtage uiterlijk in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (wat het eerst van toepassing is) en vervang ze indien nodig.

    Als de remblokken niet zijn vervangen, controleer de remblokken dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (wat het eerst van toepassing is) en vervang ze indien nodig. Als de remblokken zijn vervangen, controleer de nieuwe remblokken dan in het 5e jaar of na 100.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) op slijtage en vervang ze indien nodig.

  • Remschijven: Controleer uw remschijven op slijtage uiterlijk in het 10e jaar of na 200.000 kilometer (wat het eerst van toepassing is) en vervang ze indien nodig.

    Als de remschijven niet zijn vervangen, controleer de remschijven dan elke 2 jaar of 40.000 kilometer (wat het eerst van toepassing is) en vervang ze indien nodig. Als de remschijven zijn vervangen, controleer de nieuwe remschijven dan in het 10e jaar of na 200.000 kilometer (welke van de twee het eerst komt) op slijtage en vervang ze indien nodig.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande 'wanneer nodig' verwijst naar eventuele testresultaten die niet aan de vereisten van de technische normen van firefly voldoen.

Onregelmatig onderhoud

Het wordt aanbevolen om het volgende onderhoud te laten uitvoeren door de firefly-service wanneer dat nodig is afhankelijk van de staat van uw auto en de meldingen op het middendisplay:

  • Controleer de ruitenwisserbladen op veroudering en schrapen, en vervang ze waar nodig.

  • Controleer het luchtfilter aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto en vervang het zo nodig.

  • Controleer 12V-accu aan de hand van de meldingen op het middendisplay van de auto en vervang deze zo nodig.

Opmerking 上述”必要时“是指检测结果不满足蔚来汽车技术标准。

Het bovenstaande 'wanneer nodig' verwijst naar eventuele testresultaten die niet aan de vereisten van de technische normen van firefly voldoen.

Wij adviseren u een uitgebreide gezondheidscontrole van uw auto te laten uitvoeren door de firefly-service wanneer dat nodig is op basis van de gebruiksomgevingen en de staat van uw auto.

Speciaal onderhoud

Als je auto vaak in veeleisende omgevingen rijdt, dan kunnen aanvullende onderhoudspunten of kortere onderhoudsintervallen nodig zijn. Neem voor meer informatie contact op met de firefly-service.

  • Rijden in een stoffige omgeving.

  • Rijden in omgevingen met extreem lage temperaturen (lager dan -20 °C) of extreem hoge temperaturen (hoger dan 40 °C).

  • Rijden in een vochtige omgeving of vaak door water waden.

  • Rijden op wegen met veel zout of bijtende materialen.

  • Vaak remmen of rijden in bergachtige gebieden.

  • Veelvuldig gebruik met zware belasting of rijden voor speciale doeleinden.

  • Auto achteraf gemonteerd of aangepast voor speciale doeleinden.

In extreem koude gebieden adviseren wij u om de remklauwen jaarlijks of elke 20.000 kilometer te reinigen en te smeren.

Blad van de ruitenwisser voor de voorruit vervangen

De voorruitenwissers verwijderen regen en vuil vanaf de voorruit (in combinatie met ruitensproeiervloeistof). Als uw zicht door de voorruit wazig wordt of als er meerdere duidelijke, waterstrepen achterblijven na het wissen, die het zicht van de bestuurder hinderen, is het tijd om de ruitenwisserbladen te vervangen.

De stappen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen voor zijn als volgt:
  1. Zet de auto in de Parkeerstand (P), zet de ruitenwisserbediening op '0', ga viaGUM254027op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Mijn auto > Onderhoud > Ruitenwisseronderhoudsmodus, waarna de ruitenwissers naar een stand gaan die handig is voor vervangen.

  2. Nadat de ruitenwissers in de onderhoudsstand zijn geplaatst, kunnen ze van de voorruit af worden getild. Houd het lipje van het voorruitenwisserblad ingedrukt en schuif het ruitenwisserblad loodrecht op de ruitenwisserarm omlaag om het ruitenwisserblad te verwijderen.

    GUM254028
  3. Breng het nieuwe ruitenwisserblad aan tot u een klik hoort waarmee wordt aangegeven dat het ruitenwisserblad stevig vastzit.

Het blad van de ruitenwisser van de achterruit vervangen

De achterruitenwissers verwijderen regen en vuil vanaf de achterruit (in combinatie met ruitensproeiervloeistof). De stappen voor het vervangen van de ruitenwisserbladen achter zijn als volgt:
  1. Til de ruitenwisserarmen van de achterruit af en verwijder de ruitenwisserbladen achter.

    GUM254029
  2. Monteer nieuwe ruitenwisserbladen en trek eraan om te controleren of ze stevig vast zitten.

Ruitensproeiervloeistof voor de voorruit bijvullen

Ga als volgt te werk om ruitensproeiervloeistof bij te vullen:

Waarschuwing 添加风窗洗涤液液需打开前盖,如有需要请联系萤火虫汽车售后服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。
  • Om ruitensproeiervloeistof toe te voegen, opent u de motorkap. Neem zo nodig contact op met het servicecentrum van firefly voor hulp om letsel als gevolg van het per ongeluk aanraken van onderdelen onder hoogspanning te voorkomen.

  • Ruitensproeiervloeistof is brandbaar en irriteert. Vermijd bij gebruik open vuur of aanraking met lichaamsdelen.

  • Ruitensproeiervloeistof kan de afdekkingen van de lampen van uw auto beschadigen. Voorkom dat ruitensproeiervloeistof in aanraking komt met de afdekkingen van de lampen.

  • Vul geen koelvloeistof bij in het ruitensproeiervloeistofreservoir. Anders kan het ruitensproeiersysteem en de lak worden beschadigd.

  • Gebruik ruitensproeiervloeistof die specifiek bedoeld is voor voertuigen. Vermijd verontreinigingen tijdens het bijvullen om verstopping van het ruitensproeiersysteem te voorkomen.

  1. Trek twee keer aan de hendel onder de bestuurderskant van het dashboard om de kap van de bagageruimte voorin te ontgrendelen.

    GUM254030
  2. Zet de motorkap omhoog.

  3. Open het deksel van het ruitensproeiervloeistofreservoir en vul de juiste hoeveelheid sproeiervloeistof bij.

    GUM254031
    Opgelet 加注风窗洗涤液时请对准壶口,缓慢加注;若洗涤液不慎洒落请及时擦拭干净。

    Tijdens het bijvullen van ruitensproeiervloeistof richt u goed op de opening van het reservoir en giet u langzaam. Als u vloeistof morst, veegt u dit onmiddellijk op.

  4. Draai het deksel van het ruitensproeiervloeistofreservoir na bijvullen van de ruitensproeiervloeistof stevig vast.

  5. Als u de kap van de bagageruimte voorin sluit, laat u hem eerst voorzichtig zakken terwijl u hem met uw hand vasthoudt en drukt u hem vervolgens op het middelste deel aan de voorkant omlaag om er zeker van te zijn dat hij volledig gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。
  • Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

  • Vul ruitensproeiervloeistof toe die geschikt is voor de buitentemperatuur. Bij koude weersomstandigheden gebruikt u ruitensproeiervloeistof waarin antivries zit om te voorkomen dat het zicht door de voorruit verslechtert.

  • Bij gebruik van geconcentreerde ruitensproeiervloeistof volgt u de instructies van de fabrikant om het met water te verdunnen.

  • Voeg geen water toe aan gebruiksklare ruitensproeiervloeistof omdat hierdoor de ruitensproeiervloeistof zou kunnen bevriezen en het ruitensproeiervloeistofreservoir en andere onderdelen van het ruitensproeiersysteem beschadigd kunnen raken.

  • Bij zeer koud weer wordt aanbevolen om ruitensproeiervloeistof toe te voegen tot het reservoir driekwart vol is om te voorkomen dat de ruitensproeiervloeistof bevriest en uitzet, waardoor het ruitensproeiervloeistofreservoir beschadigd zou kunnen raken.

  • Voeg geen ruitensproeiervloeistof toe waarin een waterafstotend middel of een insectenverwijderingsmiddel zit, aangezien dit tijdens het wissen strepen, vlekken of geluiden zou kunnen veroorzaken.

Koelvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加冷却液需打开前盖,请联系萤火虫汽车售后服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。
  • Open de kap van de bagageruimte voorin om koelvloeistof bij te vullen. Neem contact op met het servicecentrum van firefly voor hulp om letsel als gevolg van het per ongeluk aanraken van onderdelen onder hoogspanning te voorkomen.

  • Voeg geen ruitensproeiervloeistof toe aan de koelvloeistof omdat hierdoor het koelsysteem kan worden beschadigd.

  • Gebruik geen koelvloeistof die niet door firefly wordt aanbevolen om schade aan het koelsysteem te voorkomen.

Koelvloeistof helpt ervoor te zorgen dat het aandrijflijnsysteem van de auto binnen een geschikt temperatuurbereik blijft werken. Bijvullen van de koelvloeistof:
  1. Trek twee keer aan de hendel onder de bestuurderskant van het dashboard om de kap van de bagageruimte voorin te ontgrendelen.

    GUM254032
  2. Zet de motorkap omhoog. Verwijder het onderhoudsdeksel.

  3. Open de dop van het koelvloeistofreservoir en vul een geschikte hoeveelheid koelvloeistof bij (tussen het niveau LMID en het niveau HMID).

    GUM254033
  4. Draai de dop van het reservoir stevig vast.

  5. Als u de kap van de bagageruimte voorin sluit, laat u hem eerst voorzichtig zakken terwijl u hem met uw hand vasthoudt en drukt u hem vervolgens op het middelste deel van de voorrand omlaag om er zeker van te zijn dat hij volledig gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。

Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

Remvloeistof bijvullen

Waarschuwing 添加制动液需打开前盖,请联系萤火虫汽车售后服务中心进行操作,以免意外触及高压部件造成人身伤害。

Open de kap van de bagageruimte voorin om remvloeistof bij te vullen. Neem contact op met het servicecentrum van firefly voor hulp om letsel als gevolg van het per ongeluk aanraken van onderdelen onder hoogspanning te voorkomen.

Remvloeistof is het medium dat de rem druk in het hydraulische remsysteem overbrengt. Bijvullen van de remvloeistof:
  1. Trek twee keer aan de hendel onder de bestuurderskant van het dashboard om de kap van de bagageruimte voorin te ontgrendelen.

    GUM254034
  2. Zet de motorkap omhoog. Verwijder de afdekplaat vóór het remvloeistofreservoir.

  3. Open de dop van het remvloeistofreservoir en giet een passende hoeveelheid remvloeistof bij (tot boven de MIN- en onder de MAX-markering).

    GUM254035
  4. Draai de dop stevig vast.

  5. Als u de kap van de bagageruimte voorin sluit, laat u hem eerst voorzichtig zakken terwijl u hem met uw hand vasthoudt en drukt u hem vervolgens op het middelste deel van de voorrand omlaag om er zeker van te zijn dat hij volledig gesloten is.

Opgelet 请勿直接猛力关闭前盖或使其自由落下。
  • Denk eraan dat nadat de dop van het remvloeistofreservoir af is gedraaid, deze ondersteboven moet worden neergelegd. Wees voorzichtig dat de binnenkant van de dop van het remvloeistofreservoir niet verontreinigd raakt, en verwijder het filter in het remvloeistofreservoir niet.

  • Sluit de motorkap niet met grote kracht en laat hem niet van grote hoogte dichtvallen.

Banden controleren en voertuig onderhoud

Rijd niet op beschadigde, versleten, of verkeerd opgepompte banden. Controleer de banden regelmatig om de rijveiligheid te garanderen:
  • Controleer de banden regelmatig op beschadigingen (lekken, insnijdingen, scheuren en bobbels) en verwijder eventuele voorwerpen uit het loopvlakprofiel van de band.

  • Bij een lekke band vermindert de bandenspanning, dus het is belangrijk om de bandenspanning vaak te controleren. Repareer of vervang lekke of beschadigde banden zo snel mogelijk. Als u tijdens het rijden plots trillingen of hobbels voelt of vermoedt dat de banden beschadigd zijn, vertraag dan onmiddellijk maar vermijd daarbij krachtig remmen of bruuske stuurmanoeuvres. Neem na een veilige stop onmiddellijk contact op met de firefly-service voor assistentie.

  • Als het ventieldopje van een wiel verloren raakt, moet u dit zo spoedig mogelijk vervangen.

  • Houd de banden uit de buurt van olie, vet of brandstof.

  • Bewaar wielen altijd op een koele, droge en donkere plek.

  • Berg zomerbanden niet op en parkeer auto's met zomerbanden niet bij omgevingstemperaturen van minder dan –15 °C.

Controleer het profiel van het loopvlak regelmatig op slijtage, met name voor en na lange ritten. Als de band tot 1,6 mm of minder is afgesleten, verschijnt er een slijtagemarkering en wordt de tractie op een nat wegdek kritiek minder. Vervang banden onmiddellijk om de kans op een ongeval te voorkomen.

Omwille van de veiligheid moeten banden worden vervangen als ze de volgende beschadigingen vertonen:
  • Beschadigingen zoals insnijdingen, scheuren en barsten tot op de koordlaag, en uitstulpingen die wijzen op beschadiging van de inwendige koordlagen.

  • Frequente luchtlekkage of onherstelbare schade.

  • Gaten in, bobbels in of structurele schade aan de bandwang.

  • Vervorming of veroudering van de banden door langdurig parkeren.

Raadpleeg bij eventuele twijfel de firefly-service.
Opgelet 若轮胎磨损不均匀,建议您到萤火虫服务中心进行车轮定位检查。

Als de banden ongelijkmatig zijn afgesleten, adviseren wij u naar het servicecentrum van firefly te gaan voor een controle van de wieluitlijning.

Controleer en onderhoud uw banden regelmatig op basis van uw rijgewoonten en wegomstandigheden om slijtage van de banden te beperken en de levensduur ervan te verlengen:
  • Nieuwe banden moeten de eerste 500 kilometer ingereden worden. Het inrijden moet met matige snelheid en met een voorzichtige rijstijl gebeuren om de levensduur van de banden te verlengen.

  • Hard stoten van de banden tegen een trottoirband of een obstakel met scherpe randen, zoals een grote steen, of stoten tegen scherpe randen kunnen onzichtbare schade aan de banden of naven veroorzaken, met een cumulatief effect op de levensduur van de banden. Afhankelijk van de kracht van de klap, kan zelfs de velgrand beschadigd raken.

  • Wanneer de auto met standaard- of optionele banden zonder firefly is uitgerust, kan dit valse alarmen van het bandenspanningscontrolesysteem veroorzaken. Neem contact op met het servicecentrum van firefly voor het aanbevolen standaard- of optionele bandenmodel. Kalibreer de bandenspanning op de standaardwaarde wanneer u de banden verwisselt. Raadpleeg "Bandenspanningscontrolesysteem".

  • Agressief bochtenwerk, snel optrekken en noodstops versnellen de bandenslijtage.

  • Vermijd bermen en kuilen tijdens het rijden. Benader een stoeprand in een rechte hoek en rij langzaam. Rem af bij het passeren van grote kuilen, verkeersdrempels of obstakels om uw veiligheid te waarborgen.

  • U moet bij het vervangen van banden een dynamische balanceercontrole verrichten.

  • Als de auto niet rechtuit blijft rijden of tijdens het rijden naar links of rechts trekt, moet u naar de firefly-service gaan om de wieluitlijnparameters te laten controleren en indien nodig af te stellen.

  • Voorbanden slijten doorgaans minder snel dan achterbanden. Roteer de voor- en achterbanden van dezelfde kant. We adviseren om de banden elke 10.000 kilometer te roteren.

Inspectie en onderhoud remblokken en -schijven

Tijdens regenachtige of besneeuwde dagen moet het rempedaal af en toe ingetrapt worden zodat door de wrijvingswarmte de remblokken opwarmen en drogen. Doe hetzelfde bij extreem nat of koud weer.

Als uw auto is gereinigd, laat u de remmen kort drogen zodat de remmen goed blijven werken en de remschijven niet gaan roesten.

Slijtage van de remblokken en remschijven is grotendeels afhankelijk van uw rijstijl en de gebruiksomgeving, waardoor het onmogelijk is om de slijtage te bepalen op basis van de werkelijke kilometerstand.

Dit hoogwaardige remsysteem wordt gebruikt om de auto zeer goed te laten remmen bij verschillende rijsnelheden en temperaturen. Bij bepaalde rijsnelheden, remvermogens en omstandigheden (zoals temperatuur en vochtigheid) kunnen de remmen een scherp geluid maken.

Nieuwe of vervangen remblokken en -schijven werken optimaal na een 'inloop'periode van 500 km. Tijdens de inloopperiode moet u het rempedaal harder intrappen om te compenseren voor het verminderde remvermogen.

Bij langzaam wegrijden door het rempedaal los te laten (vooral bij bergafwaarts rijden) kan de remstand een 'gorgelend' geluid maken. Dit is het geluid van de kruipende beweging dat wordt geproduceerd wanneer het aandrijfkoppel en het remkoppel ongeveer even hoog zijn, wat een normaal verschijnsel is.

Na uitschakelen van de functie 'Comfort Stop-technologie' is het mogelijk dat op het moment van remmen en stoppen de remstand door de pendelende beweging van de carrosserie een 'krakend' geluid maakt. Dit is het geluid van de kruipende beweging van de remblokken en de remschijven op het moment van stoppen, wat een normaal verschijnsel is.

Inspectie en onderhoud luchtfilter

Tik na vervangen van het luchtfilter op GUM252181 door onderaan het middendisplay naar de interface Comfort airco te gaan en kies dan Aircofilter > Terugzetten om de timer voor de aircofilterindicator te resetten. Deze geschatte levensduur dient uitsluitend ter referentie aangezien de daadwerkelijke levensduur afhankelijk is van de omgeving en andere factoren. Vervang hem zo nodig.

Verzeker u ervan dat de grillejaloezieën van de airco vrij zijn van verstoppingen (zoals bladeren en sneeuw) voordat u gaat rijden.

Onderhoud van de laagspanningsaccu

De laagspanningsaccu is een 12V-accu linksachter onder de afdekking in de achterbank die 12V-stroom voor startapparatuur en elektrische uitrusting levert. Als u de 12V-accu volledig opgeladen houdt, gaat hij langer mee.

GUM254037
Opgelet 低压电池亏电严重(如长时间不使用车辆时),请联系萤火虫汽车售后服务中心,请勿自行更换低压电池。
  • Als de 12V-accu diep ontladen is (nadat de auto een lange tijd niet is gebruikt), neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

  • Verzeker u ervan dat voordat u de auto verlaat alle elektrische uitrusting (bijvoorbeeld verlichting, multimedia-apparaten, enz.) is uitgeschakeld, en probeer de auto op een koele, droge plaats te parkeren.

Opgelet 断开并重新连接低压电池后,车窗自动升降及防夹功能将不可用。

Nadat de 12V-accu is losgekoppeld en weer aangesloten, zullen de automatische hef- en antibeknellingsfuncties van de ruiten tijdelijk niet beschikbaar zijn.

Onderhoud en recyclen van de hoogspanningsaccu

Onderhoud van de hoogspanningsaccu

De hoogspanningsaccu is een kritieke component in de aandrijving van de auto. Let bij het gebruik ervan op het volgende:
  • Stel de auto niet gedurende langere tijd bloot aan lage temperaturen onder -30 °C of hoge temperaturen boven 55 °C, om het gevaar voor een minder goede werking van de hoogspanningsaccu te voorkomen.

  • Om het risico van brand te verkleinen, vermijdt u de auto te parkeren in de buurt van plaatsen met hoge temperaturen of warmtebronnen.

  • De auto moet op een droge plaats worden geparkeerd, waarbij vochtige of natte parkeerplekken moeten worden vermeden.

  • Het wordt geadviseerd om niet langdurig in diep water te blijven staan (bij voorkeur niet dieper dan de bodemplaat van de hoogspanningsaccu) wanneer de auto door hoog water rijdt omdat dit schade kan veroorzaken aan de hoogspanningscomponenten.

  • Om de levensduur van de hoogspanningsaccu te verlengen, adviseren wij u om niet veelvuldig gelijkstroom-snellaadmethoden met een hoog vermogen te gebruiken.

  • Als de auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, verzekert u zich ervan dat de ladinggraad van de hoogspanningsaccu hoger is dan 50% (zoals aangegeven op het digitale instrumentenpaneel) en parkeer de auto op een koele, droge plaats om de levensduur van de accu te verlengen. Het wordt aanbevolen om het accuniveau elke week te controleren en de auto minstens eenmaal per maand te gebruiken.

  • Gebruik voor correct opladen apparatuur die voldoet aan de oplaadspecificaties en houd u aan de richtlijnen vermeld op het laadstation.

  • Wees voorzichtig bij het rijden op oneffen terrein, over grind of over verkeersdrempels, om schade aan het chassis of de hoogspanningsaccu van de auto te voorkomen. Als u een bonk of geluiden van een botsing aan de onderkant van de auto hoort, neem dan onmiddellijk contact op met de firefly-service voor een veiligheidsinspectie van het chassis en de componenten van de hoogspanningsaccu.

Waarschuwing 高压动力电池属高压部件,请勿私自触碰、移动、拆解动力电池及其相应线路,以免发生人身伤害。
  • Raadpleeg het digitale instrumentenpaneel voor informatie over de resterende hoogspannings-acculading en het resterende rijbereik van de auto. Andere weergave-devices (met inbegrip van, maar niet beperkt tot de firefly-app, NIO-telefoon, smartwatch en andere draagbare apparaten) bieden mogelijk niet de meest recente informatie en dienen uitsluitend te worden gebruikt ter referentie.

  • De hoogspanningsaccu is een hoogspanningscomponent. Om letsel te voorkomen, mag u de componenten en bijbehorende bedrading niet aanraken, verplaatsen of demonteren.

  • Als het resterende rijbereik van de auto 0 kilometer is (zoals aangegeven op het digitale instrumentenpaneel), moet u de auto binnen 24 uur opladen. In dat geval kan de laadsnelheid laag zijn totdat de hoogspanningsaccu tot 50% is opgeladen om de prestaties van de accu te herstellen. Als de hoogspanningsaccu niet binnen 72 uur wordt opgeladen, kan dit onherstelbare schade aan de accu toebrengen.

Recyclen van de hoogspanningsaccu

Verbruikte hoogspanningsaccu's moeten op de juiste wijze worden gerecycled. Als er tijdens het onderhoud en de reparatie van voertuigen wordt vastgesteld dat de hoogspanningsaccu aan de volgende voorwaarden voldoet, moet deze worden gerecycled:

  1. De capaciteit en staat van de hoogspanningsaccu moeten worden beoordeeld tijdens het onderhoud en de reparatie ervan door de firefly-service. Voor hoogspanningsaccu's die volgens de relevante wet- en regelgeving moeten worden gerecycled, draagt firefly de eerste verantwoordelijkheid en voert de recycling ervan uit op basis van de huidige marktomstandigheden.

  2. Wanneer hoogspanningsaccu's ongeschikt worden bevonden voor continu gebruik maar nog wel in acceptabele staat verkeren, ondergaan deze kleine reparaties voordat deze worden gerecycled voor voortgezet gebruik.

  3. Als de hoogspanningsaccu ernstige storingen of schade heeft opgelopen waardoor voortgezet gebruik onmogelijk is, wordt de accu gerecycled voor hergebruik.

    Opgelet 请勿随意处理或丢弃废旧动力电池,以免对环境造成严重污染。

    Verwerk de verbruikte hoogspanningsaccu op de juiste wijze om ernstige milieuverontreiniging te voorkomen.

Auto's, auto-onderdelen en accu's moeten worden verwerkt door gecertificeerde recyclebedrijven. Ze mogen niet worden meegegeven met het normale huishoudelijke afval of op een vuilnisbelt worden gestort aangezien dit ernstige milieuschade kan veroorzaken. Zie de website van firefly voor meer informatie.

GUM254038

Dit symbool op de accu betekent dat dit product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval.

De recyclageprocedure voor hoogspanningsaccu's omvat: Recycling en later afvoeren door firefly of een door firefly aangewezen extern recyclingbedrijf.

Reiniging van en onderhoud aan de carrosserie

Regelmatig wassen en waxen kan uw auto tegen milieuschade beschermen. De frequentie van wassen en waxen hangt af van de gebruiksintensiteit, de parkeersituatie (garage, onder bomen of direct zonlicht) en de blootstelling aan het weer.

Vogelpoep, insectenresten, boomsap, industriestof, teervlekken, sintels en andere afzettingen op gespoten oppervlakken of het dak kunnen schade aan lakwerk/koplampen/achterlichten veroorzaken, met versnelde corrosie in zonlicht bij hoge temperaturen. In dergelijke situaties kan wekelijks wassen vereist zijn. Bij het wassen maakt u het vuil eerst nat met voldoende water om het te laten inweken voordat u het verwijdert.

Opgelet 洗车和打蜡时请选用专用的清洁剂和养护剂,使用前请注意保质期,使用后务必存放于儿童无法触及的地方。

Gebruik voor het wassen en in de was zetten van de auto gespecialiseerde reinigings- en onderhoudsproducten. Controleer of de houdbaarheidsdatum van de producten niet is verlopen en bewaar ze na gebruik buiten het bereik van kinderen.

Waarschuwing 请勿在车辆充电时清洗车辆。

Was de auto niet terwijl deze wordt opgeladen.

Handmatig wassen

Wanneer u uw auto handmatig wast, gebruikt u eerst voldoende water om het buitenoppervlak van de auto nat te maken en spoelt u zo veel mogelijk vuil eraf. Vervolgens reinigt u de auto zorgvuldig van boven naar beneden met behulp van een zachte spons, doek of zachte borstel. Als vuil moeilijk te verwijderen is, kunt u een reinigingsmiddel gebruiken. Als er veel vuil op de spons of doek zit, is het verstandig deze te vervangen door een nieuwe. Na het reinigen van uw auto, spoelt u hem grondig af met water en veegt u hem schoon met een doek. Nadat het strooizoutseizoen in de winter is afgelopen, moet u de onderkant van de auto zorgvuldig wassen.

Om het milieu te beschermen wast u uw auto op een speciaal daarvoor bedoelde wasplaats. Als deze faciliteit niet beschikbaar is, moet u een geschikte plaats kiezen om uw auto te wassen.

Opmerking 请勿在阳光直射处清洗车辆,否则会有损伤油漆的风险。
  • Was de auto niet in direct zonlicht omdat hierdoor de lak, koplampen en achterlichten beschadigd kunnen worden.

  • Richt bij het wassen van de auto in de winter met een waterslang niet rechtstreeks op de portierhendels op de buitenkant van de auto, de laadpoort en de naden rondom de portieren en het glazen dak. Deze onderdelen kunnen anders bevriezen.

  • Gebruik geen harde sponzen en bijtende reinigingsmiddelen om de auto te wassen, om beschadiging van het lakoppervlak te voorkomen.

  • Was de auto niet met water warmer dan 60 °C.

  • Gebruik geen droge doek of spons om de lampen te reinigen. Gebruik alleen water of zeepwater.

  • Alcoholhoudende of organische reinigingsmiddelen kunnen de lampen beschadigen en barsten veroorzaken. Zorg ervoor dat de lampen beschermd zijn wanneer u de auto reinigt of folie aanbrengt.

Automatisch wassen

Automatische autowasstraten kunnen worden gebruikt, maar de borstelmechanismen, filtratiesystemen en wasmiddelsamenstellingen ervan kunnen de lak van de auto aantasten. Als de lak na het wassen glans verliest of krassen vertoont, waarschuw dan onmiddellijk de bediener van de apparatuur en vervang indien nodig de autowasapparatuur.

Vóór het automatisch wassen moeten alle ruiten en portieren gesloten zijn, de automatische ruitenwissers uitgeschakeld en de zijspiegels ingeklapt zijn. Breng de bediener ook op de hoogte van dakdragers of radioantennes.

Opgelet 车辆进行自动洗车前,请在中控屏应用程序中心-FY。

Selecteer de neutraalstand (N) voordat de automatische wasstraat start.

Wassen met een hogedrukspuit

Wanneer u voor het wassen van uw auto een hogedrukspuit gebruikt, volgt u altijd de gebruiksaanwijzing en houdt u voldoende afstand aan tussen de spuitmond en de lak of zachte materialen (zoals rubber slangen of geluiddempende materialen) van de carrosserie. Zorg voor een spuitafstand van minimaal 500 mm bij een druk van minder dan 100 bar en een watertemperatuur van minder dan 60 °C. Spuit altijd loodrecht op oppervlakken om schade aan onderdelen of binnendringend water te voorkomen.

Gebruik geen sproeikoppen of roterende sproeiers, vooral niet op banden, aangezien zelfs korte blootstelling op langere afstanden schade kan veroorzaken.

Gebruik nooit een hogedrukspuit om het identificatieplaatje van de auto en de openingen langs de randen en hoeken van de portierruiten schoon te spuiten.

Polijsten en in de was zetten

Een waslaag van hoge kwaliteit kan de lak van uw auto effectief beschermen tegen omgevingsinvloeden en zelfs lichte krassen voorkomen. Breng onmiddellijk premium harde was aan wanneer water niet langer gelijkmatig op gereinigde lakoppervlakken parelt. Breng bij regelmatig gebruik van reinigingsconditioners ten minste twee keer per jaar een harde was voor een optimale lakbescherming aan.

Polijsten is alleen noodzakelijk wanneer de lak van de carrosserie zijn glans heeft verloren en het glanzende uiterlijk niet kan worden hersteld door deze in de was te zetten. Onderdelen die zijn gecoat met matte lak en kunststofonderdelen mogen niet worden gepolijst.

Ruitenwisserbladen

Was in warm zeepwater. Gebruik geen reinigingsmiddelen op basis van alcohol of aardolieproducten.

Ruiten en zijspiegels

Reinig de binnen- en buitenoppervlakken van alle ruiten regelmatig met glasreiniger.

Reinig de binnenkant van de achterruit met een zachte doek horizontaal, schraap nooit over de ruit en gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om schade aan de verwarmingselementen te voorkomen.

Was de zijspiegels met zeepwater. Gebruik geen schurende reinigingsmiddelen om te voorkomen dat het spiegelglas wordt beschadigd.

Kunststofonderdelen

Kunststof onderdelen (zoals de grillebekleding van de voorbumper, de bekleding van de achterklep enz.) moeten op conventionele manieren worden gereinigd. Als de vlekken blijven, mogen er voor het reinigen alleen neutrale reinigingsmiddelen of specifieke reinigingsmiddelen voor kunststof worden gebruikt, omdat anders de kunststofonderdelen worden aangetast.

Waarschuwing FY_塑料件清洗

Gebruik geen reinigingsmiddelen met ketonen, aromatische koolwaterstoffen of andere risicovolle oplosmiddelen (zoals teerverwijderaars, carburateurreinigers of motorontvetters) op kunststofonderdelen.

Verschroomde onderdelen

Verchroomde onderdelen kunnen worden gereinigd met behulp van een vochtige doek en daarna worden gepoetst met behulp van een zachte, droge doek. Als het resultaat niet goed genoeg is, gebruik dan gelijkmatig over het hele oppervlak chroompolijstmiddel voor een volledige dekking. Reinig en poets verchroomde oppervlakken niet in een stoffige of zanderige omgeving.

Velgen

Regelmatig onderhoud is essentieel om de esthetische aantrekkingskracht van aluminium velgen na verloop van tijd te behouden. Om de twee weken grondig reinigen om corrosie door remstof, straatvuil of zoutafzetting op de aluminiumlegering te voorkomen. Behandel de velgen na het wassen met een pH-neutraal reinigingsmiddel dat speciaal is samengesteld voor lichtmetalen velgen. Breng elke drie maanden een harde was aan op de velgen. Als de beschermende coating beschadigd is (bijv. door steenslag), is onmiddellijke reparatie verplicht. Gebruik daarvoor nooit autopolijstmiddel of soortgelijke afwerkingsmiddelen.

Een dikke vuillaag op de velg kan tevens onbalans in het wiel veroorzaken. Dit blijkt uit wieltrillingen tot in het stuurwiel, waardoor er in sommige gevallen voortijdige slijtage van stuurinrichtingsonderdelen kan optreden. Sterk vervuilde velgen moeten dus regelmatig worden gereinigd.

Buitenkant van de radar

Reinig de buitenkant van de radar handmatig met een vochtige microvezeldoek of een pH-neutraal reinigingsmiddel.

Verwijder bij sneeuw of ijs alle sneeuw en ijs van de radaroppervlakken voordat u ze met een microvezeldoek afneemt of aan de lucht laat drogen.

Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt, spuit dan nooit rechtstreeks op radargebieden om schade te voorkomen.

Wees voorzichtig tijdens het onderhoud om vervuiling van of schade aan de sensoren op de voor- en achterbumper te voorkomen.

Breng geen metaalhoudende materialen (zoals metalen wikkels, kleurveranderingsfolies of decoratieve versieringen) boven de voorste kentekenplaat waar zich radarsensoren bevinden aan, aangezien dit storingen in de werking veroorzaakt.

Radiotoestellen

Houd u bij het gebruik van het radiotoestel van uw auto aan de wet- en regelgeving die van toepassing is op uw huidige locatie.

Parkeer de auto niet in een omgeving die wordt gekenmerkt door hoge elektromagnetische interferentie, zoals in de buurt van een transformator.

Gebruikers van elektronische medische apparatuur moeten overleggen met de fabrikant van de apparatuur om de mogelijke invloed van radiogolven op de werking ervan vast te stellen. Dit is om ervoor te zorgen dat radiogolven geen onbedoelde gevolgen voor de werking van het medische apparaat hebben.

LET OP

Gezien het probleem van interferentie door radiogolven moet elke wijziging in de draadloze eigenschappen van het apparaat, inclusief wijzigingen aan de software, vervanging van de originele antenne of vervanging van de originele antenne door een nieuwe, worden goedgekeurd door het MOC.

Reiniging en onderhoud interieur

Wanneer u het interieur van de auto regelmatig met schoonmaakmiddelen en verzorgingsproducten reinigt, blijft het gepolijst en glanzend. Stofzuig het interieur van de auto voordat u reinigingsproducten gebruikt.

Opmerking 某些材质有颜色的衣服(例如深色牛仔裤和羊皮服装)可能会弄脏内饰面料。如果发生此情况,务必尽快清洁和护理这些部位的面料
  • Bepaalde kleding die gevoelig is voor verbleken (zoals donkere jeans en schapenleren kleding) kan vlekken maken op de interieurstoffen. Als dit gebeurt, moet u deze stoffen zo snel mogelijk reinigen en verzorgen.

  • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals reinigingsvloeistoffen, benzine, oplosmiddelen op basis van petroleum, enz. omdat deze de stof en andere materialen in het interieur kunnen beschadigen.

  • Spuit reinigingsmiddelen niet rechtstreeks op onderdelen met elektrische knoppen en bedieningselementen. Veeg deze onderdelen af met een zachte doek die is bevochtigd met reinigingsmiddel.

  • Scherpe voorwerpen kunnen de bekleding beschadigen.

Interieurbekledingen en textielstoffen

Interieurbekledingen en textielstoffen voor de portieren, de achterbak moeten worden gereinigd met speciale reinigingsmiddelen, droog schuim en zachte borstels.

Lederen stoffen

Gebruik voor algemeen vuil een iets vochtige katoenen of wollen doek om het oppervlak van lederen materialen te reinigen; gebruik voor zware olievlekken een doek die is bevochtigd met water en milde zeep. Doordrenk lederen materialen niet volledig en voorkom dat er water via het stiksel naar binnen sijpelt. Watervlekken op het lederen oppervlak moeten na verloop van tijd worden weggeveegd met een zachte droge doek. Vlekken op het lederen oppervlak van balpennen, inkt, lippenstift, schoensmeer enz. moeten zo snel mogelijk worden verwijderd. Voor het reinigen van nappaleer adviseren we een spons van 100% puur polyurethaanschuim te gebruiken.

We adviseren om lederen materialen zo weinig mogelijk te behandelen met lederverzorgingsproducten, maximaal twee keer per jaar voor lichtgekleurd leder en maximaal één keer per jaar voor donkergekleurd leder.

Opmerking 不可用含溶剂的清洁剂清洁仪表板、气囊饰盖或皮革制品
  • Gebruik geen reinigingsmiddelen op oplosmiddelbasis om het dashboard, de afdekkap van de airbag of lederen materialen te reinigen.

  • Stel uw auto niet gedurende langere tijd bloot aan fel zonlicht om verkleuring van het leder te voorkomen. Als u de auto gedurende lange tijd buiten moet parkeren, dekt u de lederen materialen af.

  • Scherpe voorwerpen op kleding, zoals ritstrekkers, sierspijkers of scherpe riemen, kunnen krassen achterlaten op het oppervlak van lederen materialen.

  • Spuit of smeer geen reinigingsmiddelen met formaldehyde erin op het lederen oppervlak omdat dit moeilijk te verwijderen witte vlekken kan achterlaten op het echte leder.

  • Drink geen koffie en smeer u niet in met zonnebrandcrème in een auto met nappalederen bekleding. Als in de nappalederen bekleding vlekken van koffie of zonnebrandcrème komen, verwijdert u deze onmiddellijk met een oplossing van water en milde zeep.

Veiligheidsgordels reinigen

Reinig vuile veiligheidsgordels alleen met water en milde zeep. Verwijder veiligheidsgordels niet uit de auto. Droog veiligheidsgordels volledig af voordat u ze weer laat oprollen.

Toepassing van antibacteriële producten

Oplosmiddelvrij PU

Oplosmiddelvrij PU-kunstleer met antibacteriële eigenschappen dankzij een functionele laag op basis van Biomaster AT300 (actief ingrediënt zilverchloride CAS-nr.7783-90-6) wordt gebruikt in de bekleding van de interieurdelen (bijv. stoelen, dashboard, portierpanelen, console): Antimicrobiële productbescherming tegen grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijv. Staphylococcus aureus en Escherichia coli volgens GB/T 31402 of ISO 22196). Er hoeven geen extra voorzorgsmaatregelen te worden genomen als bestuurder en passagier de auto normaal gebruiken.

Stuurwielleder

Antibacterieel Laedana® met antibacteriële oppervlakte-eigenschappen door een functionele antibacteriële laag op basis van zilver, geadsorbeerd op siliciumdioxide (nano) (actief ingrediënt zilverchloride CAS-nr. 7783-90-6) wordt gebruikt op het kunstleer van de stuurwielbekleding: Bacteriostatische en fungistatische oppervlaktedesinfectie tegen een groot aantal grampositieve en gramnegatieve bacteriën (bijv. Staphylococcus aureus en Escherichia coli volgens GB/T 31402 of ISO 22196). Gebruikers kunnen elk deel van de stuurwielbekleding uit Antibacteria Laedana® aanraken zonder enig negatief effect op de huidverdraagzaamheid.

Beschermfolie

Kleurenfolie/transparante folie

Als u kleurenfolie/transparante folie aanbrengt, let u erop de gebieden rondom de 360-gradencamera's, HD-camera's en millimetergolf-radars te vermijden om verstoring van de geavanceerde functies van het rijhulpsysteem te voorkomen.

Folie op de zijruiten

Breng de folie op de zijruiten niet te dicht bij de rand van de ruit aan. Laat een kleine strook vrij om te voorkomen dat de folie omkrult als gevolg van het sluiten en openen van de ruit.

Folie op de voorruit

De originele voorruit van firefly heeft een goede thermische isolatie en blokkering van UV-straling. We raden af om er niet-originele folies op aan te brengen.

Als u toch een folie wilt aanbrengen, dient u te voorkomen dat er daarbij vloeistof in het gebied onder het instrumentenpaneel sijpelt. Hierdoor wordt er een storing in de elektrische componenten binnenin het instrumentenpaneel veroorzaakt.

Folie op de achterruit

De originele achterruit van firefly heeft een goede thermische isolatie en blokkering van UV-straling. We raden af om er niet-originele folies op aan te brengen.

Als u toch een folie op de achterruit wilt aanbrengen, let u goed op het volgende:
  • Verwijder het water zorgvuldig na het aanbrengen van de folie om hinderlijke schittering op de achterruit 's nachts te voorkomen.

  • Voorkom dat bij het aanbrengen overtollige vloeistof in het achterdeksel sijpelt omdat hierdoor een storing in het audiosysteem zal worden veroorzaakt.

Opgelet 对于车辆信号发射和接收区域,贴膜时应避开此区域,以防影响部分系统的正常工作。
  • Vermijd bij het aanbrengen van de folie de plaatsen waar de signalen worden gezonden en ontvangen om de normale werking van bepaalde systemen niet te hinderen.

  • Vermijd de eerste 3 uur na aanbrengen van de isolerende beschermfolie voor glazen daken blootstelling aan zonlicht. Ook mag u gedurende de eerste 24 uur de auto niet wassen en niet harder rijden dan 80 km/u.

  • Breng de ruit niet omlaag of omhoog en veeg de binnenkant van het glas niet krachtig af binnen 7 tot 10 dagen na het aanbrengen van de beschermingsfolie op de zijruiten.

  • Schakel binnen 30 dagen na aanbrengen van de beschermfolie op de achterruit de ontwasemingsfunctie van de achterruit niet in.

  • De beschermfolie op de achterruit kan van invloed zijn op de functie automatisch dimmen van de achteruitkijkspiegel.

  • Voorkom dat de folie wordt bekrast met een hard voorwerp tijdens dagelijks gebruik en tijdens het wassen van de auto.

Bandenspanning

Waarschuwing 使用胎压过低或过高的轮胎将会引发事故,造成人身伤亡。

Rijden met een te lage of te hoge bandenspanning kan ongevallen veroorzaken en tot letsel leiden.

Een veel te hoge of lage bandenspanning kan ongelijkmatige bandenslijtage veroorzaken, het rijgedrag nadelig beïnvloeden en het energieverbruik van de auto verhogen. Om de rijveiligheid te waarborgen, dient u de bandenspanning minstens één keer per maand en vóór lange ritten te controleren. Let er bij het controleren van de bandenspanning op dat de banden koud zijn (de temperatuur van de band moet gelijk zijn aan de omgevingstemperatuur, of de band moet na een rit 3 uur afkoelen). De aanbevolen koude-bandenspanning is aangegeven op het portierframe aan bestuurderskant. Als warme banden wordt gemeten, ligt de bandenspanning over het algemeen ongeveer 0,3 bar hoger dan bij koude banden.

GUM252308
De banden kunnen worden opgepompt met behulp van een luchtpomp:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg, trek een veiligheidshesje aan en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Neem de bandenpompslang die aan de onderkant van de luchtpomp zit eruit en sluit de slang aan op het ventiel van de band.

  3. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-aansluiting in de auto.

  4. Zorg ervoor dat de auto is ingeschakeld, zet de schakelaar van de luchtpomp aan en begin de banden op te pompen. Wanneer de bandenspanning het aanbevolen peil op de bandenspanningsmarkering bereikt, schakelt u de luchtpomp handmatig uit en ontkoppelt u deze van de 12V-aansluiting van de auto.

  5. Als u klaar bent met het oppompen, maakt u de bandenpompslang los van het ventiel van de band en bergt u alles op.

  6. Kalibreer de bandenspanning na het oppompen synchroon tot de standaardwaarde. Raadpleeg 'Bandspanningscontrolesysteem'.

Bandenspanningcontrolesysteem

De auto is voorzien van een indirect bandenspanningscontrolesysteem (iTPMS). Dit systeem gebruikt ABS/ESP-sensoren om de spectrale signaturen of afrolstraal van elk wiel te controleren. Zodra het een abnormale bandenspanning in een of meer banden detecteert, gaat het TPMS-waarschuwingslampje GUM247232 op het instrumentenpaneel aan om de locatie van de defecte band aan te geven en u eraan te herinneren zo snel mogelijk veilig te stoppen, de staat van de betreffende band te controleren en de band(en) indien nodig op de juiste spanning te brengen.

In de volgende gevallen kunnen de omtrek- of trillingseigenschappen van een band veranderen en een bandenspanningsalarm veroorzaken:

  • Bandenspanning te laag

  • Beschadigde bandenstructuur

  • Auto aan één kant belast

  • Overmatige belasting op voor- of achteraswielen (bijv. tijdens het trekken van een aanhanger, rijden in de bergen of afdalen)

  • Monteren van sneeuwkettingen

  • Vervangen door reservewiel

  • Vervangen door niet-originele velgen

  • Overmatige veranderingen in omgevingstemperatuur

U kunt viaGUM252943op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Mijn auto tikken om de rubriek Modelvariant van deze interface te bekijken. Als de bandenspanning te laag is of het TPMS niet goed werkt, zal het betreffende wiel op de modelvariant automatisch oplichten en specifieke storingsinformatie weergeven.

Veelvoorkomende reden voor oplichten van het TPMS-waarschuwingslampjeGUM247232 zijn onder meer:

  • TPMS-waarschuwingslampjeGUM247232 licht kort op en gaat uit: Het waarschuwingslampje wordt tijdens de zelfcontrole van het systeem bij het opstarten geactiveerd en geeft de normale boordstatus aan.

  • TPMS-waarschuwingslampjeGUM247232 blijft AAN. Dit betekent dat de bandenspanning van de auto abnormaal is of snel weglekt. Neem onmiddellijk snelheid terug en vermijd agressief sturen/remmen. Stop zo snel als veilig mogelijk is.

    • Controleer na het stoppen alle wielen op uitwendige beschadigingen of vreemde voorwerpen en controleer de spanning van elke band.

    • Als de bandenspanning kan worden hersteld of de juiste band ter plekke kan worden vervangen, voer danBandenspanningskalibratie op het middendisplay uit, initialiseer het systeem opnieuw en wis het alarm.

    • Als reparatie ter plekke niet mogelijk is maar het lek klein is, rij dan voorzichtig met verminderde snelheid naar het dichtstbijzijnde firefly-servicecentrum.

    • Als de auto onbestuurbaar wordt, neem dan onmiddellijk contact op met de firefly-service voor noodhulp.

  • TPMS-waarschuwingslampjeGUM247232 knippert gedurende 75 seconden en blijft dan AAN: Het TPMS is defect of is tijdelijk niet beschikbaar.

    • Als de bandenspanning normaal is, kunt u enkele minuten rustig op gewone wegen rijden (met de nodige voorzichtigheid) om te controleren of het TPMS zich herstelt.

    • Als het systeem niet is hersteld, parkeer de auto dan veilig, vergrendel deze en wacht enkele minuten voordat u deze ontgrendelt en opnieuw start om de zelfcontrolecyclus te voltooien en het systeemherstel te controleren.

    • Als het TPMS-waarschuwingslampje na de zelfcontrole blijft knipperen en AAN blijft, neem dan onmiddellijk contact op met de firefly-service.

Bandenspanning kalibreren

Na vervangen van de banden of oppompen van de banden tot de standaardbandenspanning, laat u de auto 60 seconden stationair lopen of schakelt u de motor uit en weer in. Ga vervolgens via GUM252943 op het middendisplay naar de interface Instellingen en tik op Mijn auto > Onderhoud > Bandenspanning kalibreren om het TPMS terug te zetten.

Na het terugzetten van het TPMS wordt het systeemalarm gewist en leert het systeem de spanningsgegevens tijdens langzaam rijden opnieuw in.

Het TPMS moet worden gekalibreerd na de volgende wijzigingen:

  • Aanpassen van de bandenspanning van een of meer banden

  • Vervangen (roteren) van een band

  • Dynamisch balanceren van wielen

  • Technische aanpassingen chassis

  • Vervangen van de regelmodule carrosserie (BCM)

  • Veranderingen in omgevingstemperatuur van meer dan 40 °C sinds de laatste kalibratie

Waarschuwing 胎压监测系统2-FY
  • Een verkeerde of te lage bandenspanning kan een defecte band, verlies van controle over de auto en ongevallen veroorzaken en mogelijk leiden tot letsel of dodelijke ongevallen.

  • Als het waarschuwingslampje gaat branden, vermindert u onmiddellijk de snelheid, vermijdt u scherpe bochten en een noodstop, en stopt u zo snel mogelijk om de bandenspanning te controleren. Als u hiermee blijft doorrijden, kan dit leiden tot pech onderweg, waardoor een ongeval en letsel kan worden veroorzaakt.

  • Negeer de waarschuwingslampjes en tekstberichten niet. Stop onmiddellijk zodra de wegomstandigheden dit toelaten en het veilig is.

  • De bestuurder is ten alle tijde verantwoordelijk voor een correcte bandenspanning en moet daarom regelmatig de bandenspanning controleren, bij voorkeur vóór lange ritten.

  • De bandenspanning moet voldoen aan de vereisten. Langdurig rijden met hoge snelheden en een te lage bandenspanning verergert doorbuigen van de band of oververhitting, wat kan leiden tot het loslaten van het loopvlak of een klapband.

  • In bepaalde rijsituaties, zoals tijdens agressief rijden, in koude seizoenen of in koude gebieden, of op wegen die niet vlak zijn, gaan de waarschuwingslampjes mogelijk niet onmiddellijk of helemaal niet branden.

Opgelet 胎压监测系统1-FY
  • Het resetten van het TPMS is geen vervanging voor periodiek onderhoud van de banden, en mag ook niet worden gebruikt als aanduiding van de bandenspanning tijdens het oppompen. Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ten alle tijde ervoor te zorgen dat de bandenspanning correct is, zelfs als het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) nog geen waarschuwing wegens lage bandenspanning weergeeft.

  • Als na het vervangen van een band een foutieve waarschuwing wegens een te lage bandenspanning wordt gegeven, reset u eerst het TPMS. Als de waarschuwing niet uitgaat, neemt u contact op met het servicecentrum van firefly.

  • Het TPMS is gebaseerd op de temperatuur van de band en de omgevingstemperatuur. Op grote hoogte of in gebieden waar het koud is, kan het nodig zijn om de banden op een iets hogere spanning te brengen om de waarschuwing voor te lage bandenspanning op te heffen.

  • Tijdens het rijden met sneeuwkettingen kan het TPMS een onterecht waarschuwingsbericht weergeven of een bericht wegens een te lage bandenspanning niet weergeven.

  • Als een of meer banden door invloeden van buitenaf kapot gaan, kan het TPMS mogelijk niet op tijd waarschuwen.

  • Als u standaard- of optionele banden monteert die niet door firefly worden aanbevolen, kan het bandenspanningscontrolesysteem (TPMS) een vals alarm genereren. Neem contact op met het servicecentrum van firefly voor de aanbevolen standaard- of optionele bandenmodellen.

  • Door langdurig rijden op een oneffen ondergrond of agressief rijgedrag kan het TPMS een vals alarm genereren.

  • Als de bandenspanningskalibratie niet correct is ingesteld (de bandenspanning moet worden gereset nadat de bandenspanning is aangepast, de band is vervangen, de schokdemper is vervangen enz.), kan het TPMS een vals alarm genereren.

  • Het TPMS kan ook stoppen met werken in het geval van een storing van het elektronische stabiliteitscontrolesysteem.

AutoSocks

De auto is niet uitgerust met AutoSocks, maar u kunt ze apart kopen en naar behoefte gebruiken. Let bij het gebruik van AutoSocks op het volgende:
  • Ongeschikte AutoSocks kunnen de banden, de velgen en het remsysteem van de auto beschadigen. Controleer zorgvuldig de specificaties van de originele banden en raadpleeg de instructies van de fabrikant voor het juiste gebruik van de AutoSocks. AutoSocks zijn geschikt voor alle vier de wielen van de auto.

  • AutoSocks zijn alleen bedoeld voor gebruik op verijzelde of besneeuwde wegen. Verwijder ze onmiddellijk bij het rijden op droge wegen (zoals asfalt, beton, aarde enz.). AutoSocks moeten worden verwijderd wanneer de auto geparkeerd staat.

  • Wanneer u met de auto met AutoSocks wegrijdt, kunnen er door de grotere grip van AutoSocks sneeuw- en ijsdeeltjes op de grond worden rondgeslingerd, dus zorg dat er niemand erachter staat.

  • Wanneer u AutoSocks gebruikt, hoeft u het voor de auto specifieke elektronische stabiliteitssysteem niet uit te schakelen.

  • Na het omdoen van AutoSocks mag de rijsnelheid van de auto niet hoger zijn dan 50 km/u. Vermijd tegelijkertijd buitensporige handelingen zoals krachtig accelereren, krachtig remmen, scherpe bochten enz, anders is de kans groot dat de AutoSocks beschadigd raken.

  • Als er na het omdoen van AutoSocks abnormale geluiden tijdens het rijden worden waargenomen, parkeer dan op een veilige plaats en controleer of de AutoSocks correct zijn aangebracht, waarbij de veiligheid van het personeel wordt gewaarborgd.

  • Wanneer de zwarte vezels onder het witte wegcontactoppervlak van de AutoSocks komen bloot te liggen, stop dan met het gebruik ervan en vervang ze door een nieuwe set AutoSocks.

  • AutoSocks zijn geen directe vervanging voor winterbanden.

  • Droog de AutoSocks na gebruik af en plaats ze in de originele verpakking op een droge plaats. Het materiaal van AutoSocks is gemakkelijk in gebruik en kan op kamertemperatuur worden gewassen, zodat de stof die met de weg in contact komt schoon blijft, ze mogen niet worden gestreken.

Seizoensbanden

Zomerbanden

De auto wordt geleverd met zomerbanden. Het wordt aanbevolen om winterbanden op uw auto te monteren als de omgevingstemperatuur lager is dan 7 °C. Extreem lage temperaturen onder -15 °C kunnen permanente schade veroorzaken aan zomerbanden.

Het rubber van zomerbanden wordt hard bij lage omgevingstemperaturen, wat tot de volgende situaties kan leiden:

  • De grip van de band is aanzienlijk minder (merkbaar op droge/gladde wegen).

  • De gevoeligheid van de respons van de rijeigenschappen van de auto neemt af.

  • Rolgeluiden kunnen de eerste paar kilometer hoorbaar zijn totdat de banden zijn opgewarmd.

  • De impactweerstand van de band neemt af.

Winterbanden

Bij lage temperaturen of op bevroren wegen adviseren wij u winterbanden te gebruiken. Het unieke profielontwerp kan de tractie op bevroren wegen verbeteren. Om de veiligheid te waarborgen tijdens het rijden met winterbanden, let u op het volgende:

  • Gebruik op alle wielen winterbanden van dezelfde maat, hetzelfde merk, dezelfde constructie en hetzelfde profiel om veilig rijeigenschappen te garanderen.

  • Wanneer de auto is uitgerust met banden die niet door firefly als standaard of optioneel zijn gespecificeerd, kan het bandenspanningscontrolesysteem een vals alarm genereren. Neem contact op met het servicecentrum van firefly voor de gespecificeerde standaard- of optionele bandenmodellen.

  • Kalibreer de bandenspanning op de standaardwaarde wanneer u de banden verwisselt. Raadpleeg "Bandenspanningscontrolesysteem".

  • Het wordt aanbevolen om de banden elk jaar voor de winter te controleren.

Opgelet 冬季胎
  • Wanneer de maximale snelheidsindex van banden wordt overschreden, raken ze beschadigd. Hierdoor kunnen de banden barsten. Houd u altijd aan de maximale snelheidsindex van de banden.

  • Winterbanden met een profieldiepte van minder dan 4 mm moeten onmiddellijk worden vervangen. Deze banden zijn niet langer geschikt voor gebruik in de winter omdat ze onvoldoende tractie bieden. Hierdoor kunt u de controle over de auto verliezen en een ongeval krijgen.

Sneeuwkettingen

De auto is niet uitgerust met sneeuwkettingen, maar deze kunnen worden gekocht voor gebruik op de auto. Let bij het gebruik van sneeuwkettingen op het volgende:
  • Ongeschikte sneeuwkettingen kunnen de banden, de velgen en het remsysteem van de auto beschadigen. Controleer zorgvuldig de specificaties van de originele banden en raadpleeg de instructies van de fabrikant voor het juiste gebruik van de sneeuwkettingen. Alleen de originele achterbanden zijn geschikt voor sneeuwkettingen.

  • De rijsnelheid mag niet hoger zijn dan 50 km/u of de lagere maximumsnelheid die is opgegeven door de fabrikant van de sneeuwkettingen.

  • Rijd voorzichtig en vermijd obstakels op de weg, kuilen, scherpe bochten en blokkerende wielen omdat deze factoren een negatieve invloed kunnen hebben op de auto.

  • Om schade aan de banden en overmatige slijtage van de sneeuwkettingen te voorkomen, moeten deze worden verwijderd wanneer u op wegen rijdt die niet met sneeuw bedekt zijn.

Opgelet 防滑链条-FY
  • Als de auto is uitgerust met wieldoppen, moeten deze worden verwijderd voordat de sneeuwkettingen worden gemonteerd, zie "Een band vervangen".

  • Het gebruik van sneeuwkettingen met een dikte van meer dan 9 mm of het gebruik van sneeuwkettingen op banden met andere specificaties kan de betreffende systemen van de auto beschadigen.

  • Gebruik geen sneeuwkettingen om de voorbanden.

  • Monteer de sneeuwkettingen niet door de banden leeg te laten lopen. Na het weer oppompen kunnen de sneeuwkettingen te strak zitten, waardoor de band beschadigd raakt.

  • Verzeker u ervan dat de sneeuwkettingen de ophangingscomponenten of remleidingen van de auto niet raken. Als u een abnormaal geluid hoort vanaf de sneeuwkettingen, stopt u onmiddellijk om dit te controleren.

  • Wanneer u rijdt met de sneeuwkettingen gemonteerd, kan het bandenspanningscontrolesysteem foutieve waarschuwingsberichten weergeven of geen waarschuwing wegens lage bandenspanning weergeven, en moet de bandenspanning worden gekalibreerd synchroon met de standaardwaarde. Raadpleeg "Bandenspanningscontrolesysteem".

Bandenreparatie

Waarschuwing 若在轮胎穿刺漏气的情形下继续行驶车辆,容易发生爆胎事故,危及人身安全。
  • Als u blijft doorrijden met een lekke band, kan de band scheuren en letsel veroorzaken.

  • Houd het bandenafdichtmiddel uit de buurt van de huid en ogen. Bewaar het buiten bereik van kinderen. Vonken, open vuur en roken zijn verboden tijdens het gebruik van het bandenafdichtmiddel.

  • Als het bandenafdichtmiddel in aanraking komt met de huid of ogen, spoelt u onmiddellijk het getroffen gebied grondig met veel water. Trek onmiddellijk de vervuilde kleding uit. In het geval van een allergische reactie, roept u onmiddellijk medische hulp in. Als bandenafdichtmiddel is ingeslikt, spoelt u onmiddellijk uw mond grondig en drinkt u veel water. Probeer niet te braken.

Opgelet 使用补胎液前,请查看补胎液罐上标示的有效期,确保在有效期内使用。 -FY
  • Voordat u het bandenafdichtmiddel gebruikt, controleert u de houdbaarheidsdatum die op de verpakking staat.

  • Wanneer de diameter van het lek minder dan 6 mm groot is, adviseren we om het voorwerp te verwijderen en de band te repareren. Als de diameter van het lek groter is dan 6 mm of als de band ernstig beschadigd is, neemt u onmiddellijk contact op met het servicecentrum van firefly om de band te laten vervangen. Blijf in dergelijke gevallen niet doorrijden.

  • Als u het voorwerp niet verwijdert en de band repareert, kan de band tijdens het rijden abnormale geluiden produceren, en kan er tijdens het rijden van lange afstanden zelfs lucht uit lekken.

Opmerking 车辆寸轮胎为自修补轮胎,在穿刺宽度小于 5 mm,中控屏显示胎压正常的情况下仍可在一定速度范围内(120 km/h)继续行驶。但自修补轮胎不能作为永久补胎措施,若发现轮胎扎钉或受损严重时,请及时联系蔚来汽车服务中心进行轮胎检查或更换。FY
  • Probeer ervoor te zorgen dat bij het repareren van de band het lek aan de bovenkant van de band zit.

  • Alleen het profielvlak van de band kan met bandenafdichtmiddel worden gerepareerd.

Parkeer de auto op een vlak, verhard wegdek en schakel de parkeerstand (P) in. Zorg bij druk of fileverkeer voor voldoende afstand. Trek uw veiligheidshesje aan, stel de gevarendriehoek op en schakel de alarmknipperlichten in. Gebruik nu het bandenafdichtmiddel en de bandenpomp uit de voertuiggereedschapsset om de band te repareren:
  1. Parkeer de auto op een veilige weg en zet de gevarendriehoek op een geschikte plek.

  2. Open in de bagageruimte achterin de afdekking van de voertuiggereedschapsset en neem de bus afdichtmiddel en de bandenpomp eruit.

  3. Haal de sticker met de maximumsnelheid van de bus bandenafdichtmiddel en breng hem aan op het stuurwiel. Zo vergeet u niet dat u met de gerepareerde band niet harder dan 80 km/u mag rijden.

  4. Verbind de bus afdichtmiddel met het wiel: verwijder het ventieldopje vanaf het ventiel en sluit de vulslang aan op het ventiel van de band.

  5. Sluit de stekker van de bandenpomp aan op de 12V-aansluiting in de auto.

  6. Zorg ervoor dat de auto is ingeschakeld, schakel de bandenpomp in en begin het afdichtmiddel in de band te spuiten. Houd de drukmeter in de gaten en zet deze uit wanneer de wijzer ≥2,2 bar bereikt (wat ongeveer 5 tot 10 minuten duurt). Zet de bandenpomp uit en trek de stekker uit de 12V-aansluiting.

    Opmerking 充气泵开始工作时,胎压指针可能会短暂最高指示至6bar, 随后压力恢复正常。

    Wanneer de luchtpomp werkt, kan de bandenspanningsindicator kortstondig de maximumwaarde van 6 bar aangeven en vervolgens terugzakken en de juiste bandenspanning aangeven.

  7. Maak de vulslang los van het ventiel van de band, en berg alles op.

  8. Rijd 3 tot 10 km (ongeveer 5 tot 10 minuten) langzamer dan 80 km/u om het afdichtmiddel gelijkmatig in de band te verdelen en het lek te dichten.

  9. Parkeer de auto op een veilige weg, zet de gevarendriehoek op een geschikte plek en controleer de bandenspanningsgegevens op het middendisplay. U kunt voortrijden als de bandenspanning ≥2,2 bar is. Pomp de band op tot ≥2,2 bar als de bandenspanning te laag is, en rijd 3 tot 10 km (of ongeveer 5 tot 10 minuten) met de auto, langzamer dan 80 km/u. Controleer de bandenspanning opnieuw. Als de bandenspanning nog steeds lager is dan 2,2 bar, dan betekent dit dat de band ernstig beschadigd is en dat het afdichtmiddel het lek niet kan dichten. Parkeer de auto op een veilige plaats en neem onmiddellijk contact op met firefly.

Opgelet 若修补轮胎过程中胎压在12分钟内一直无法达到绿色区域,说明破损严重请将车辆安全停靠后呼叫救援FY
  • Als de bandenspanning niet binnen 12 minuten op het aangegeven bereik komt wanneer de band wordt gerepareerd, is de band ernstig beschadigd. Parkeer de auto op een veilige plek en schakel pechhulp in.

  • Een reparatie met bandafdichtmiddel is slechts een tijdelijke oplossing in noodgevallen. Na het repareren van de band kunt u tot 200 km of maximaal 3 dagen blijven rijden. Ga zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde werkplaats om de band te laten repareren en het bandafdichtmiddel te laten verwijderen.

  • Neem contact op met het servicecentrum van firefly om de bandenpompslang-eenheid te laten vervangen nadat de band met het afdichtmiddel is vervangen.

Een band vervangen

Wanneer u door een ernstig luchtlek niet verder kunt rijden, parkeer dan op een vlakke, stevige ondergrond uit de buurt van het verkeer, schakel de Parkeerstand (P) in, trek een veiligheidsvest aan, plaats een gevarendriehoek, schakel de alarmknipperlichten in en neem contact op met de firefly-service om de band te laten vervangen.

Waarschuwing 更换轮胎时需选用与原车轮胎规格相同的新轮胎,选用规格不一致的轮胎将可能影响车辆操纵性而导致车辆失去控制。
  • Bij het vervangen van banden moet u nieuwe banden kiezen van dezelfde maat, hetzelfde merk, dezelfde constructie en hetzelfde profiel als de originele autobanden. Als banden met andere specificaties worden gebruikt, kan de wendbaarheid van de auto worden beïnvloed en leiden tot verlies van controle over de auto.

  • Rijd niet met banden die ouder zijn dan 6 jaar. Zelfs als de profieldiepte meer is dan het minimum, moeten ze worden vervangen.

  • Bij het monteren van asymmetrische banden verzekert u zich ervan dat de nieuwe banden correct op de velg worden gemonteerd met de zijkant van de band naar buiten gericht. De zijkant van de band is gemarkeerd met het woord "OUTSIDE".

  • Krik de auto niet omhoog als er mensen in zitten.

  • Gebruik geen krik om de auto omhoog te krikken op een af- of oplopende ondergrond of wanneer de ondergrond naar beide kanten afloopt.

  • Krik de auto alleen omhoog op de kriksteunpunten aan de onderkant van de auto.

  • Wanneer u een krik gebruikt om een auto omhoog te krikken, plaatst u geen voorwerpen op of onder de krik.

  • Als u een krik gebruikt om de auto omhoog te krikken voor het vervangen van een band, plaatst u geen lichaamsdelen onder de opgekrikte auto omdat dit letsel kan veroorzaken.

  • De krik mag alleen worden gebruikt om de auto omhoog te krikken voor het vervangen van een band.

Opmerking 轮毂盖禁止拆卸_说明

Sommige modellen zijn uitgerust met wieldoppen aan de buitenkant van de wielen, die de luchtweerstand en het energieverbruik effectief kunnen verminderen en tegelijkertijd de wielen en asuiteinden beschermen. Verwijder ze alleen als dit nodig is.

Een band vervangen:
  1. Leg de voorgeschreven krik en het reservewiel met de juiste maat klaar voor het vervangen.

    Opgelet 更换轮胎时,建议同时更换TR414型号气门嘴。

    Bij het vervangen van banden wordt het aanbevolen om tegelijkertijd het ventiel te vervangen (dit moet het originele model zijn).

  2. Leg een blok diagonaal tegenover de lekke band om in beweging zetten van de auto te voorkomen.

  3. Naafdop verwijderen:
    • Bij naafdoppen met een lage luchtweerstand pakt u ze stevig met beide handen vast en trekt u ze naar buiten, waarna u een wielsleutel gebruikt om de wielmoeren linksom los te draaien.

    • Gebruik voor centrale naaf- of moerdoppen de meegeleverde verwijderingshaak om ze los te maken voordat u de wielmoeren linksom met een wielsleutel losdraait.

      GUM252314
  4. Plaats de krik op de af fabriek gespecificeerde hefpunten.

    GUM251427
    Waarschuwing 确认将千斤顶设置在正确的顶起点上,不正确的顶起点将损坏车辆或导致车辆从千斤顶上滑落并造成人员受伤。

    Verzeker u ervan dat u de krik op de juiste kriksteunpunten plaatst. Als u niet de juiste kriksteunpunten gebruikt, kan de auto beschadigd raken of van de krik afglijden, wat tot persoonlijk letsel kan leiden.

  5. Krik de auto op tot de hoogte voor het aanbrengen van het reservewiel. Wanneer de krik contact maakt met de auto en begint te heffen, controleer dan opnieuw de positie ten opzichte van de fabrieksspecificaties.

    GUM252315
  6. Verwijder de wielmoeren en vervang het wiel. Zorg bij het monteren van het wiel dat de moeren zijn uitgelijnd met de tapeinden en volledig op de conische vlakken zitten. Haal kruislings stapsgewijs rechtsom aan.

  7. Laat na het erop draaien van de wielmoeren de auto met de krik zakken en haal de moeren kruislings rechtsom aan. Haal ten slotte alle moeren met het juiste aanhaalkoppel volgens de specificaties met een momentsleutel aan.

  8. Controleer en corrigeer de spanning van de vervangen band volgens de specificaties en breng vervolgens de ventieldop weer aan.

  9. Naafdop aanbrengen:
    • Voor naafdoppen met een lage luchtweerstand lijnt u het ventielgat uit met dat van het wiel en drukt u vervolgens stevig langs de omtrek van de clips totdat ze volledig vastzitten voordat u het middelste gedeelte vastzet.

    • Bij centrale naafdoppen lijnt u de bevestigingspennen uit met de wielsleuven en drukt u ze stevig aan totdat ze volledig vastklikken.

    • Bij kleine naaf- en moerdoppen lijnt u ze nauwkeurig uit en drukt u ze stevig aan totdat ze erop zitten.

    Waarschuwing 为防止车轮饰盖掉落,驾驶前请确保其已完全固定。

    Verzeker u ervan dat de wieldoppen stevig vastzitten voordat u gaat rijden om te voorkomen dat ze eraf vallen.

  10. Berg alle gereedschappen, de krik en de lekke band op.

  11. Wanneer de auto met standaard- of optionele banden zonder firefly is uitgerust, kan dit valse alarmen van het bandenspanningscontrolesysteem veroorzaken. Neem contact op met het servicecentrum van firefly voor het aanbevolen standaard- of optionele bandenmodel. Bij het verwisselen van banden moet u tegelijkertijd de bandenspanning op de standaardwaarde kalibreren. Raadpleeg "Bandenspanningscontrolesysteem".

Specificaties van de auto

GUM254050

Item

Parameters

Lengte A (mm)

4003

Breedte B (mm) (zonder buitenspiegels)

1781

Hoogte C (mm)

1557

Wielbasis D (mm)

2615

Spoorbreedte voor E (mm)

1533

Spoorbreedte achter F (mm)

1540

Voorwielophanging G (mm)

680

Achterwielophanging H (mm)

708

Minimale bodemvrijheid (mm)

142

Rijmodus

4×2

Topsnelheid (km/u)

150

Maximaal klimvermogen

30%

Benaderingshoek (º)

22

Vertrekhoek (º)

26

Aantal zitplaatsen

5

Specificaties massa

Item

Waarde

Leverbare uitvoeringen

Hoofdmenu

Hoog

Massa van de auto in rijklare toestand (incl. koelvloeistof, olie, brandstof, gereedschap, reservewiel en bestuurder)(kg)

1542

1567

Verdeling van deze massa over de assen (kg)

Vooras:

746

757

Achteras:

796

810

Technisch toegestane maximale massa zoals vermeld door de fabrikant (kg)

1858

1875

Verdeling van deze massa over de assen (kg)

Vooras:

821

829

Achteras:

1037

1046

Technisch toegestane maximale massa op elke as (kg)

Vooras:

821

829

Achteras:

1037

1046

Parameters voor de motor

Item

Waarde

Aandrijfmotortype

Synchrone driefasemotor met permanente magneet

Aandrijfmotormodel

TZ160S010

Nominaal vermogen/koppel/bedrijfstoerental aandrijfmotor (kW / N-m / omw/min)

30/75/4000

Piekvermogen/koppel/bedrijfstoerental aandrijfmotor (kW / N-m / omw/min)

105/205/15500

Specificaties voor de remmen en ophanging

Item

Waarde

Dikte van remblok (mm)

Voor

Achter

Nieuw: 9

Gebruiksbeperkingen: 3

Nieuw: 8

Gebruiksbeperkingen: 2

Dikte van remschijf (mm)

Voor

Achter

Nieuw: 26

Gebruiksbeperkingen: 24

Nieuw: 12

Gebruiksbeperkingen: 11

Specificaties velgen en banden

Item

Parameters

Specificaties

215/50R18 92T

Bandenspanning (bar)

2,5

Wielvlucht voorwiel

-0,33° ±0,67°

Sporingshoek voorwiel (per wiel)

0,08° ±0,05°

Naspoorhoek fuseepen

5,53° ±0,5°

Wielvlucht achterwiel

-0,74° ±0,5°

Sporingshoek achterwiel (per wiel)

0,17° ±0,08°

Aanhaalkoppel wielmoeren (N·m)

130

Opmerking: De bandenspecificaties zijn afhankelijk van de feitelijke voertuigconfiguratie.

Opgelet 为确保行车安全,车轮螺母建议拆装 20 次后进行更换。

Om de rijveiligheid te garanderen, wordt geadviseerd de wielmoeren te vervangen nadat deze 20 keer zijn verwijderd en gemonteerd.

Markeringen op de banden

Alle identificatiekenmerken en eigenschappen van de band staan op de wang ervan.

GUM254051
  1. Bandenmerk

    Bandenmerken zijn zoals geconfigureerd op de huidige auto.

  2. Toelaatbare maximale belasting en maximale bandenspanning van de band (niet voor normaal rijden)

  3. Bandenspecificaties

    Bijvoorbeeld: 215/50R18 geeft een nominale bandsectiebreedte van 215 millimeter, een hoogte/breedteverhouding van 50, waarbij R voor de radiale constructie van de band staat, en een wieldiameter van 18 inch aan.

    De belastingsindex geeft de draagcapaciteit van de band aan, terwijl het snelheidssymbool de maximale langdurige nominale snelheid aangeeft:

    Belastingindex

    Draagcapaciteit (kg)

    Belastingindex

    Draagcapaciteit (kg)

    92

    630

    101

    825

    93

    650

    102

    850

    94

    670

    103

    875

    95

    690

    104

    900

    96

    710

    105

    925

    97

    730

    106

    950

    98

    750

    107

    975

    99

    775

    108

    1000

    100

    800

    109

    1030

    Snelheidssymbool

    Maximale onderhoudssnelheid (km/u)

    Snelheidssymbool

    Maximale onderhoudssnelheid (km/u)

    P

    150

    U

    200

    Q

    160

    H

    210

    R

    170

    V

    240

    S

    180

    W

    270

    T

    190

    Y

    300

  4. DOT-bandidentificatienummer

    Het nummer dat met 'DOT' begint, bestaat uit drie delen: de eerste 3 cijfers/letters geven de fabriekscode van de fabrikant aan, de volgende 6 cijfers/letters specificeren de bandenspecificaties, het loopvlakpatroon en het merk, terwijl de laatste 4 cijfers het jaar en de week van productie aangeven. Zo staat 1721 voor de 17e week van 2021. Deze informatie wordt gebruikt om contact op te nemen met consumenten wanneer bandendefecten een terugroepactie vereisen.

Parameters hoogspanningsaccu

Item

Waarde

Cel van hoogspanningsaccuType

Lithiumijzerfosfaataccu

Nominale spanning (V)

3,2

Nominale capaciteit (Ah)

116

HoogspanningsaccupakketsysteemNominale spanning (V)

358,4

Nominale capaciteit (Ah)

117,5

l x b x h (mm)

1498*1244*128

Aantal cellen in accupakket

112

Gewicht van accupakket (kg)

314

Aanbevolen vloeistoffen en hoeveelheden

Item

Specificaties

Hoeveelheid

Remvloeistof

DOT4

0,75L

Koelvloeistof

Koelvloeistof voor tot -40 °C met laag geleidingsvermogen

8,1 l

Koelmiddel

R-1234yf (tetrafluorpropyleen)*

400 ±20 g

Ruitensproeiervloeistof

Op ethanolbasis, vriespunt < -30 °C

2,96 l

Versnellingsbakolie

Castrol BOT350M3

0,8 l

Opmerking*: Controleer voordat u koelmiddel toevoegt zorgvuldig het etiket van het aircokoelmiddel om er zeker van te zijn dat het type met de vereisten van de auto overeenkomt. Vermeng nooit verschillende soorten koelmiddel.

De gevarendriehoek opstellen

In geval van nood moet u de auto voorzichtig naar een veilige plaats rijden. Gebruik het rempedaal om de auto helemaal tot stilstand te brengen, zet de auto in de Parkeerstand (P) en schakel de alarmknipperlichten op het dak in om andere bestuurders en voorbijgangers te waarschuwen.

GUM254052

Open het dashboardkastje aan passagierskant om het reflecterende vest eruit te halen en aan te trekken. Open vervolgens het deksel onder het opbergvak achterbak, waar u de gereedschapskist van de auto kunt zien. Haal de gevarendriehoek tevoorschijn en zet deze op voldoende afstand achter de auto.

GUM254053GUM254054

Opstellen van de gevarendriehoek:

GUM254055
  1. Klap de steun onder de driehoek uit.

  2. Klap de zijkanten van de driehoek uit.

  3. Maak de drukknop aan de bovenkant van de driehoek vast.

Opgelet 打开支撑脚过程中请注意安全,避免划伤。

Wees voorzichtig en voorkom krassen bij het openen van de steunen.

De pechhulpdienst bellen

In geval van ongelukken zoals een aanrijding, wateroverlast, brand in een hoogspanningsaccu enz. dient u na het plaatsen van de waarschuwingsborden de auto zo snel mogelijk te verlaten terwijl u de veiligheid van de omgeving waarborgt en een veilige afstand aanhoudt (meer dan 15 meter) en hulp inroept.

Waarschuwing 如遇电池起火风险,车辆将自动切断动力,仪表及中控屏将弹出警示信息,请您尽快驶离危险地带后停车(如高速快车道),而后立即离开车辆并呼叫救援。

Als er voor de hoogspanningsaccu brandgevaar bestaat, zal de auto automatisch de stroom uitschakelen en wordt er een waarschuwingsbericht weergegeven op het digitale instrumentenpaneel en het middendisplay. Verlaat het voertuig onmiddellijk en bel voor hulp nadat u zich ervan hebt verzekerd dat de omgeving veilig is.

Wanneer de auto is verbonden met het netwerk, kunt u op de volgende manieren met de wegenwacht in contact komen:

  • U kunt bellen door op de noodoproepknop (SOS) op het dak te drukken. U kunt het gesprek binnen 5 seconden na begin van het gesprek via het middendisplay annuleren.

    GUM254056
  • In bepaalde landen en regio's kunt u viaGUM254057 op het middendisplay naar de interface Instellingen gaan en op Algemeen > Privacy en beveiliging > TPS eCall/PSAP eCall tikken om rechtstreeks de wegenwacht te bellen.

Opmerking 车辆在连接网络状态下,当发生事故且安全气囊弹出时,车辆将自动呼叫救援,为您的生命安全护航。

Als uw auto is verbonden met het netwerk en een ongeval zich voordoet waarbij de airbag of de gordelspanner wordt geactiveerd, roept uw auto automatisch de hulpdiensten op om u tegen gevaar te beschermen.

Het eCall-systeem dat in verbinding staat met 112 (PSAP)

Overzicht

Het eCall-systeem dat in verbinding staat met 112 (PSAP) is verplicht voor nieuwe modelvarianten in alle EU-landen. Bij een ernstig ongeval kan het eCall-systeem automatisch via een audioverbinding contact leggen met een geschikte alarmcentrale als het veiligheidssysteem van de auto wordt geactiveerd, of handmatig als u op de knop SOS in de dak hemel drukt.

Standaard is het eCall-systeem dat in verbinding staat met 112 in de auto geactiveerd. Het wordt automatisch geactiveerd als bij een ernstig ongeval het activeringsniveau voor de gordelspanners of airbags wordt bereikt. Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding kan waar nodig ook handmatig worden geactiveerd. Om de eCall handmatig te activeren, drukt u langer dan 2 seconden op de SOS-knop op de dakconsole, laat u de knop binnen 10 seconden los en tikt u ter bevestiging op het middendisplay. De handmatige activering is ontworpen om onbedoelde bediening te voorkomen. Om de oproep te beëindigen, annuleert u deze op het middendisplay binnen 5 seconden nadat u voor het eerst op de SOS-knop hebt gedrukt.

Bij een kritische systeemstoring kan het eCall-boordsysteem met 112-verbinding van de auto mogelijk niet goed werken. De achtergrondverlichting van de knop SOS geeft de status van de noodoproep aan. Als het lampje groen brandt, werkt het eCall-systeem goed; als het groen knippert, is er een noodoproep bezig; als het rood knippert, is een kleine storing in het eCall-systeem, maar kan het nog altijd worden geactiveerd; als het rood brandt, is er een grote storing in het eCall-systeem en kan het systeem niet worden geactiveerd. In dat geval ziet u ook een storingsmelding op het middendisplay en moet u indien nodig contact opnemen met firefly.

Gegevensverwerking

Het verwerken van persoonsgegevens via het eCall-boordsysteem met 112-verbinding wordt volgens de voorschriften voor gegevensbescherming van Richtlijnen 95/46/EG (1) en 2002/58/EG (2) van het Europese Parlement en de Raad uitgevoerd en is met name gebaseerd op de noodzaak om de essentiële belangen van de personen in overeenstemming met Artikel 7(d) van Richtlijn 95/46/EG (3) te beschermen. Verwerking van dergelijke gegevens is uitsluitend beperkt tot gebruik in verband met het verwerken van noodoproepen met het Europese noodnummer 112 in noodsituaties binnen de betekenis van Artikel 5(2) van Verordening (EU) 2015/758.

Soorten gegevens en ontvangers
Het eCall-systeem met 112-verbinding in de auto kan uitsluitend de volgende gegevens verzamelen en verwerken:
  • Voertuigidentificatienummer

  • Het type voertuig (personenauto)

  • Het type aandrijfsysteem van de auto (benzine/diesel/cng/lpg/elektrisch/waterstof)

  • De laatste drie locaties van de auto en rijrichting. De recentste locaties van de auto worden willekeurig geselecteerd, zodat het IVS niet traceerbaar is en niet constant wordt gevolgd.

  • Het geschatte aantal inzittenden

  • Het type botsing (voorkant, zijkant, achterkant enz.) en kantelen tijdens ernstige ongevallen

  • De veranderingen in rijsnelheid (Vx en Vy) na een ernstig ongeval. (Opmerking: De snelheidsverandering is de maximale snelheidsverandering in de X-as en Y-as binnen 250 ms na de botsing)

  • Het logbestand van de eCall-activering van het systeem en een tijdstempel

Ontvangers van de gegevens die door het eCall-systeem met 112-verbinding in de auto worden verwerkt, zijn de relevante alarmcentrales in het gebied waar de auto zich bevindt. De gegevens kunnen met anderen worden gedeeld, zoals politiebureaus, brandweerkazernes en ziekenhuizen, maar dat gebeurt alleen in noodgevallen.

Regelingen voor gegevensverwerking
Het eCall-boordsysteem met 112-verbinding werkt als volgt:
  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen zijn niet beschikbaar buiten het systeem voordat een eCall-oproep wordt geactiveerd.

  • Het systeem is niet traceerbaar en wordt niet continu gevolgd in de normale gebruiksstatus.

  • Gegevens die in het systeem worden opgeslagen, worden automatisch en continu verwijderd.

  • De locatiegegevens voor de auto worden continu overschreven in het interne geheugen van het systeem, zodat alleen de laatste drie actuele locaties van de auto noodzakelijk voor de normale werking van het systeem worden bewaard.

  • Het logbestand met activiteitsgegevens in het systeem wordt niet langer bewaard dan noodzakelijk voor het afhandelen van de noodoproep en in elk geval niet langer dan 13 uur nadat een noodoproep is geactiveerd.

Neem contact op met firefly voor hulp bij het uitoefenen van de rechten van gegevensonderwerpen en voor de instantie die verantwoordelijk is voor het afhandelen van toegangsrechten.

TPS eCall

TPS eCall is een door derden ondersteunde eCall-service met 112-verbinding in de EU. ARC Europe SA fungeert als de TPS-provider voor TPS eCall van firefly, en exploiteert de TPS eCall van firefly met een 24/7-beschikbaarheid.

Serviceproces

Het TPS eCall-systeem biedt gebruikers diensten in hun eigen taal aan op basis van de taal die in de auto is ingesteld. De TPS eCall-agent beoordeelt of het een echt noodgeval of loos alarm is voordat de relevante alarmcentrales worden gebeld en annuleert oproepen bij loos alarm om juridische risico's vanwege onnodig contact met alarmcentrales te voorkomen. Als zich een incident voordoet, kan de TPS-provider de oproep van de gebruiker doorsturen naar een pechhulpdienst of de gebruiker adviseren om contact op te nemen met zijn of haar verzekeringsmaatschappij als die pechhulp leveren. Als wordt beoordeeld dat het incident een aanrijding of noodgeval is, stuurt de TPS-provider de basisgegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale en wordt de afwikkeling van het incident gevolgd. Tijdens het ondersteuningsproces kunnen TPS-providers als tolk tussen gebruikers en plaatselijke pechhulpdiensten fungeren, zodat er geen taalbarrières in noodsituaties ontstaan.

Instellingen

TPS eCall kan door de hoofdgebruiker worden ingesteld via Instelling – Algemeen op de instellingenpagina van het ICS van de auto, en vervangt dan de voorgeschreven eCall. TPS eCall is de standaard ingestelde optie. Zodra de klant dit heeft ingesteld, wordt de keuze opgeslagen in het gebruikersprofiel.

Beëindigen

TPS eCall van firefly kan alleen door de TPS-provider worden beëindigd. Informeer de TPS-provider als de oproep per ongeluk is gemaakt; de TPS-provider zal de oproep voor u beëindigen.

Gegevensverwerking

De noodzakelijke gegevens over uw auto worden verzameld en naar het firefly TPS gezonden en vervolgens doorgestuurd naar de TPS-provider die het noodgeval zal afhandelen wanneer TPS eCall actief wordt geactiveerd door de bestuurder, door een aanrijding of door EDA.

Geüploade TPS eCall-gegevens worden 6 maanden opgeslagen, zodat firefly op het ongeval kan reageren en het kan afhandelen.

Soorten gegevens en ontvangers

Na contact met de bestuurder en passagiers stuurt de TPS-provider de noodzakelijke gegevens door naar de plaatselijke alarmcentrale in de plaatselijke taal zodat de bestuurder verder kan worden geholpen.

De TPS-provider mag alleen de volgende gegevens verzamelen en verwerken, en deze waar nodig doorsturen naar de plaatselijke alarmcentrale:
  • Service-informatie over het rijden

    • Type aanrijding (voor, zijkant, achter, enz.) en delta-snelheid (verandering in snelheid) (Vx en Vy).Opmerking: Delta Velocity verzamelt de verandering in snelheid elke 10 ms op de X-as en Y-as gedurende 250 ms na het incident.)

    • De laatste drie posities en rijrichting van de auto. De meest recente locatie van de auto wordt willekeurig gekozen om te zorgen dat IVS (Intelligent Vehicle System) niet kan worden getraceerd of aanhoudend kan worden gecontroleerd

    • Rijsnelheid

    • Type aandrijvingsopslag van de auto

    • Geactiveerde airbags (hoeveel airbags er na de aanrijding zijn geactiveerd)

    • Taal ingesteld op het middendisplay

    • Aantal passagiers

  • Contactgegevens

    • Naam gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

    • E-mailadres gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

    • Mobiel nummer gebruiker (optioneel, als de gebruiker is geregistreerd)

  • Basisinformatie over de auto

    • Merk/Model/Jaar/Carrosserietype/Kleur

De auto in een noodgeval van buitenaf ontgrendelen

12V-accu ontladen

Als de auto niet kan worden ontgrendeld en niet goed kan worden gestart omdat de 12V-accu ontladen of defect is, neem dan onmiddellijk contact op met de firefly-service.

Opgelet 车辆低压电池为锂离子电池,请勿使用外接电源给低压电池进行充电,避免损坏低压电池。
  • De 12V-accu van de auto is een lithiumionaccu. Wanneer de accu leeg is, mag u geen externe voeding aansluiten om de 12V-accu op te laden om beschadiging te voorkomen. Neem contact op met het servicecentrum van firefly als de 12V-accu onvoldoende voeding levert en professioneel gebruik van gespecialiseerd gereedschap vereist is.

  • Gebruik niet zelf de starthulp op deze auto of andere voertuigen om schade aan de 12V-accu te voorkomen.

Opmerking 正常情况下,车辆会通过高压动力电池为低压电池充电。若车辆放置一定时间后再启动,数字仪表显示的续航里程会减少,此属于正常现象。

Onder normale omstandigheden laadt de auto de 12V-accu op via de hoogspanningsaccu. Wanneer de auto wordt gestart nadat deze een bepaalde tijd niet is gebruikt, is het normaal dat het display van het digitale instrumentenpaneel een lager rijbereik aangeeft.

Spaarstand 12V-accu

Als het vermogen van de 12V-accu tot onder een bepaald niveau zakt, stopt deze met ontladen en wordt er nog wat restvermogen vastgehouden voor de volgende keer starten. De 12V-accu schakelt dan over naar een spaarstand. In dit geval is het mogelijk dat u de auto niet kunt ontgrendelen met de conventionele ontgrendelingsmethoden aan de buitenkant en kan de 12V-accu worden geactiveerd om stroom te leveren door de achterklepknop continu in te drukken (10 seconden ingedrukt houden en dan loslaten).

Druk nogmaals op de achterklepknop en de achterlichten van de auto blijven 2 seconden branden om u eraan te herinneren dat de stroomvoorziening van de auto werkt. U kunt de auto ontgrendelen door deze normaal aan de buitenkant te ontgrendelen en het bestuurdersportier te openen. Als de boordfuncties op dat moment weer normaal werken, laadt de hoogspanningsaccu de 12V-accu op.

Opgelet 若低压电池被唤醒供电后,车辆功能仍存在故障,致使低压电池无法进行补电,车辆会再次进入断电模式。请立即联系FY服务中心,避免反复尝试唤醒低压电池,进而导致低压电池寿命衰减甚至损坏。

Als de 12V-accu is gewekt om voeding te leveren, maar de functies van de auto niet werken en verhinderen dat de 12V-accu wordt opgeladen, wordt de auto na 2 minuten weer in de uitschakelmodus gezet. Neem onmiddellijk contact op met het servicecentrum van firefly om te voorkomen dat herhaalde pogingen worden gedaan om de 12V-accu te wekken, waardoor de levensduur van de accu zal afnemen of de accu zelfs beschadigd kan worden.

De auto in een noodgeval van binnenuit ontgrendelen

GUM254058

U kunt aan de binnenhandgreep van het portier trekken om het portier te ontgrendelen of te openen. Eenmaal trekken in ontgrendelde stand en tweemaal in vergrendelde stand. Nadat het portier iets open springt, duwt u het portier naar buiten om het te openen.

Opgelet FY_后车门锁
  • Wanneer het kinderslot is ingeschakeld, mag u geen kinderen alleen laten in de auto om letsel te voorkomen.

  • Bij het inschakelen van het kinderslot moet de inschakelstatus worden bevestigd om foutieve inschakeling te voorkomen.

  • Nadat het kinderslot van de achterportieren is ingeschakeld, kunnen de achterportieren niet meer worden geopend met behulp van de portierhendels aan de binnenkant van de auto en alleen van buitenaf met behulp van de portierhendels op de buitenkant van de auto. Nadat het achterportier is geopend, schuift u de knop in de tegenovergestelde richting om het kinderslot uit te schakelen, waarna de bijbehorende portierhendel aan de binnenkant van de auto weer normaal werkt.

De achterklep in noodgevallen openen

GUM258975GUM251463

U kunt de verwijderingshaak uit het boordgereedschap gebruiken om het vierkante blok boven de vergrendeling aan de binnenkant van de achterbak te verwijderen en vervolgens met uw vinger de knop in het gat indrukken om de achterklep te openen.

Evacuatie in noodsituaties

Verlaat de auto onmiddellijk in geval van gevaar of nood en roep hulp in terwijl u uw persoonlijke veiligheid in de gaten houdt.

Botsingen

Als uw auto betrokken is bij een ernstig aanrijdingsongeval en het veilig is om uit de auto te stappen, verlaat u onmiddellijk de auto en gaat u naar een veilig gebied om secundair letsel te voorkomen.

Autobrand of abnormale temperatuur

Als uw auto rookt uitstoot, in brand staat of in een andere noodsituatie verkeert, moet u snel uitstappen en naar een veilig gebied gaan om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen.

Als er op het middendisplay van uw auto waarschuwingen over abnormale problemen met de auto of de hoogspanningsaccu verschijnen, stop dan de auto op een veilige manier. Stap snel uit de auto en ga naar een veilige locatie om uw persoonlijke veiligheid te waarborgen.

Auto onder water

Als uw auto vast komt te zitten in een ernstig overstroomd gebied, zoals een onderdoorgang of een laaggelegen weg, verlaat u onmiddellijk de auto en gaat u naar een veilig gebied om uw persoonlijke veiligheid te garanderen.

Ernstige autopech

Als uw auto tijdens het rijden een ernstig defect vertoont of als het middendisplay een ernstig defect in de auto aangeeft, parkeert u de auto terwijl u goed op uw veiligheid let. Verlaat dan snel de auto en roep hulp in.

Andere

Andere scenario's waarin het nodig is om de auto onmiddellijk te evacueren.

EHBO-kit

Uw auto is uitgerust met een EHBO-kit in het dashboardkastje. De EHBO-kit bevat de noodzakelijke medische hulpmiddelen voor een eerste behandeling in noodsituaties. Voor specifieke instructies over het gebruik van de hulpmiddelen raadpleegt u de handleiding inbegrepen in de kit.

De EHBO-kit is 5 jaar houdbaar. Nadat deze tijd verstreken is, neemt u contact op met firefly om een nieuwe aan te schaffen.

Waarschuwingssymbolen

Nr.

Titel

Diagram

Beschrijving

1

Waarschuwingssymbool hoogspanning

GUM254065

Raak hoogspanningscomponenten niet aan. Gevaarlijk!

2

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 1

GUM254066

Hoogspanningscomponenten. Let op: Gevaar. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt. Pas op voor elektrische schokken!

3

Waarschuwingssymbool hoogspanningscomponent 2

GUM254067

Hoogspanningscomponenten. Let op: Gevaar. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt. Pas op voor elektrische schokken en brandwonden!

4

Waarschuwingssymbool hoogspanningsaccu

GUM254068

Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van hoogspanningsaccu's.

5

Symbool hoogspanningskabel

GUM254069

Alle hoogspanningscomponenten van de auto zijn met elkaar verbonden door oranje hoogspanningskabels. Raak hoogspanningscomponenten niet aan als u geen beschermende uitrusting draagt!

6

Compatibiliteitsaanduidingen voor het opladen van de auto

GUM254070 GUM254071 GUM254072

In de laadpoort van de auto vindt u compatibiliteitsaanduidingen die u helpen bij het opladen van de auto. Wanneer u de keuze hebt uit verschillende oplaadpistolen, moet u ervoor zorgen dat de aanduiding op het oplaadpistool overeenkomt met een van de aanduidingen in de oplaadpoort van de auto, namelijk C, K of L. Deze compatibiliteitsaanduidingen geven het voltagebereik voor het opladen aan:

  • C: AC ≤ 480 V

  • K: DC 50 V tot 500 V

  • L: DC 200 V tot 920 V

Informatie over reddingsacties van auto's in noodsituaties

GUM262505
  1. Aircocompressor

  2. HV elektrische verwarming met airco

  3. Gordelspanners

  4. Laadpoort

  5. Aandrijfmotor

  6. Laadmodule in de auto

  7. Stekker voor HV-uitschakeling in noodgevallen

  8. Airbagregeleenheid

  9. Gasveren

  10. Airbag in instrumentenpaneel voor voorpassagier

  11. Airbag in stuurwiel

  12. Zijairbag in de stoel

  13. Gordijnairbags

  14. 12V-accu

  15. Hoogspanningsaccu

  16. Structurele versteviging

Hoogspanningsaccu

De auto is uitgerust met een lithiumion-hoogspanningsaccu. Verzeker u ervan de hoogspanningsaccu niet te beschadigen wanneer de auto omhoog wordt geheven. Wees extra voorzichtig dat u de bodemplaat van de accu niet beschadigd wanneer u gereedschap gebruikt.

Waarschuwing 高压电池警告
  • Zorg voordat u hoogspanningscomponenten repareert, demonteert of installeert eerst dat de hoogspanningsvoeding is onderbroken, en controleer of de schakelaar voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen is uitgeschakeld en de 12V-accuvoeding is losgekoppeld. Na het loskoppelen van de voeding, dient u de auto gedurende langer dan 5 minuten onaangeroerd te laten staan.

  • Het is personeel zonder de benodigde kwalificaties verboden aan de hoogspanningscomponenten te werken. Monteurs moeten isolerende beschermingsmiddelen dragen, zoals isolerende handschoenen die voldoen aan de vereisten. Zij mogen geen metalen voorwerpen dragen of bij zich hebben.

Aandrijfmotor

Het elektrische aandrijfsysteem levert het vermogen van de auto door de gelijkstroomenergie van de hoogspanningsaccu op een regelbare manier om te zetten in een mechanisch koppel, en dit op de wielen over te brengen om de auto aan te drijven. Bovendien kan de elektrische aandrijving bij afremmen ook de remenergie recupereren om de hoogspanningsaccu op te laden. De elektrische aandrijving van de auto achter zit op het achterassubframe.

12V-accu

De laagspanningsaccu van de auto is een 12V-accu. De 12V-accu voorziet airbags, ruiten, sloten, aanraaksystemen en verlichtingssystemen enz. van stroom.

Airbags

De frontale airbags bestaan uit de hoofdairbags en zij-airbags van de voorste zitrij. De airbags voor bestaan uit de frontale airbags voorste zitrij, die respectievelijk in de bekleding van het stuurwiel bij het instrumentenpaneel aan de kant van de voorpassagier zitten. De zij-airbags bestaan uit zij-airbags voor (aan de buitenzijden van de voorpassagiersstoel en aan de binnenzijde van de bestuurdersstoel) en gordijnairbags (aan beide zijden in het plafond boven de portieren van de A-stijl tot de C-stijl, waar de gascilinders van de gordijnairbags zitten). De plaatsen waar zich een airbag bevindt, zijn gemarkeerd met het woord "AIRBAG" om u aan de locaties ervan te herinneren.

Waarschuwing 安全气囊弹出后仍在一定时间内带电,禁止在安全气囊弹出后立即碰触全部安全气囊组件,以免造成人身伤害。
  • De airbags blijven elektrisch geladen gedurende een bepaalde tijd nadat ze zijn opgeblazen. Het is verboden om direct nadat de airbag is opgeblazen de onderdelen van de airbag aan te raken om persoonlijk letsel te voorkomen.

  • Het is voor reddingswerkers verboden om de gascilinders van de gordijnairbags door te knippen omdat dit persoonlijk letsel kan veroorzaken.

Gordelspanners

Er zijn gordelvoorspanners voor zowel de stoelen van de voorste zitrij als de buitenste stoelen van de tweede zitrij. Deze gordelspanner biedt een bepaalde voorspanningskracht voor de veiligheidsgordel bij een ernstig ongeval. Ze trekken een deel van de veiligheidsgordel snel in om de passagiers goed te beschermen. Tegelijkertijd voorkomen ze dat de veiligheidsgordel te veel kracht uitoefent en de inzittenden gewond raken.

Beschermende uitrusting voor reddingsacties

De aandrijflijn van de auto wordt aangedreven door een hoogspanningsaccu. Bij een ernstige botsing kan er hoogspanning of elektrolyt uit de accu lekken. Daarom moeten reddingsoperaties voor de auto worden uitgevoerd door professionele redders die de juiste beschermingsmiddelen dragen om persoonlijke veiligheid te waarborgen.

Waarschuwing 对车辆进行操作时请确保身上未携带金属制品(如项链、手表等),以免发生电击伤害。

Zorg ervoor dat u bij het werken aan de auto geen metalen voorwerpen draagt (zoals kettingen en horloges) om letsel door elektrische schokken te voorkomen.

Elektrische bescherming

Gebruik de volgende beschermingsmiddelen om letsel door elektrische hoogspanningsschokken te voorkomen:
  • Isolerende rubberhandschoenen (elektrisch isolerend tegen spanningen van meer dan 1000 V)

  • Veiligheidsbril

  • Isolerend veiligheidsschoeisel

  • Gereedschappen met geïsoleerde beschermlaag

Chemische bescherming

Draag in het geval van een mogelijk risico van lekkage van een hoogspanningsaccu de volgende beschermingsmiddelen om letsel aan uw huid en gezicht te voorkomen:
  • Gezichtsbescherming

  • Oplosmiddelbestendige handschoenen

Voertuig omhoog heffen

Ga als volgt te werk voor volledig heffen met behulp van de krikpunten:

  1. Plaats de auto centraal tussen de hefbrug.

  2. Plaats de hefarmkussens onder de aangewezen krikpunten van de auto (groene markering op de afbeelding) en pas de hoogte en positie van de hefarmkussens aan om te zorgen dat ze correct geplaatst zijn.

    GUM254075

    GUM254076

    Geschikte krikpunten voor auto

    GUM254078

    Ongeschikte krikpunten voor auto

  3. Breng de hefbrug omhoog tot de gewenste hoogte en zorg dat de hefarmkussens op hun plaats blijven.

  4. Schakel eventuele veiligheidsvergrendelingen van de hefbrug in. Til de auto op volgens de instructies van de fabrikant van de hefbrug.

Waarschuwing 车辆举升
  • Hef een voertuig dat niet goed wordt ondersteund niet omhoog omdat dit ernstige schade aan de auto en zelfs persoonlijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben.

  • Hef de auto niet omhoog aan de onderkant van de hoogspanningsaccu.

  • Raak de hoogspanningsaccu of andere hoogspanningscomponenten niet aan wanneer de auto omhoog wordt geheven en nadat deze omhoog is geheven.

  • Controleer bij het omhoog heffen van de auto de omgeving van de auto om er zeker van te zijn dat de relevante gebieden vrij zijn van obstakels tijdens het omhoog heffen en neerlaten, en dat de portieren, kap van de bagageruimte voorin en achterklep gesloten zijn om schade aan de auto te voorkomen.

Het hoogspanningscircuit onderbreken:

Hoogspanningssysteem uitschakelen in noodgevallen

Terwijl de auto is ingeschakeld en stilstaat (niet aangesloten op een acculader/-ontlader), drukt u lang (ongeveer 5 seconden) op de knop Parkeerstand (P) totdat er op het middendisplay een aftelling 'Hoogspanning nu uitschakelen' verschijnt, waarna het hoogspanningssysteem wordt uitgeschakeld.

GUM252522
Opgelet FY_应急高压下电_出口
  • Vermijd veelvuldig gebruik van deze functie omdat dit de levensduur van het hoogspanningssysteem van de auto in gevaar kan brengen.

  • Nadat het hoogspanningssysteem is uitgeschakeld, kan stroomverlies optreden in de 12V-accu. Als de 12V-accu bijna leeg is, wordt ook het laagspanningssysteem van de auto uitgeschakeld.

Na uitschakelen van het hoogspanningssysteem kunt u de auto weer activeren door het rempedaal in te trappen of door op Hoogspanning opnieuw inschakelen > Opnieuw inschakelen op het middendisplay te tikken.

Het hoogspanningscircuit onderbreken:

Waarschuwing 切断高压回路时应由专业救援人员穿戴正确的防护装置,切勿直接触摸车辆高压部分。

Het hoogspanningscircuit moet worden onderbroken door professionele reddingswerkers die de juiste beschermingsmiddelen gebruiken. Raak de hoogspanningscomponenten niet rechtstreeks aan om persoonlijk letsel of zelfs overlijden te voorkomen.

Om het hoogspanningscircuit uit te schakelen, koppelt u eerst de stekker voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen los en koppelt u vervolgens de minpool van de 12V-accu los (beide onder de achterbank links).

Ga als volgt te werk:
  1. Klap de achterbank links naar voren:

    GUM254079
    1. Trek de riem op de achterbank links naar voren om het zitkussen te ontgrendelen (gemarkeerd als ① in het diagram).

    2. Til vervolgens de riem omhoog om het zitkussen omhoog te brengen (gemarkeerd als ② in het diagram).

    3. Reik achter het zitkussen en klap het naar voren totdat de voorste rand in de vloerbekleding grijpt (gemarkeerd als ③ in het diagram).

  2. Open het toegangspaneel onder de achterbank links.

    GUM254081
  3. Ontkoppel de stekker voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen. Hierdoor wordt het hoogspanningsvoedingscircuit uitgeschakeld.

    GUM254082GUM254083
    Opgelet 紧急高压切断插头-FY
    • Na het loskoppelen van de stekker voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen adviseren wij u een vergrendelblok te gebruiken om te voorkomen dat anderen de stekker per ongeluk aansluiten.

    • Wacht na het loskoppelen van de stekker voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen minstens 3 minuten om de condensatoren binnenin de hoogspanningscomponenten de tijd te geven volledig te ontladen.

    • Nadat de stekker voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen is losgekoppeld, wordt een foutmelding weergegeven op het middendisplay en op het display van het instrumentenpaneel. Nadat de stekker weer is aangesloten en de auto weer is ingeschakeld, worden de betreffende foutmeldingen gewist.

  4. Ontkoppel de minkabel van de 12V-accu. Omwikkel de aansluitpen na het ontkoppelen met beschermende isolatie om onbedoeld contact en kortsluiting te voorkomen.

    GUM254084
  5. Sluit bij herstellen van het hoogspanningscircuit eerst de stekker voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen weer aan en sluit vervolgens de 12V-accu aan. Als de 12V-accu vóór de stekker voor het onderbreken van de hoogspanning in noodgevallen wordt aangesloten, meldt de auto mogelijk een storing.

  6. Zet na de werkhandeling het toegangspaneel vast en draai het zitkussen terug in de vergrendelde stand door het rondom de scharnieras te draaien.

    Opgelet 恢复坐垫位置时,需按压坐垫前端,使座椅背部锁钩完全锁止。

    Druk bij het terugplaatsen van het zitkussen op de voorkant van het zitkussen totdat de haken aan de achterkant van de stoel volledig zijn vergrendeld.

Noodhulp bij ontgrendelen

Als de accu van de auto helemaal ontladen is en u de auto niet met uw telefoonsleutel, NFC-kaart of door lang op de achterklepknop te drukken kunt ontgrendelen, neem dan contact op met de firefly-service voor noodhulp bij het ontgrendelen.

Opgelet 应急解锁救援仅用于紧急解锁车门,车辆解锁后应立即去除外部电源,请勿使用应急解锁搭电片进行 12V 蓄电池的充电,请参见“跨接启动”部分。

Hulp bij noodontgrendeling wordt alleen gebruikt voor noodontgrendeling van de portieren. Verwijder onmiddellijk de externe voedingsbron nadat de auto is ontgrendeld. Gebruik de starthulp bij ontgrendelen in noodgevallen niet om de 12V-accu op te laden.

Ga voor noodhulp bij ontgrendelen als volgt te werk:

  1. Druk op de onderkant van de sleepoogklep aan de voorkant van de auto om deze te openen, en trek vervolgens de klep en de zekeringhouder voor starthulp bij ontgrendelen in noodgevallen uit de holte voor het sleepoog.

    GUM254085
  2. Open het deksel van de zekeringhouder voor starthulp bij ontgrendelen in noodgevallen en steek een van de reservezekeringen aan beide zijden in de middelste zekeringpositie.

    GUM254086
  3. Sluit de rode pluskabel (+) van de externe laagspanningsvoeding aan op de pluspool (+) op de sleepklep en de zwarte minkabel (-) van de externe laagspanningsvoeding op de zwarte minpool (-) aan de kabels.

    GUM254087
  4. Nadat de auto op de externe stroomvoorziening is aangesloten, kunt u uw telefoonsleutel en de NFC-kaart gebruiken om de auto te ontgrendelen en het portier te openen.

  5. Nadat de auto is ontgrendeld, schakelt u de externe voeding uit, plaatst u de reservezekering terug in zijn oorspronkelijke positie in de zekeringhouder voor starthulp bij ontgrendelen in noodgevallen, en plaatst u de zekeringhouder en de sleepoogklep weer terug waar ze zaten.

    Opgelet 车辆解锁后请务必将应急解锁搭电保险丝盒内备用保险丝从中间端子插槽内拔出,否则可能造成应急解锁正极搭电片短路甚至烧蚀。

    Nadat de auto is ontgrendeld, moet u de reservezekering uit de zekeringdoos voor starthulp bij ontgrendelen in noodgevallen trekken. Anders kan de starthulp bij ontgrendelen in noodgevallen kortsluiting veroorzaken of zelfs doorbranden.

Een beschadigde auto slepen

Opgelet 本车辆不适合使用车轮着地的牵引方式进行牵引,请勿使用牵引链条直接牵引车辆。
  • Dit auto mag niet worden gesleept met vier wielen op de grond. Sleep de auto niet rechtstreeks met een sleeptouw.

  • De sleepoog worden alleen aanbevolen voor het verplaatsen van de auto vanaf een vlakke ondergrond op een auto-ambulance.

  • Wanneer het voertuig vastzit in de sneeuw, modder of zand, of wanneer de wielen geblokkeerd zijn en niet vrij kunnen draaien, mag u niet een sleepoog gebruiken om het voertuig te slepen. Neem in plaats daarvan contact op met het servicecentrum van firefly.

  • Als u een voertuig sleept, verzekert u zich ervan dat het voertuig stabiel is en alle portieren zijn gesloten en vergrendeld. Laat personen niet in de buurt van de auto komen of erin zitten.

  • Verzeker u ervan dat bij het transporteren van de auto de wielen zijn vastgezet en u voldoet aan de relevante plaatselijke regelgeving.

GUM254088
Wanneer slepen noodzakelijk is, vervoer de auto dan met een dieplader volgens de volgende procedures:
  1. Neem het sleepoog uit de gereedschapskist in de achterbak.

    GUM254089
  2. Druk op de onderkant van de sleepoogklep aan de voorkant van de auto om de klep (1 in het diagram) te openen. Steek het sleepoog in de opening en draai tot het sleepoog stevig vastzit (2 in het diagram). Het sleepoog aan de achterkant van de auto (indien voorzien) wordt op dezelfde manier bevestigd als het exemplaar aan de voorkant.

    GUM254090
  3. Trap het rempedaal in terwijl de auto in de Parkeerstand (P) staat. Ga viaGUM254091 op het middendisplay naar de interface Instellingen, tik op Rijmodus > Neutraalstand (N). De parkeerrem wordt losgezet en de auto kan nu worden gesleept.

  4. Schakel de auto uit voordat u deze gaat slepen, schakel de alarmknipperlichten in en zorg dat de auto volledig is vergrendeld wanneer deze niet wordt gebruikt.

  5. Bevestig de sleepketting aan het sleephaak en sleep de auto langzaam met de lier op de dieplader.

  6. Zet de banden vast met wielblokken en spanbanden nadat de auto op de dieplader is geplaatst.

  7. Schakel de versnellingsstand Neutraal (N) op het middendisplay uit voordat u de auto op de dieplader vervoert om schade door stoten tijdens het vervoer te voorkomen.

Opgelet 在确保车辆没有安全风险的前提下才可拖离现场。-FY
  • Alleen als er geen veiligheidsrisico is voor het voertuig, mag het van de locatie worden weggesleept. Als het hoogspanningsaccupakket van de auto vervormd is, vloeistof lekt of rook uitstoot, moeten de veiligheidsrisico's eerst worden weggenomen.

  • Als u niet op de normale manier de neutraalstand (N) kunt selecteren, kunt u proberen om het middendisplay opnieuw op te starten door de 12V-accu weer aan te sluiten. Als het niet mogelijk is om de parkeerrem los te zetten, kan het voertuig over een zo kort mogelijke afstand worden verplaatst met behulp van wieldollies of een platformlier.

  • Trap het rempedaal of gaspedaal niet hard in terwijl u op het middendisplay de neutraalstand (N) verlaat.

  • Wanneer de parkeerrem is losgezet en de auto kan worden gesleept, bestaat op een hellende weg het risico dat de auto naar beneden rolt. Indien nodig moet u in combinatie met de parkeerrem ook stopblokken gebruiken.

  • Let bij het openen van de sleepoogklep erop dat u de positieve en negatieve kabels voor noodontgrendeling niet breekt.

  • Om de sleepoogklep te kunnen sluiten, moet u eerst het achterste deel van de positieve en negatieve kabels op de sleepoogklep recht maken, deze in de voorbumper terugstoppen en vervolgens de sleepoogklep en de kabels terugstoppen in de voorbumper.

  • Het sleepoog moet stevig in het draadgat worden geschroefd omdat anders de haak tijdens het slepen kan losschieten.

  • Bevestig de sleepketting alleen aan het sleepoog en niet aan andere onderdelen van de auto omdat anders de auto kan worden beschadigd.

  • Wees bijzonder voorzichtig wanneer u het sleepoog gebruikt om de auto te slepen. Start de auto langzaam en soepel. Een te hoge trekkracht veroorzaakt stootbelastingen die ernstig letsel of schade aan de auto kunnen veroorzaken.

  • Na gebruik van het sleepoog moet deze worden teruggeplaatst in de gereedschapskist in de bagageruimte achterin en niet in de bagageruimte voorin om te voorkomen dat het uiteinde van het sleepoog het oppervlak en de carrosserie van de bagageruimte voorin beschadigt.

Reddingsactie bij een te water geraakt voertuig

Opgelet 车辆在涉水行驶时建议不要长时间处于深水内(以不超过电池底板为宜),否则容易对车辆高压部件造成损坏。

Het wordt geadviseerd om niet langdurig in diep water te blijven staan (bij voorkeur niet dieper dan de bodemplaat van de hoogspanningsaccu) wanneer de auto door hoog water rijdt omdat dit schade kan veroorzaken aan de hoogspanningscomponenten.

Zolang de carrosserie en het chassis van de auto niet beschadigd zijn, is er geen aanzienlijke kans op elektrische schokken door een korte onderdompeling in water. Echter, bij met water doordrenkte voertuigen moet professioneel reddingspersoneel de juiste beschermende reddingsuitrusting dragen, voor goede isolatie zorgen, de auto uit het water trekken, het portier openen en de stroom uitschakelen. Vervolgens moeten ze het water uit de auto verwijderen, controleren op lekkage en het hoogspanningscircuit veilig uitschakelen.

Waarschuwing 处理浸水车辆时,若救援人员未穿戴适当的救援防护装备将带来严重伤害甚至死亡。

Als bij een te water geraakte auto de reddingswerkers geen goede beschermende reddingsuitrusting dragen, kan dit leiden tot ernstig letsel of zelfs de dood.

Redding bij autobrand

Waarschuwing 如果车辆发生火灾,切勿直接触摸车辆任意部分。请穿戴正确的防护装备对其进行操作。
  • Als het voertuig in brand staat, mag u geen enkel deel van het voertuig aanraken. Reddingsoperaties moeten worden uitgevoerd door professionele reddingswerkers die de juiste beschermingsmiddelen dragen.

  • De gassen opgeslagen de gascilinders van de gordijnairbags en de hogedrukgascilinders van de luchtvering kunnen bij hoge temperaturen uitzetten en een explosie veroorzaken. Wees altijd voorzichtig om persoonlijk letsel te voorkomen.

Brandblussers mogen worden gebruikt als de hoogspanningsaccu niet bij de brand in de auto betrokken is.

Als de hoogspanningsaccu van de auto verhit of ontstoken is, of zelfs maar verbogen, gebarsten of beschadigd is, koelt u de hoogspanningsaccu af met een grote hoeveelheid water of een brandblusser met gemengd schuim (F500 wordt aanbevolen). Nadat de hoogspanningsaccu volledig is afgekoeld (dit kan tot 24 uur duren), monitort u de situatie nog een uur en verzekert u zich ervan dat de hoogspanningsaccu niet meer warm wordt voordat u de auto verplaatst naar een open ruimte met een vlakke ondergrond. Zet een veilig gebied af van 15 meter om te voorkomen dat niet-betrokken personen de auto kunnen aanraken.

Waarschuwing 对着火的高压电池采取降温措施后需警惕高压电池有复燃风险,避免运输过程中造成二次伤害。

Nadat u maatregelen hebt genomen om de brandende hoogspanningsaccu af te koelen, moet u alert blijven op het risico dat de accu opnieuw vlam vat om gevaren te voorkomen tijdens het transport van de beschadigde auto.

Reddingsactie bij een auto met hoogspanningsacculekkage

Waarschuwing 若车辆发生碰撞事故导致高压电池液体泄漏应由专业救援人员操作,且务必佩戴防护面罩以及溶剂隔离手套,切勿直接碰触液体。

Als een botsing plaatsvindt die leidt tot lekkage van vloeistof uit de hoogspanningsaccu, moet dit worden afgehandeld door professionele reddingswerkers die gelaatsbescherming en oplosmiddelbestendige handschoenen moeten dragen en rechtstreekse aanraking van de vloeistof moeten vermijden.

Als de hoogspanningsaccu lekt, kan deze warmte genereren en zelfs brand veroorzaken. Koel de hoogspanningsaccu eerst af en ruim daarna de vloeistoffen op:
  • Als de lekkage niet ernstig is, gebruikt u een vloeistofabsorberend vel om de vloeistof op te ruimen en plaatst u het vel vervolgens in een afgesloten bak of ruimt u het vel op door middel van verbrandt.

  • Als de lekkage ernstig is, ruimt u de vloeistoffen op door de richtlijnen voor het verwerken van gevaarlijk chemisch afval te volgen. Giet calciumgluconaatoplossing over de gelekte vloeistoffen.

Opgelet 若人体不慎接触泄露液体时,应尝试消除污染的衣物并立即用肥皂和大量水冲洗15分钟,直到没有化学物质残留。若无改善或出现不适症状,请立即就医。

Als het menselijk lichaam per ongeluk in aanraking komt met de gelekte vloeistof, trekt u de vervuilde kleding uit en spoelt u onmiddellijk gedurende 15 minuten met zeep en veel water tot er geen resten van chemicaliën meer zijn. Als geen verbetering optreedt of ongemak wordt ervaren, moet o onmiddellijk medische hulp inroepen.

Zone voor snijden en knippen door de hulpdiensten

Waarschuwing 专业救援人员对车辆进行切割操作时务必使用液压切刀等合适的工具,并穿戴适当的个人防护装备,避免造成严重的人身伤害。

Bij het knippen in de auto moeten professionele reddingswerkers geschikt gereedschap gebruiken, zoals hydraulische scharen, en geschikte beschermingsmiddelen dragen om ernstig persoonlijk letsel te voorkomen.

Wanneer snijden of knippen door de hulpdiensten noodzakelijk is, moeten geschikte gereedschappen worden gebruikt. De hoogspannings- en hogedrukzones van de auto zijn verboden snijzones, zoals: Onderdelen die verband houden met de airbags, hoogspanningsonderdelen en andere onderdelen, zoals aangegeven in de belangrijkste gebieden op de afbeelding hieronder.

GUM254092

Autoruiten

GUM254094
  1. Gelaagd glas

  2. Gehard glas